Zeemans dochters, 2016, schets
Die avond
Zij zijn in een oerwoud van beelden geboren en tasten naar alles
wat maar enigszins beweegt. Aan hun enkels groeien kronkelende
wortels. De wind waait woest, blote schouders rillen.
Buitenstaanders staren naar dit bijzonder tafereel, verwachten nog
meer dan iets van het geheel. Dat is er ook wel, maar zij ziet het
alleen niet. Buitenstaanders leven immers niet omdat zij overal
buiten staan. Zij zijn hooi en prooi van de stilte, zij geven geen
enkel licht, blijven passief.
Even later geven de zussen namen aan alle wortels. Een blinkend
licht wijst hun de weg. Ze verlaten het bos met de bezetenheid van
een nieuw gedicht. Even later zien ze daar een mooie man bij
het water staan. Hun aangeblazen gezichten gaan gelijk gloeien,
worden rood.
De man kijkt vriendelijk terug, is ietwat verbaasd en zegt: het schip
kent de weg, de schipper niet…
Zij herkennen meteen hun verdwenen vader, die ooit in de zee
gebleven was. Ze steken van dichtbij hun tong langzaam in zijn
richting.
Hij ontvangt op zijn beurt zo graag dat er twee sleutels aan zijn
tong verschijnen. Zij pakken met hun tong ieder een aangeboden
sleutel, slikken het in één vloeiende beweging door. Geen gehoest.
Alles wat in hun stapt, stapt nu sneller. De herinnering sluimert
niet meer. Klaarwakker murmelen ze lang de gemiste vaderliefde in.
Even later wordt het nasissende schuim van de zee weggedragen
en is de rust weer gekeerd.
De kust is kalm.
Het volk zag niets.
Zij hebben geen sleutels.