Tiktijd, 2015, boek 113, pagina 50
Tijdgeest
De weelde van de koele razernij drijven bedachtzame mensen
dichter bij elkaar. Zij toosten op de harde macht. Eigenlijk
is hier sprake van gespeelde emotie. Het rondvliegend
spektakel van dialoog doet heel wat stof opwaaien.
Tot ver in de portiek vechten ze hun schaduwgevechten uit.
Het publiek kijkt toe, sensatie vermeerdert zich.
Het grote vlinderlikken is begonnen.
Men gunt elkaar het licht niet in de ogen. Op zijn hoogst
mag er weinig licht zijn, alleen als het niet anders kan.
Als dobbelstenen in de duisternis worden plannen steeds ver-
schoven of omgegooid. Men is er druk mee bezig zonder om
te kijken.
Sommigen vergelijken een bepaald persoon met een van
insecten bezeten sneeuwvlokje, die op alle wanden van de
koude wereld nieuwe Eskimo’s weigert en vervloekt. Angst!
Dat is niet erg fraai, wel vermakelijk. De persoon heeft het er
misschien ook wel naar gemaakt, hij had zijn grenzen al eerder
moeten weten.
Nu is het zo dat alles er van binnen anders uitziet dan van buiten.
Het doornen doolhof van de regering is daar een voorbeeld van.
Zij lopen tegen beter weten in nog met gemak op drijfijs. Waar
een ander kruipend op uitglijdt, verdraaien zij alles desnoods met
Gods hand en vooral met kinderlijk gemak. Zo dicteren zij wil en
vaderlandse wet.
De licht bevonden schapen laten heel het land branden.
Zij kunnen en willen niet anders.
Zij leggen uit dat ze vuurvaste handen hebben.
Zij kunnen mist in wijn veranderen.
Morgen is er weer een dag.