Idee

Muziek(k)lucht, 2016, computertekening

x-2016_muziekklucht_ct

Droom

Al ben je nog zo pasgewassen en strak gespannen, bij jou is het
altijd zondag.
Hoe je dat doet is mij een raadsel. Je bent altijd smetteloos.
Als de pleinen nog slapen ben jij al druk verkeer.
Jouw maagdelijkheid wacht op iedere straathoek.
Tenminste dat denk ik. Ik verwacht het met mijn hongerogen.
Ik kan niet anders dan je aanhoudend aanstaren als een pop die
stijf naar de wolken ligt te kijken. Zo is de stad altijd anders
vanaf jouw geboorte. De stad is door jouw betoeterd.
En nu, in de fragiel gewelven van de lente, zit ik wat in de ronde
schemer te mijmeren. Half op zoek naar de levens-bron.
Mijn weg is zacht, zachter dan het hart van een engel.
Ik ben tegen beter weten in denker geworden. Terwijl alles in de
kamer van vroeger goud en geel was, zie ik steeds minder kleur
door het wild slingerend groen rondom.
Lachend weet ik dat aarde wakker is en de hemel slaapt, maar
wie geeft het grote licht aan de schemer?
Kijk, dan is het tijd om niets meer op te lossen en te bedenken
dat de pudding van het brein vol vage vlekken zit. Je bent echt
verknipt als je dat wilt oplossen. Denk niet zo door en bouw lekker
voort op de verwarring. Die is zo groot en leuk dat je de aarde uit
zichzelf gaat verschuiven naar iets monumentaal moois.
Nooit gesmaakte smaken herinneren volkomen stofvrij.

Hart

Androgyne man, 2016, schets

2016_androgyne-man_s

Beschaving

Vreemd: van mijn ogen zeiden ze dat het mijn ogen waren.
Ik werd eraan herkend. Kun je dan de ogen van een ander
hebben? Is er een ruilbeurs?
Moet je je ergeren aan zo’n opmerking?
Ik denk het niet, men is alleen wat verdwaald in het zwarte
vlak. Men staart naar een eigen voet waarin net is geschoten.
Het pijnlijk dolen wordt beleefd van regel tot regel. Je bent of
man of vrouw. De ontsnapping is ver weg. Laat staan de zelf-
verdwijning, die wordt gewurgd door het dichterlijk spreken.

Te dichterlijk was het woord wat ik sprak en werd daardoor niet
gesnapt.
Elk woord wat ik er nu aan besteed is alleen aan mij besteed.
Voor een ander blijft het vage fictie. Mijn ik lijkt ontvreemd
te werken vermoed ik. Misschien moet ik een gedicht gaan
schrijven met de titel:
aan mijn vrienden die ik niet wil vernoemen…
Dat is net zoiets als van mijn ogen zei men dat het mijn ogen
waren. Zelfs de spiegel van de ziel kan hier niets mee. Het
voelt kaal en anoniem.
We moeten dus maar tasttenderwijs bestaan.
Wachten in de ruimte, die misschien het hart mag heten.
Het hart heeft tenslotte zijn eigen taal. Het hart is zichzelf.
Zij spreekt scheppend.

Ach en och

Nachtzicht, 2016, boek 115, pagina 44

2016_b115_p44_nachtzicht

Loergat

Iedereen weet:
Zoals de avond valt zo zal zij de volgende ochtend weer opstaan.
Denk daar maar eens aan als je s’ ochtends zuchtend opstaat.
Je moet wel een hele grote zwartkijker zijn om dan de dag
donker te beginnen.
Koud is de kracht van sommige mensen, als water staan zij
tegenover de boze wereld. Zij bouwen niets op, zij breken af.

Haar oude hoofd zit vol vuur. Zelfs op het late uur. Helaas blijft ze
steken in haar ijlen. In die hoogte is geen enkele man. Ze blijft
alleen en kan alleen nog maar wat spannend nachtspieden door
het gat. Niet dat het genoeg is om te leven, maar ieder loergat is
beter dan niets.
Achter de boom mompelt ze een zacht ach, wat ach…..Het klinkt
teder. De boom zou zo wat ik al dacht terug kunnen zeggen,
maar zwijgt verstandig, het is een oude boom.
Bergen rimpels wist ze ondertussen weg. Haar eens stralend
huis lijkt meer op een zwetende kuil. Rovers hebben hier niets
te zoeken, zij ook niet. Snel gaat ze op zoek naar haar wuivende
geest en merkt dat haar hart niets verbiedt. Haar lippen klemmen
lippen.
Later, met het geluk nog op het gezicht, schudt ze haar kruis uit.
Men zegt dat er dauw over het veld hangt. Dat is grootdenken.
Och, geef haar alle ruimte, haar verval is al begonnen. Geef haar
lucht en vul haar gulzigheid. Zing tenslotte vanuit de lucht.

Stip

Lick my lips, 2016, boek 115, pagina 44

2016_b115_p54_lick-my-lips

In de benen

In de wereld van de hedendaagse beeldende kunst is de stip
rond. Rond en hopelijk rood is verkocht, dus een de belofte stijgt.
Nog harder werken. Misschien eeuwigheid krijgen.
Opvallend is dat dat nooit klopt. Het koopgedrag is even grillig
als het weer: onvoorspelbaar als het er op aan komt.
Het beste kun je naar de ateliers van de kunstenaars gaan en
de handelaren omzeilen. Dat scheelt niet alleen in de prijs,
maar je krijgt ook een veel scherper inzicht in het werk van
de kunstenaar.
Ga dus die ruimtes in afgekeurde scholen bezoeken.
De potkachels zullen je verwelkomen. De grote, ronde Gispen
lampen zullen je belichten. Houd er even rekening mee dat
je eerst tien minuten op de stoep staat te wachten voordat
de kunstenaar de deur heeft bereikt. De school, nu atelier, is
groot.
Hij zal je hartelijk ontvangen, misschien wat argwanend in het
begin. Het gesprek is vaak wat ongelukkig bij de start, maar
als je even doorzet komt er veel informatie in vriendelijke en
begripvolle woorden.
Kunstenaars zijn altijd op hun hoede voor afwijzing. Ze hebben
er veel ervaring in. Je moet wel super optimistisch zijn om het
beroep vol te houden. Maar goed, de kunstenaar heeft nu een
strak ingerichte ruimte, een lange wand, een tafel voorzien
van een mooie Mac. De geur van olieverf is allang verdwenen,
pixels bepalen steeds vaker de sfeer.
Die sfeer is eerder afwachtend dan uitnodigend. Alles in vleugjes.
Hoogstens humorvol, zelfbewust.
Hij zal je vragen voor zijn mailinglist en je zal ja zeggen, want
je wilt ook rustig thuis kunnen genieten. Alles is dan binnen
handbereik.
Misschien ontdek je dan dat kunst geen wedstrijd is, maar een
houding. Kunst moet je los zien van de hectische kunstmarkt.
Kijk dus vooral voorbij de stip.

Mist

D.V. (Diagonale Vrouw), 2016, computertekening

x-2016_d-v-_diagonale-vrouw_ctk

Herfst

In het jaar dat men ons voor gek verklaard blijft de herfst
rustig komen. Men voorspelt dat onze ogen ineens uit spek
zullen gaan  bestaan, maar daar was niets van waar.
Allemaal bange uitspraken van mensen die niet echt leven,
ook onze tenen worden geen dobbelstenen. Er is hoogstens
sprake van een zekere, lichte jeuk.
Mijn vriendin raakt helemaal opgewonden van de herfst, het
maakt haar diagonaal. Heel bijzonder. Het maakt haar dichterlijk.
Over de mist zegt ze: ook wat dwaalt heeft gewicht of nog mooier:
in de herfst kan je zo mooi je gezicht op geleende nevels leggen.
Op een ander moment zijn die nevels ineens dansgewaden.
Zij heeft dus een grote fantasie, daarom is zij mijn vriendin.

Het jaar heeft weer alle tijd om te breken, zo zie ik de herfst.
De zon heeft de oorlog verklaard met het coördinerend bureau
die het licht verzorgd en wij zepen ons in voor de polonaise in
het zuiden. Onze wonden mogen krom zijn omdat het nu feest is.
Wie lacht vergeet de ramp, is het nieuw tegeltje.
Alleen de eenzelvige houdt nog de wacht.
De mist is het gevolg van onze uitgewiste zonden. Zij is zo dik
dat je er met gemak stukjes af kan snijden. Niemand zal het
merken. Bovendien jongt het zo weer aan.
Zo gaat het in de herfst als de leegte het toelaat.
Dit is weer zo’n verhaal met een sterke leugen.

Jubel

Die dag, 2016, computertekening

x-2016_die-dag_ctk

Lijnenman

Ik ben een Waterman, mijn hoofd (lees gedachten) gaat als een
waterval, maakt mijn hart nat. Dat is een mooi spons-leven.
Mondjesmaat glijdt mij van alles van mijn tong. Ik word er niet
dun van, er is meer dan genoeg. Sterker nog ik groei van genot.
Als ik mijn tanden in één van de woorden zet, keer ik alles binnen
en buiten. Zo komen de meevallers vanzelf boven drijven. Dat is
geen wonder, dat is een kwestie van willen en doen. Mijn drift doet
de rest.
Bij rust zie ik half gesluierd door mijn ogen. Ik filter de werkelijkheid,
speel met de elementen of de elementen spelen met mij, dat maakt
mij niet uit.
Ik ben ruimhartig, ook bij rust. Mijn vruchten gaan ontgrenzend rond.
Zij dansen en verdwijnen tot ze al zingend doorschijnend zijn.
Doorschijnende beelden zijn beelden op zijn mooist.
Daarom ben ik van nature zo gelaagd en geen harde schaduwman.
Als Waterman ben ik graag bij een vijver. Het liefst eentje vol lotus
bladeren.
Ze zeggen wel eens dat vijvers vol bittere tranen zitten, maar dat
moet je niet geloven. Zoiets komt uit verkeerde hoofden.
Zij zijn gewoon jaloers op je evenwicht.
Ze hebben geen benen maar hinderpalen en lopen leeg in jubel.
Heel jammer.

Grauw geel

Plant, 2016, computertekening

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Moment

in onze momenten van vreugde
denken wij soms aan onszelf
daar waar de slechte steen ligt
op de hoogte van ons hart
daar zal het even misten
daar groeit het welig groen
het groene groeisel wast
onze oren horen steeds minder

dus

als iemand nu eens geduldig
het beeld ging verklaren
zouden wij zeer geholpen zijn
anders is het beeld maar een beeld
en eindigt deze steen zijn weg
in onszelf, in ons algenland
dan schemeren we ons groen
tot de kleur grauwgeel uitbloeit

Aftreksel

First Love, 2002, acryl, 180 x 100 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Mooie woorden

Hoe oud moet je zijn om jong te blijven?
Waarschijnlijk moet je dan eerst het wanhopig verlangen uitzetten
dat taal en geloof belangrijk is. Pas in die wrange machteloosheid
levert je geest een bundel aangrijpende kunst. En de kunst hoort
jong te zijn, jong van idee, niet van uitvoering.
Een niet uitgesproken conclusie is meestal van grote waarde.
Het zgn. modernisme moet worden achterhaald. Kunst is zoiets als
verhemelte in de mond. Door die nadrukkelijke vorm kunnen we
de woorden zo uitspreken als we willen. Het is een akoestische
werkelijkheid, geen corruptie van het woord.
Een kunstwerk in de mond vertoont iets wat tegelijkertijd gesproken
wordt, het is erg tijdelijk en tegelijk een zeer groot monument.
Anderen spreken natuurlijk van droomprojecties, slappe aftreksels
van het woord.
En graaf/draaf zo maar verder.
Als de lippen leeggeroofd zijn is het stil. Heel stil.
Daarna kan het jongetje in je spreken.

Onrust

Ego, 2005, boek 87, pagina 87

2005_ego__b87-p-87

Schuld

Stel je voor dat je in een sprookje opgroeit. Van hoe er iemand
was die het belangrijkste was. Iemand die voor je zorgde en jouw
schulden op zich nam. Je zou eeuwig geluk hebben en je geen
enkele zorg maken over je laatste toekomst.
Stel je voor dat je dat zou doen, dan was je gelovig. Je zou er niet
op kunnen komen dat het een leugen was, dat sprookje. Je zou
daarvoor beslist gestraft worden. Die iemand was niet gek. Het
geloof houdt niet van neezeggers. De hoofdman wijst alleen af, je
moet hem volgen.
Hij had er last van, het symbolische denken was bij hem binnen
geslopen en wilde niet meer weg. Bij elke uitspraak op het nee-
gebied kreeg hij buikpijn. Hij zat daardoor vol lichte gemoeds-
onrust.
Dus schoof hij Het Boek netjes terug in de kast. Voorzichtig, rustig,
om de woorden niet wakker te maken. Hij maakte zichzelf wijs dat
het maar iets tijdelijks was. Niet definitief. Hij moest niet afwijzen,
afwijzen is erkennen dat je niet van goede wil bent en afwijzen is
zwak.
Men zegt dat gelovigen, die van hun geloof vallen dat ze er altijd
veel moeite mee hebben. Men blijft er nog lang mee bezig. Het is
net zoiets als een alcoholist die zegt van de drank af te zijn, maar
zich bij de AA toch terecht een alcoholist blijft noemen. Je blijft
ergens altijd trillen.
Dat doet de aangeprate, diep geëtste schuld.

Zwijgen

Linear Life, 2016, schets

2016_linear-life_s_k

Iets

Vroeger.
Alles was geweest.
Niets was gebeurd.
Langzaam verscheurde hij zijn volgetekende vellen. Het scherpe
scheurlawaai boorde diep in zijn oren, plantte zich oppervlakkig
voort in een soort kippenvel.
Misschien…..misschien zou ik mezelf ook moeten schrappen – zei zij
om zo voor altijd te verdwijnen in het niets of moet ik even geen ja
of nee meer zeggen…….of……gewoon voor altijd doof zijn…
De snippers vielen stijf in de rieten prullenmand, daalden diep.
Zal ik een andere naam nemen? – vroeg zij zich af.
Zij ging voor de grote spiegel staan, maar die had geen last van een
loskomende tong en zweeg in alle talen.
Terugkomend op haar stoffig eiland, haar meest eigen jungle, zag zij een
afgebladderde tuin. Zij hoorde de kosmische muziek met ingeklopte hoop
en blatende beklemming: Goed – we wisten niet.

Nu weet zij misschien, of denkt dat gewoon dat alles niet anders, niet
nieuw, niet vers is. De ongekende betekenis leeft voort zoals het hoort.
Hergebruik laat zich voortdurend schaamteloos aanpassen. Utopisch en
toch niet ideaal.
Goed: we weten het en we laten ons bij de neus nemen.
Eindeloos, vandaar al het stof en al de rimpels.
Had zij maar een schaar of een wolkje.
Was zij maar een lange schaduw van een stoel.
Haar doofheid begint te komen.