Liefde

Dode vulkaan, 2013, boek 108, pagina 23

2013_b108_p23_dode-vulkaan_k

Zoveel

ik ben zo zwaar bewaakt
door mijn innig Italië
dat ik mij besluimer
tot zijn bruid die ik niet ben
verwerkt en welgedaan
sluit ik mijn rozenmond

de zon broddelt mijn hoofd
geen harde wapenwoorden
komen uit de hittegolf
het eens bedauwde gras
is dor en droog geworden
mijn rozenmond kust

mijn prikkelbaard zal desgewenst
alle grensbewaking uitschakelen
een hele heelal sprong
dat is geen half werk
kettingsloten verschuiven
mijn rozenmond omhoog

klein en groot
zoveel liefde wil naar binnen

Kwaal

Jicht, 2016, schets

2016_jicht_sk

Jonge klap

Zijn voet klapwiekte als een donkere boom aan een bron. Het was
eigen diepe droom geworden, stond oehoe te doen in de ruimte.
Alles rondom was duister, het stokstijf leven van de pijn gaf geen
kik. De onhoorbare tijd van beelden kon zomaar beginnen.
De schrik in de haren, de klikkende wimpers, een stralend nest in
de bomen maakten schoon schip. Even pauze.
Even later tikte de waanzin onder het haastige water en punt de
oude man zijn speer. Het was zonneklaar, er moest worden gejaagd.
Op wat? Er was van het weinige zoveel, dat iedere cirkel bijna een
vierkant leek.
Toen wist hij het: hij moest jagen op de zonnige ogen, die pasten
niet in het jichtige bos. Als je op harthoogte zou spiesen dan zou het
licht snel uit de ogen doven en de kwaal zou dan vanzelf weer gaan
verdwijnen. Einde verhaal.
Zo gedacht, zo gedaan. Op die manier kwam de weg vrij naar stad
en land van geluk. Hij hoefde nooit meer in vuil water te stappen.
Werd daar heel vrolijk van.
Helder klopte hij aan in de nieuwe ruimte.
Soms moet je gewoon recht op je impulsen af gaan om iets moois
te bereiken bleek weer eens.
Soms moet je even zo hard draven dat je manen nat worden.
Stilstaan is een slechte optie. Pak de volle borst en zing.
Anders sterf je dorstig met een droge mond.

Muze

Kuif, 2016, schets

2016_kuif_sk

Ooit of nooit

De muze kent misschien geen babbel, maar ze kent mij. Altijd.
Ze toetst met haar vingertoppen woorden in mijn gestel.
Ik hoef ze er alleen nog maar uit te persen op een X moment.
Hoe gemakkelijk kan het zijn!
Mijn losse loze woorden passen zich daarna gemakkelijk aan.
Het wonder blijft uren duren zonder dat ik er om vraag.
Mijn kuif wappert van genoegen, omdat ik tot de hemel reik.
Ik ben geen bootje wat aarzelt. Bootjes die aarzelen drijven op
niets, gaan naar de bodem.
Vervelend onderwerp misschien, maar daar wil ik het toch even
over hebben, want hoe anders is het lot van een grijs persoon.
Die heeft altijd heimwee naar de dag van gister. Die wil nooit in
het nu zijn. Geluk maakt hem nog depressiever.
Zijn boekenkist blijft dicht. Zijn naam staat alleen maar in het
telefoonboek, niet eens op de voordeur. Hij is een keer ontsnapt
uit het zonlicht en de mist heeft zich toen over hem ontfermd.
Grauw en grijs valt niet direct op in de mist. In zijn kamer verkleurt
hij snel, hoewel de gordijnen dicht zijn. Hij is een uitgebloeide,
losgeraakte bloem. In de dagelijkse ontvreemding verdwijnt hij
in de schemering der dingen. Ieder jaar sterft hij zonder dood te
gaan. Geen enkele muze bezoekt hem.
Hij is als een oude schuur: alles wat is blijft tot het vergaat.
Daar hoeven we het dus niet over te hebben.

Ooit

Vriendschap, 1984, acryl, 50 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Herfst

Ik hoorde je laatst iets zeggen, je oude vriend is weg en de nieuwe
ook al. Niet dat ze weg zijn, maar ze galmen niet meer.
Ik zei toen: dat zal de herfst wel zijn.
Bedrogen worden is ook niet leuk, voegde ik er nog aan toe.
Je terugblik deed me verder zwijgen. Ik was als dood.

Nu de bedenktijd om was, bleek er niets meer te zijn.
Heel raar na al die zomerse tinten. Alle anekdotes zijn nu helaas
plompe, warrige woorden geworden, je kan er niets aan doen.
Het is een feitelijk feit en feiten tellen.
Een nieuw bod is nog niet gedaan.
In de herfst valt alles neer om in de lente weer op te staan.
Dan gaan de loskomende tongen onvervalst bekje rollen.
Alle verzamelde tinten zingen opnieuw een eigen lied.
Op dit moment kan ik met veel moeite allerlei praatjes in je hoofd
laden. Dat heeft geen enkele zin. Het komt er niet in. Je hersens
zijn een woordeloos stilleven geworden.
Je ooit zo ruime bezoekkamers blijven leeg.
Als ik je vlezigste schaal zoek voel ik een snoeimes.
Ik weet, ook ik moet geduld hebben.
Het veelbesproken hoofd doemt ooit op.
Dan zal er weer vriendschap zijn.

Niets

Local Global, 2012, boek 1010, pagina 26

2012_b101_p26k

Zaniker

zure zeurman
geel van azijnpis
donker daglicht
koud van blik
grote mensenhaters
zien de zon nooit schijnen
in hun doodsstrijd
trekken ze elkaar
pijnlijk aan de haren
piep piep au au
en dan
stil

zure zeurman
veel verdriet
en stinkstank
iedere nacht
verbleekt in je gat
het is precies zoals ik dacht
je hebt veel van
veel genomen
vooral van haar
piep piep au au
en dan
niets
helemaal niets

Raar

Stappen in onwaarschijnlijkheid, 2013, schets

2013_stappen-in-onwaarschijnlijkheid_s_k

Tot de zwarte korrel

Die nacht droeg hij een pet van zand en gaf voor God noch geld
zijn zaak uit handen. Sterker nog, hij sleepte het aan een stuk
touw achter zich aan. Onzichtbaar. Daar was heel wat lef voor
nodig. Er zijn maar weinig mensen die dat op klaarlichte dag
aandurven.
Onderweg stonk het erg naar verkeerde broeders. Die hadden te
veel rotte vis gegeten en waren kort van stof, met een kanten rand
van schimmel, geworden. Hoewel het hun eigen schuld was, was
het toch een treurig gezicht. Als je hun zag zweeg je snel en dook
subiet een andere straat in.
Hij trok zijn zaak, zijn lot, verder voort. Liet zich niet afleiden.
Zijn lege maag knorde een behoorlijke melodie en duwde hem iets
verder dan hij oorspronkelijk wilde. Iedereen wist ergens wel dat je
eerst vele dagen zwartsel moet slikken voordat je je stoel aan tafel
kan schuiven om een overheerlijke maaltijd te krijgen.
Voor wat hoort wat.
De herberg was nederig, de baas ook. Met zijn veel te kleine armen
wenkte hij de man met het touw, heette hem hartelijk welkom. De
anderen hadden veel vreugde over gister. Toen was er de toets van
azijn. Een walm van bittere zelfverheerlijking werd opgediend. Enkele
karkassen hadden ervan gesmuld. Daarna zat iedereen te wachten
op de dag van morgen: dan zou de zakelijke touwman komen om de
eindjes aan elkaar te knopen.
En nu was het dan zover.
Iedereen kreeg les in ademstoot. Gekneld tussen de verveelde lach
en de valse glimlach stierf je dagen voor de zwarte korrel bij jou was
gezaaid en werd je een vlezige, bolle doos.
Die doos was zijn slepende zaak.

Wat een raar verhaal.
Sorry.

Speelbeest

Nachtwitje, 2001, tekening, 50 x 65 cm

2001_nachtwitje_k

Roddel

Groot en leeg, de bomen stijf op rij, is daar het bos. Zij wacht op
de complete duisternis, als al het licht is ingepakt. Als alles zwart
is ben ik nog steeds wit, denkt ze.
Haar buikje rondt al wat, beginzwangerschap. Dag niet-weet-kindje,
zegt ze zacht en aait zachtjes over haar bolling. Zij heeft gehuild
over de goedheid van het nieuwe leven en probeerde iedere nacht
een ander leven voor te stellen. Nooit meer alleen!
En de vader?
De vader is elders.
Hij denkt met veel weemoed iedere ochtend aan de thee. Hij trekt
zijn schoenen uit, doet zijn voeten onder zijn gat.
Tussen de latten van de stoel klaagt zijn enkel, nauw bepaald. Hij
duwt het weer goed of beter en ziet in de verte een kletspraat voorbij
komen. Men roddelt door hem. Wie denkt verliest, wie doet is kwijt.
Hij wist niet dat hij droomde, hij vocht zich overal vandaan. Heel
vermoeiend. Tijd voor meer verlichting.

Zang

Holding the Face, 2016, schets

2016_holding the face_s

Onderlijf

het hoofd
verlaten onder de gordel
net huilden
de prachtige lippen
haastige handen
houden vast

veelkleurige kennis
rijpt slapende dingen
cellen verzadigen
een lied
bezingt de buik
nu verder dromen

kortademig
tussen de gordijnen
haar ondergoed gloeit
de glanzende heup
is een glazen poort
de keel sneeuwt zacht

moed
en onwetendheid
schommelen vluchtig
de huiver blaast
verliefde vruchten
het is voorjaar
het groen jubelt

we houden vast

Ontzet

Warrig persoon, 2016, tekening, 50 x65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Bekentenis

Voor mensen die niet kunnen spreken zijn kleren een soort van
taal. Dat ervaren ze als heel prettig en draagbaar. Het is als een
toneelstuk dat ze overal en altijd bij zich hebben. Alles zit als het
ware in hun eigen foedraal.
Ze ervaren het niet als iets tweederangs.
Het leven veranderen in een toneelstuk vinden ze niet gezond.
Mensen van de grote wereld doen dat allemaal anders, zij hebben
eerst een beeld van de zee voor ze de zee zien, zij lezen eerst
over de liefde voor ze liefde bedrijven. Goed belezen en bewapend
mengen zij zich in de massa en de maneschijn  doet de rest.
Over maneschijn gesproken:
Toen ik een jaar of twaalf was wandelde ik eens bij maneschijn met
een clubgenootje door een min of meer verlaten straat. Alleen de
straatlantaarns volgden ons met steeds inhalende schaduwen.
Zij was ietsje ouder dan ik en ze zei: “Ik hou veel van jou, maar ik
weet niet welke gevoelens jij voor mij hebt”.
Het klonk wat plechtig in mijn jonge oren, maar ik was zeer verguld.
Dus antwoordde ik:’ Ik ben…buiten mijn moeder ben jij de enige die
ik heb”.
Dat sloeg in zag ik, ze was diep onder de indruk. Ik zelf ook.
Aangenaam verward was prettig nieuw.
Zo’n moment is onvervangbaar.
Telkens als ik er aan terugdenk ben ik ontzet, waarschijnlijk omdat
ik de waarheid sprak en niet loog.

Obsessie

Gossip, 2016, schets

2016_gossip_s

Andere werkelijkheid

Hij kijkt graag vooruit en naar een ander. Zo krijgt hij hoop en is
al het andere snel geschiedenis. Zijn anders-zijn is een obsessie,
een ziekte om aandacht te krijgen. Zo kan je ook een bril willen,
of een been in het gips. Willen is niet hebben.
Hij wil verzorgd worden en verlangt ongezond naar een prothese,
maar hij is gezond en normaal. Dan moet je het doen met de
dagelijkse saaiheid.
Hij vindt daardoor zijn ziekte in de muziek. Hij geeft muzikanten
een spraakgebrek door de grammofoonplaten sneller of langzamer
te draaien. Het achterste voren afdraaien behoort ook tot zijn
favoriete bezigheden. Hij houdt van de nieuwe kracht die het hem
geeft, de mens wordt half mens half machine, een soort opgelapte
perfectie komt naar voren.
Er is geen pathos in deze realiteit. Daar hebben we opera’s voor.
Het is wel een persoonlijk, klein verhaal. Deze muziek leeft en maakt
elk mens verschillend. Aantrekken of afstoten, daar gaat het om.
Toen ik hem eens vroeg waar alles was begonnen zei hij na een
kleine aarzeling: de slaapkamer, alles begint in de slaapkamer. Daar
is de mens het meest vrij, de slaapkamer als laboratorium voor de
micromuziek voor een nieuwe tijd. De kamer mixt en remixt. Voor
alles is een mogelijke oplossing. Ieder maakt zijn eigen versie of
hoort wat hij graag hoort.
Tot slot is er nog troost: alles eindigt zoals het begint. De roddel
regeert, steeds opnieuw.