Koppig

De hand, 2016, computertekening

Geen gezicht

Ze had een gezicht dat veel weg had van een laatste, bijna
weggewaaide bloem. Haar lichtoranje gelaat verbleekte per
seconde. Ze werd doodkoppig.
De doodkoppigen zijn stellig of stil. Ze drijven met hun ogen
de wolken weg en wijzen zomaar iemand aan. Hun handen
zijn hard, in tegenstelling tot hun oren, die omhelzen het hart.
Waar het buiten koud en zwart is, daar waar de wolven graag
zijn, laten zij hun warme kant zien. Zij huilen mee, zodat de
stenen in de zon willen dansen en de insecten wegschieten
als een net geknapt stuk elastiek.
Meestal is er weinig licht. Alles lijkt dan schaars en niet onder
controle. Hoe anders is de lichtstad! Met z’n tienduizenden
leest men daar boeken. Boeken over het menselijk bestaan
of varianten daarop. Alles onder de loep. Niets mag verloren
gaan tot de grond is vergaan.
Pas als alle bladzijden uitgelezen zijn gaan ze naar bed.
De vacht van de huiskat neemt het over en ronkt zich rood,
omdat het licht beslag legt op het geluid.
Zo wordt alles groot wat klein was.
En zo spugen de bleke doodkoppigen het eten weg.
Zij bezitten het geheim en bezingen het in de nacht.
Hun tanden bloeden als gevulde bonbons. Dat is nog eens lachen!
Als je oud en wijs wilt zijn moet je eerst ontdekken dat dorst
iets nats is. Dan pas gaan planten en bomen uitlopen.
Terwijl ik dit schrijf denk ik: ik lijk wel gek. Knarsetandend gek.

Klarinet

Landschap, 2016, computertekening

Vroeger is toen

In de schaduw aan de bosrand stond een groot huis.
Er waren nieuwe mensen gekomen en alle grauwheid was volkomen
verdwenen. Dat kwam omdat die mensen behept waren met een
zekere leerlust. In het bos hoorde je nu geen enkele knieval meer.
Een eenvoudige houthakker had alles al zwaar bonkend weggeslagen.
Dieren gaven hem een warm applaus.
Wat eens onder oude lagen stof lag kwam al poetsend als blinkend
goud helder te voorschijn. Met de kracht van een magneet van een
bezetene, die zich maestro noemde, sloeg de nieuwe man elke papzak
aan flarden. Er zaten veel losse elementen.
Alles werd met overleg verwijderd en hard aangepakt. Een nieuwe,
zonnige wereld verscheen.
Vlinders ontwaakten weer. Eenzame beenbleke bloemen kregen hun
kleur terug. Het verloren zaad rekte zich zo lang mogelijk uit en liet
zien wat echte natuur was. Hier was zeker sprake van een groot geluk
en grote rust.
Toen dat geluk het oude had weggestroomd kon de meester in stilte
verder dromen. Achter de oranje en bruine kozijnen was de wereld
één groot en mooi gebaar. Hij telde de talrijke spinnen voordat ze de
vrijheid kregen. Heel de omgeving werd losgezongen van vroeger.
Alleen de naam van het huis bleef nog bestaan, als anker voor de
postbode.
Geen dag was meer hetzelfde, de dagen waren juist aangenaam
wisselvallig. Feiten overtroefden oude fouten. Niemand raakte
overwerkt.
Totdat het lot op een slecht moment het geluk in gekte liet vallen.
Toen spoelde alles blindelings weg.
Eerst langzaam, daarna sneller dan het leven. Niet meer bij te houden.
Alle weerstanden waren opgestaan, deden meedogenloos hun werk.

Alles is opnieuw zielloos, verlaten.
Soms hoor je daar nog een lauwe, jammerlijke klarinet in de sloot bij
het huis klagen.

Ouder

Namiddag, 2016, computertekening

Vastigheid

Klauterend klampen ze zich vast aan elkaar. De gloed gloeit
in de ogen. Ze zuigen het vocht en het zout uit de lucht.
Nu is het tijd om het heerlijke leven te bezingen. Ze zijn in
priemende bloei. Sterren regenen straks uit hun kelen. De
wriemelende dood kan heel lang wachten.
Ze voelen zich veertien, maar zijn het niet.
De genegenheid verslikt zich bijna in vastigheid. Hun hoofden
zijn niet van klei of leem, zij kneden kwetter. Er is sprake van
lichte romantiek.
Als je veertien bent slobberen de sokjes in je schoenen, dan
trippel je over het grote mensentoneel of oefen je de eerste
zoen op een spiegel. Narcis blijkt koud en  hard. Misschien moet
je onverhoeds bloeden. Onverhoeds hoort bij veertien.
Je vader kan lief voor je zijn.
Hij is een grabbelton vol verkruimelde woorden.
Vogels gaan verschrikt in de lucht, zij hebben hun buik vol van
die man.
Dromen gaan rollen tussen de vingers. Het is stuifmeeltijd.
Je wang kan gaan kneuzen als je even niet oplet.
Engelen veranderen in schadelijke stof. Gemaakt om te voelen
vonden ze het vuur. Engelen zijn handig, het gaat kriskras en
ineens is de zomerse ridder bloedeloos, ijskoud.
Je staat rustig op en bindt je haar weer vast.
Daarna leg je je gezicht omlaag op de kam.
Je neuriet de muziek van een gestolen zon.
Je bent niet meer boos en ouder dan twintig.

Blues

Nachtzicht, 2016, boek 115, pagina 44

Ontstijging

Het gat gaapt hem aan.
Niet naar kijken.
Gaten zitten vol ongeloof, ze maken samen één boos gezicht.
Blijf daar weg!
Met de blik vooruit, de ogen nog doof, brokkelt het gat vanzelf af.
Kijk, de onderlaag glimt al en verschuift moeiteloos alle donkere
luchten zonder je blote handen. Dit is al een beter gezicht!
Nu krijg je langzaam het gevoel terug dat muggen eerder dood
gaan voor dat ze kunnen steken. Je bent nog wijzer dan de oudste
eik. Met praatjes hoeft niemand nu aan te komen, God is een mietje.
Nu kun je echt omzien in verwondering en daarna de Blues spelen.
Zolang je speelt is het denken weg. In die vorm van iele ijdelheid
speel je zelf steeds de hoogste hoofdrol. En als de herkenning drie
dubbel terugkijkt is alles nog anders ook. Geweldig!
Je gaat in trance door.
Langgerekte noten kaatsen spiegelbeelden van de ziel genadeloos
terug.
Je weet niet of het kunst of echt is, maar zeker tijdelijk.
Je ontstijgt voor een mooi moment jezelf.
Anderen zien jou, geen gapend gat.

Droom

Koele plek, 2016, schets

Positief ingesteld

De branie naast haar knielt neer als een bange man, zij ziet het niet.
Of heeft geen zin in zijn wonden of betraand gezicht. Ze heeft wel
iets beters te doen en vliegt subiet weg door alle nevels heen.
De nagelbijters blijven achter met hun verwilderde ogen waar ze
niets mee kunnen zien. Het alleen maar met de ogen iets beleven
is net zoiets als te vroeg sterven. Je hebt er niets aan.

En toen kwam ze aan op haar koele broedplaats, waar allemaal
lachende korrels leven. Dit land is vergeven van eendagsvliegen,
vele strijken neer. Dit is geen verboden land. Hier waaien grote
ventilatoren. Hier hijsen ze het nooit gedacht geluk met gouden
vlaggen.
Als je een beetje positief ingesteld bent heb je geen idee meer van
tijd. Het zwarte git zwijgt hier voorgoed. Het roze fluit zo bezeten
dat het er bijna rood van wordt.
Ze vergeet alle snode heren uit het land van de netjesleggers,
neussnuiters en handenwassers. Al dat nette gedoe maakt je alleen
maar kwetsbaar. Je hebt er niets aan.

Kijk daar steekt een hond zijn druipende snuit naar buiten.
Met de kop in de zon hoef je niet te bijten of te snauwen.
In de zon ben je de zon en staan je ogen alleen maar zacht, omdat
je mag sluimeren.
Ook zij voelt zich een zonnige pop in een kinderstoel, brandt zich
bijna aan het warme zand. Haar buik spant zich vol genot samen.
Wie iets wil voelen en van zich wil laten horen moet naar dit land
gaan.
Je hebt er alles aan.

Illusie

Voetlezer, 2016, schets

Het verhaal vertelt

Inmiddels ben ik zover, ik wil mijn verhaal vertellen.
Ik ben vastbesloten.
Maar er zijn nog wel een paar vragen waar ik nog een antwoord
op moet zien te vinden.
Mijn informatiebron is een goede vriend en ook een opschepper.
Je kan aan het zenuwachtig optrekken van zijn linker wenkbrauw
zien dat hij fantaseert of liegt. Dat weet hij niet, ik ga het hem ook
niet vertellen.
Mijn vriend is verzamelaar van indrukken en daarom is hij heel
nuttig voor mijn te schrijven boek. Misschien had ik eerder aan
hem moeten denken om wat tijd te besparen. Hoewel zijn uitleg
vaak ook erg warrig is en veel tijd kost. Hij is tamelijk breedsprakig,
die vriend.
Waar ik beslist meer over wil weten is het aangrenzende bos.
Op één van mijn ochtendwandelingen heb ik daar een boom met
vreemde takken gezien. Het vreemde zit in de vorm van de takken,
die nogal rondslingeren en als je even stil blijft staan wil de tak
ook nog wel eens uit zichzelf gaan zingen.
Niet luid, maar toch. Het zijn La-la-la-takken.
Het eerste wat mij opvalt is de wending, ik blijf verbaasd.
Hoe kan een tak zoiets bedenken? Er zit veel joligheid in de boom.
Of de natuur is uit wanhoop richtingloos geworden, dat kan ook.

Voor geïnteresseerden: ik schreef er al eens over in Brown Breezer,
begin 2000, toen heette het Lentewind (later: Optical Illusion).

Leugen

Aan de ketting, 2016, bewerkte foto

Lichtelijk overdreven

Hij maakte carrière door geboorte. Hij was tenslotte prins.
Er werd van hem veel verwacht in een korte tijd. Het was een
heksentoer om dit contract tot een goed einde te brengen.
Het begon bij de opvoeding, alles was erg ethisch. Hij raakte
daardoor nogal geïsoleerd. Voedsel en schema-leer volgden.
Soms zag hij zichzelf als een kleine wereldramp. Een grote kon
dus nog volgen.
Maar zover kwam het niet.
Hij maakte een keuze om voortaan alleen maar achter de feiten
aan te hollen, dat gaf veel ruimte. Antwoorden stelde hij graag uit.
Ook weer tijdwinst!
Toen hij wist dat er van mannen steeds meer een multipele perfectie
werd verwacht ging hij snel zijn borst waxen, plus een frappante
wenkbrauwlift doen. Hij bleef daardoor jong en fris, ondank het vele
bier.
Zijn eetstoornis was nog niet bekend in zijn land, ook de kwalijke
gevolgen daarvan niet.
Het mooie van alles was dat zijn vrouw hem feitelijk redde door
altijd en op ieder moment de show te stelen. Ze gaf het volk een
krachtige boodschap en men was nog heel lang zeer tevreden met
die fopspeen.

Van dit verhaal is niets waar of het gaat over iemand anders.

Oeuvre

Leeg archief, 2016, computertekening

Het was gisteren

Het zij zo.
Het is nu eenmaal zo.
Het is nu te laat om alles terug te draaien of te veranderen.
Ik heb het eenzijdig gedaan, ik zal het niet ontkennen.
Het heeft zo moeten zijn.
Het is daarom waar.
Het verklaart de vergissing. Een angstaanjagend vuur brak los.
Ik heb me nog één keer goed kunnen verwarmen.
Het was geen slordigheid.
Het was een geestelijke verlichting.
Het was niet zo dat ik mijn eigen tegenstander was, die dom deed.
Ik sta er helemaal compleet achter.
Het is goed geweest voor de statistieken.
Het voegde dingen samen.
Het gebeurde met de fosforhanden, zij ontbrandden witheet.
Ik stond er gelukkig naar te kijken.

Het was gisteren, niet vandaag.

Geweldig

Verdwijnpunt, 2016, computertekening

Het allerbeste

Buiten het montuur van de tijd luidt de herinnering, die altijd op
zoek is naar storm. Pas op voor de holle herinnering, die is erg actief.
Zij wil al je vingerafdrukken verzamelen.
Maar goed, als het laatste licht valt en we afscheid hebben genomen
van de boomtoppen, dan kunnen we heerlijk verder golven op het
kompas van het hart. We voelen ons in de nacht snel meer dan
jeugdig en varen graag op eigen hitsige golven mee.
Laat mij dan je blinde gids zijn, in de nacht heb je immers geen
zicht nodig.
Ik kan de sterren laten schitteren in het nachttheater.
Ik laat de hemel in de vijver likken zonder dat je het merkt. En dan
is het voorwaarts! tot diep in de morgen.
Je zult spreken in de kwaaktaal van een kind en met grote passen
ben je in één nacht over de top van de hoogste berg.
Het is een gave, ik haal het allerbeste in mensen boven, echt, mijn
torenkraaien doen de rest.
Kijk, nee kijk niet, ik loop nu recht op je af. Als leidsman van alle
wegen weet ik maar al te goed dat het boek der aarde nu open ligt.
Ik laat iedere sneeuwbui tot vonken omsmelten door mijn energie.
Je hoeft alleen maar toestemming te geven en alles wervelt oneindig
rond tot het verdwijnpunt alles opslokt.

Werken

Van driehoek naar vierkant, 1976, grafiet/gaten op linnen, 70 x 70 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Kunst is geen ziekte

De meest integere, bedachtzame en publiciteitsschuwe van de
twee had in de jaren zeventig al eens gezegd dat kunst geen
wedstrijd was. Dat zij ooit toen een kunstprijs had gekregen, die
gesponsord werd door een plaatselijke uitvaartvereniging was een
nietszeggende bijzaak. Om te leven moet je af en toe dood gaan,
was haar idee.
Niettegenstaande deze macabere geldschieter had ze de prijs wel
aanvaard, maar had eenmaal op het podium de gelegenheid bij de
kop gepakt om haar ongenoegen over de competitieve houding
van de kunstenaars in het algemeen kenbaar te maken.
Je moest je nooit iets aantrekken van een ander.
Liever in alle stilte eenzaam sterven was een beter plan, het zou
het oeuvre ten goede komen.
Sterker nog: de wereld zou ineens versteld staan van al wat eerst
verborgen was. Van niets naar iets is altijd een verrassing!
Dat lijkt me een te romantisch idee. Het grote publiek trapt er vast
nog wel in, maar kunst is echt geen wedstrijd of ziekte.
De hectische markt wil graag dat wij zo denken.
Kunst moet kennelijk machtig en omvangrijk zijn.

De loopbanen van kunstenaars zijn op z’n minst grillig.
Een lange, volhardende weg moet met zekere tred worden belopen.
Voor je veertigste wordt het meestal nog niets of je bent al opgebrand
en afgeserveerd.
Als je een lijstje zou maken van honderd topkunstenaars dan zouden er
misschien zeven onder de veertig zitten.
Uithoudingsvermogen is dus een vereiste. Het duurt even om te
stijgen. Je wordt niet geboren als kunstenaar met stip.
Je moet er hard voor werken voordat de markt je eindelijk oppikt.