Tante

Fenomeno, 2016, schets

2016_s_fenomeno_k

Bedacht mens

Zij was voor haar familie een ondoordacht kind, die dag en nacht
werd mishandeld door eigen materie. Haar gevoeligheid was een
vlam in de wind.
Zelf vond ze dat niemand een goede, een werkelijke uitdrukking op
het gezicht had. Niemand keek haar echt aan. Als ze eens wisten
hoe lief zij was, als ze eens wisten hoe zij leefde en haar door lieten
schemeren in hun ziel, dan zouden ze pas beseffen wat ze al die tijd
hadden moeten missen door hun dom gedrag.
In die andere ogen, die niet naar haar keken, vermoedde ze een
vanzelfsprekende spot aan haar adres, terwijl ze wel degelijk kon
schaterlachen als daar een reële reden voor was.
Al het contact verliep dus moeizaam. Onbeholpen.
Na al het denken probeerde ze zichzelf vergeefs aan te praten dat
alles kwam door haar eigen gedrag. Zij was zelf de oorzaak van de
lichte hoon. Alles sloeg haar in het gezicht door niet weg te duiken.
Gelukkig is er dan altijd wel een tante die ook geleefd heeft als kind.
Die zegt dan zonder woorden dat ze er voor je is en dat hun zielen
hetzelfde zijn.
Zij is niet meer de gevallen, uitgejouwde engel.
Zij kwam verder dan het eerste bedrijf.

Geheim

Het wit, 2016, schets

2016_s_het wit_k

Kindertijd

Toen ik zeven jaar was, voelde ik mijn eerste liefde. Het was alsof
ik in een naoorlogse kale etalage zat met de nog grauwe tint van
de toenmalige schaarste. De schittering blonk als die van een volle
messenwinkel. Het weerkaatsende licht van kleine, platte spiegels
maakte dat ik me meer dan gelukkig voelde.
Je zag jezelf overal en onverwacht weerkaatst.
Met mijn hoofd tegen het glas gedrukt keek ik naar het silhouet van
een mooie vrouw achter in de winkel. Ze was zo mooi als een
marmeren beeld.
Ik voelde me helemaal warm worden. Die vrouw mocht per direct
mijn moeder zijn! Als ze me zou vragen deed ik het gelijk en kwam
nooit meer thuis!
Ik ging haar briefjes, die ik niet durfde te versturen, schrijven.
Ik verborg ze minstens tien jaar, verzweeg die aanwezigheid.
Nu, vele jaren later, bekijk ik die schrijfsels weer en krijg opnieuw
het gevaarsignaal uit mijn kindertijd in mijn lijf.
Gauw doe ik de briefjes in mijn rechter broekzak. Houd de hand er
stevig op. Ze mogen niet ontsnappen.
Het is nu mijn inmiddels gedeeld geheim.

Roker

Spinazie eter, 2016, schets

2016_b115_p43_spinzaie eter_k

Oude weg

Al jaren heeft hij niet meer gerookt, maar nu steekt hij toch een
sigaret op. Hij stopte indertijd toen zijn relatie brak. Dan overal
maar een eind aan.
De rook schroeit zijn longen opnieuw dicht. Zijn branderige, snelle
trekjes maken het nog erger. Hij is kort af, humeurig. Kom nu niet
in zijn buurt. Hij heeft op zijn minst één probleem.
Zijn nieuwe relatie kan het niet vatten, blijft gelaten stil. Zij zit er
wat verloren bij.  Ze weet dat ze niet moet of mag reageren. Hij is
nu ontplofbaar.
Zonet hoorde hij dat zijn dochter, zijn enig kind en meisje, is
vertrokken met een gevaarlijke vriend. Vlak voordat ze wegging
zei ze nog met tranen in de ogen: Ik wil normaal zijn en dat kan
niet met jullie erbij….
Hij had het er maar moeilijk mee. Voor de zoveelste keer. Zijn
vruchtbare dagen waren allang op of met vakantie. Hij leek wel
uitgegroeid, spijtig genoeg.
Het meisje was eerst wel verdrietig, maar onderging haar vertrek
daarna toch met een grote glimlach: ze wist dat dit de enige
uitweg was.
Haar vader verstikte haar, wou altijd ongepaste aandacht. Hij was
ergens haar kind geworden. Omgekeerd ongezond.
Hij bleef haar brutaal en onberekenbaar vinden natuurlijk. Puber!
Eigen vlees en bloed is ook niet altijd alles.
Het enige wat  hem nu nog omhelst is de rook van de tabak.
Daarnaast begon hij veel spinazie te eten.
Het zou hem sterker maken.

Goudvissen

Alles komt goed, 2016, boek 115, pagina46

2016_b115_p46_alles komt goed_k

Om te onthouden

Iemand glimlachte nooit, keek wel uit.
Zelfs als anderen het voordeden, kwam de droevigste glimlach ooit
naar voren. Voordoen werkt meestal averechts. Zeker bij hem.
Ze zeggen dat hij vroeger te veel door zijn vader werd geslagen.
Die moest zich een paar keer per week uitrazen. Iets in hem viel
van binnenuit aan. Hij kon het niet stoppen, de zoon moest het
ondergaan.
Zijn moeder, die ook geslagen werd, zei steeds dat we vooral blij
moesten kijken als vader er was. Dan deed ze die beroerde glimlach.
Het zag er zo echt uit dat je direct geloofde dat het zou gaan helpen
om de vader week te maken.
Maar het lachen was de zoon inmiddels vergaan.
Binnenboord boosheid!
Op een dag nam hij wraak.
Zijn vader was gek op zijn goudvissen. Hij gaf meer om die rond-
zwembeestjes dan om zijn gezin. Uren lang kon hij er naar kijken.
Hij praatte er zelfs mee. Lange verhalen over zijn werk. Hij vertelde
ze hoe goed hij was, wat die en die had beweerd en wat hij dan
weer daarop had gezegd…..

Toen vader thuis een keer kwam lagen de beestjes voor dood op
de vloer.
De zoon zei dat vaders verhalen te sterk voor die arme beestjes
waren geweest en dat ze het niet hadden kunnen verwerken. Acute
hartstilstand was het gevolg geweest. De dierenarts had het zelf
gezegd, hij kon niets meer doen. De arme beestjes dobberden
wezenloos boven in het heldere water. De zoon had ze toen maar
uit het water gevist.
Vervolgens riep hij de kat en zei: Hier voor jou, ’t is vrijdag!
Dat was smullen voor het beestje.
Iedereen glimlachte warm, behalve de vader.
Hij heeft daarna nooit meer gesproken of geslagen.
De rust was weergekeerd.
Alles komt met wat geduld altijd goed.

Wens

St(r)andbeeld, 2016, boek 115, pagina 38

2016_b115_p38_st-r-andbeeld_k

Kinderlijke wens

Ik kan ook kort zijn:
Draag meer vuur aan!
Draag meer water aan!
Wij zullen branden of verdrinken,
nadat we zijn versmolten.

Rietje

90 Graden familie, 2016, schets

2016_s_90 graden familie_k

Gezin gezien

Midden in de stille nacht lag ze op bed met haar ogen dicht, ze kon
de slaap niet vatten. Ze wou te graag en dat moet helemaal niet.
Het was helemaal onzin te bedenken dat ze zichzelf met grote wil
in slaap kon toveren. Dus daar lag ze dan in halve toestand tussen
waken en slapen.
Ze hoorde van alles.
Het meeste kwam voort uit de rest van die dag. Ze had echt meer
moeten zeggen op talloze momenten. Gewoon de wind van voren
laten blazen. Maar ja, ze mocht zich er niet mee bemoeien, ze moest
haar mening voor zich houden.
Inwendig kookte ze. Vader en dochter zaten de hele dag vreselijk te
bakkeleien. Vooral de dochter ging luidruchtig te keer en dan kon hij
natuurlijk niet achterblijven. Ze waren te veel gelijk, gelijke genen.
Moeder bleef mooi stil en liet de boel lekker vastlopen, waarop zij
prompt alles over zich heen kreeg van beide ruziemakers. Het was
ineens haar schuld. De derde persoon is vaak de pineut.
Uiteindelijk kwam het er op neer dat iedereen apart ging slapen.
Ze viel pas in slaap toen ze bedacht dat haar man meer een bevend
rietje was in plaats van een vlijmscherp mes. Bovendien is er morgen
weer een dag waarop iedereen weer anders weet en doet.
Toch waren deze mensen erg aan elkaar verknocht. Hun ruzie maken
had iets positiefs. Wie voor het huis langsliep hoorde altijd een vrolijk
praten en lachen of anders klonk er wel een mooi dromerig muziekje.
door de muur.
Door de jaren heen werden ze steeds meer één.

Ster

Meubelman, 2016, schets

2016_s_meubelman_schets

Afgeschermd

Hij zei dat hij last van heimwee had, maar hij was natuurlijk
gewoon iets aan het verdringen, zijn wereld was voor altijd
geschonden. Heimwee naar wat?
En dan sta je daar.
Ondanks al zijn scherpe observaties en rake commentaren
bleef hij onderdeel van zijn eigen naar gevoel. Hij was geen
mooie komeet aan de hemel, nee echt niet, eerder een vallende
ster (gauw een wens doen!).
Zijn ster riep een sfeer van dreiging op, een nare aankondiging
of misschien zelfs een naderende dreiging. Catastrofale tijd.
Waarom hij zo vreemd omging met zichzelf is nog altijd een
groot raadsel. Tijdverlies.
Je zou zeggen iemand die zoveel heeft meegemaakt, juist beter
zou kunnen leven. Misschien hield hij te veel van Kafka met zijn
geleerd systeem hoofd en was de vereenzelviging vastgekleefd!
Hoe dan ook, het was toch jammer dat domme heimwee gevoel.
Het knaagt alles op den duur kapot.
En dan sta je daar.
Ik wenste hem dus meer ster, zodat hij weer meer verteller werd
in eigen verhaal. Hij moest zijn ster weer laten schijnen als een
heldere, briljante, lichtbrekende diamant.
Dan zal de nacht er elke nacht uitzien als een feestmaal.
Dan zal hij de priester zijn die in de ruimte rondgaat, terwijl hij
wijwater sprenkelt. De zege is met u! Dan verheerlijkt hij zijn
hemelse heerlijkheid en troost al het sneue sneuvelbloed op zijn
slagveld.
Hoe zo droevig? Hoezo zo bleek? Zijn hart slaat minstens 88.
Tenminste, dat vermoed ik. Ik zag zijn ster.

Sterf

Dubbele blik, 2016, boek 114, pagina 55

2016_b114_p55_dubbele blik_k

Simpele weg (swami praatje)

Er bestaat een conflict tussen de geroepen mens en de wereld.
Het volstaat niet dat men alleen luistert naar  de Muze, men heeft
ook wat kennis nodig. Om dat te raken zijn andere mensen welkom.
Daarbij komt nog iets extra’s: je moet je nooit afvragen waarom
hij of zij het wel weet en jij niet. Niemand weet alles. Iedereen weet
voorlopig iets, meer niet. Kennis is klein.
Je moet dus dankbaar zijn als je iemand vindt die kennis wil delen.
Het zal niet vaak gebeuren, zeker niet zonder ellendig eigenbelang.
Met dat nieuwe extra komt de wereld. Dat is mooi. Dat is voedsel,
dat geeft ervaring.
En als je dan botst, niet alleen in je eigen stadje, maar met de hele
buitenwereld?
Dan moet je maar bedenken dat het geen competitie is.
Maak het niet vreemd voor de wereld, groei door en wordt wijzer.
En dat monsterlijk lelijke dan?
Voor die opvattingen en verwensingen is nooit plaats genoeg.
Het is het akelige rumoer van de toeristenkoets. Dat gaat ondraaglijk,
ononderbroken door, vervuld van eigen lawaai. Zij laten zich altijd
door anderen trekken, hebben zelf weinig of geen kracht. Het is wrang
om te zien hoe ze zonder besef steeds te kort schieten. Ze zijn levend
failliet en weten niet hoe het kan of moet, omdat ze lomp zijn.
Wees liever onbevangen, oordeel niet en tel je vergissingen of sterf
in plaatsvervangend schaamrood.

Begin

Copia (stel), 2016, boek 114, pagina 1

2016_copia_b114_p1k

Nieuwe liefde

De muziek die we horen weet niet waarover zij zingt.
Onze vlam van liefde stijgt sneller dan welke andere vlam dan ook.
Deze vlam is lekkend traag, gaat lang duren, dat is nu al zeker.
We liggen zomaar naakt en hebben het niet koud. Onze handen
zijn lief en niet gebonden, we spreken in zachte, lieve woordjes.
We willen, nee – we moeten elkaar steeds aanraken. We willen
elkaar plukken en vliegen af en aan met jolige jubeldingen. In
elkaars armen zijn we één. We zijn als de tijd tijdloos, hoewel het
nu toch wel begint te schemeren.
We verlichten elkaar langdurig en laten de oude wonden achter.
We graaien diep in elkaars wereld, bedekken onze hoofden met
schitterjuwelen. Doorzoeken ieder warm spoor en worden nat,
plakkerig. Overladen zoenen komen daar waar ze moeten zijn.
Kortom, we zijn in de wildernis van de nieuwe liefde.
Blootsvoets en met volle, zachte handen verkennen we huid en haar.
We hebben veel geluk en schrikken niet.
Je bent gekomen en gebleven. De deur was open.
(Zo begonnen de honderd dagen)

Puik

Me and my shadow, 2016, schets

2016_s_me and my shadow_schets

Ik en mijn natuur

Tussen plus en min loopt de natuur.
Tenminste dat bedacht ik in bed.
De aarde ging er mooi in mee en vloekte niet. Zij voegde er zelfs
wat aan toe: was de mensheid een dier, dan was het een octopus,
een tentakelend figuur op zoek naar zijn huissleutels.
Ik zie het zo voor me, maar nu moet ik opstaan en de dag laten
beginnen. Deze dag zal van oost naar west, van noord naar zuid,
gaan.
Ik zal van alles gaan beleven. Ik zal als het water zoeken naar het
laagste punt. Ik zal vrij meanderen vandaag.
En wie weet kom ik wel allerlei luchtspiegelingen tegen. Ik zou er
niet bang voor zijn. Ik ken mijn fantastische zelf heel goed.
Al wandelend maak ik de mooiste volzinnen. Deze dag zit vol genot.
Het beste woord vandaag is puik. Ik ben het beste maatje van puik.
Ik ben kolossaal eindeloos, superbe.
In alle bescheidenheid mijn natuur is subliem, het is een gave.
De aarde is mijn speelbal. Dus ik laat haar mooi haar gang gaan.
Ik kan altijd nog ingrijpen als het nodig is. Ik zie de aarde vanaf de
maan: zij is een grote waterbal, net als de mens. Het wassende water
sleept alle bootjes voorwaarts mee. Voorwaarts naar de zee en dan
nog verder.
Zal ik toch maar een keer ingrijpen vandaag?
Ineens voel ik me erg moe en ga weer terug naar bed.