Ongeduld van het moment, 1996, tekening, 50 x 65 cm
Ochtend
In het schaduwtheater van het huis is hij meer dan een schaduw.
Zijn zwarte macht maakt hem bijna onzichtbaar. De bewoners
raken bij het zien gelijk bind door het licht wat hij achter laat.
Vreemd verhaal, zul je zeggen, maar hij kon er niets aan doen.
Door zijn vele reizen en lust laaide het licht achter hem aan. Hij
creëerde zo zijn eigen dampkring. Kon nooit stikken.
Anderen beweerden dat hij de nacht had gestolen en dat hij daar
door half onzichtbaar was. Onzin, dat was natuurlijk pure afgunst,
blinde jaloezie.
Hij had gewoon een bijzondere gave en als je dat hebt ervaar je het
niet als iets bijzonders, integendeel, je bent gewoon jezelf en dat is
per definitie al goed. Je maakt je niet druk om niets.
Dus niet zeuren. Ook niet in de ochtend, als alles nog op gang moet
komen. Trouwens, niets is altijd hetzelfde bij de geweldigen.
Zij weten niet van grijze lippen op grijze lippen.
Zij kennen geen onochtend.
Zij zingen steeds een nieuw lied, omdat er altijd een engel in het
raam op het zuiden zit.
Zij leven niet dat leven dat snel verstrijkt tussen de voetzolen en
de parketstroken.
Zij sluiten zich niet op, vergrendelen geen deuren, schrikken niet
van gedachten, hebben geen huiver in de ogen.
Zij slaan gewoon de vleugels uit.
Zij zijn lenig, niet alleen.
Zij zijn.