Doof

Dom moment, 2015, computertekening

2015_dom moment_ct

Onrust, rust

Het razende wiel in het oor maakt haar wat van streek. De
lange jabroer eist zijn tol. Even lijkt het te wemelen van
elastieken halzen, maar dat gaat gelukkig snel over.
Zij springt op naar een nieuwe maan. Haar kokende hand raakt
het snel even aan (tenminste in de koninklijke roos van haar
verbeelding).
Als kind had zij al last van een te grote fantasie. Het was haar
onbegrepen onrust. Zij smoorde zo al het akelige alarm.
Anderen noemden haar een zacht fluitende flapuit, wat zij op
haar beurt een eer vond, zij was tenslotte muzikaal.
Hoe dan ook, zijn kolkende brein werkte altijd op volle toeren.
Op die manier word je behoorlijk oud en niet voorgoed vergeten,
scheen zij nu al te weten.
Geen dood doet haar schrikken, zij heeft toch veel te veel
kleur voor die lege brokken. Haar hartstocht doet menigeen
behoorlijk schrikken. Men is te gauw jaloers en groen.
Op andere tijden zingt zij soms als robot een verlossend lied.
Dat wordt op prijs gesteld, men hoort wel duizend zingende
violen uit haar keel komen. Ieder gat wordt mooi dichtgeknepen
door de mooie, gevoelige klanken. Onder de ruisende kruin van
het geheugen wordt alles opgeslagen.
In iedere stoffige bovenkamer wordt een souvenir een relikwie.
Uiteindelijk, als haar gelaat alleen nog maar een kamerplant vol
lijnen is, ontkleurt alles tot het grijs van een verlaten wrak.
Achter haar bleke oogkleppen kleppen de noodklokken al.
Alles eindigt tenslotte, al wordt je nog zo oud.
Tussen de blozende dovemansoren ligt veel herinnering.

Droom

Kopstudie, 2015, computertekening

2015_kopstudie_ct

Ode aan het hoofd

O, mijn hoofd, mijn hoofd!
Ik ben de oudste en enige die plichtsgetrouw voor haar zorgt.
Ik ben veroordeeld bij geboorte. Zeven Februari, de lente kon
nog niet ontwaken, eerst moesten de Duitsers weg. Daarna
begon het levende leven.
Het gebeurt opnieuw, ik sta op maar kan niet opstaan. Het
bed trekt een wikkellaken over mijn gezicht. Ik wakker aan
en maak mijn hoofd voor de helft weer vrij, zeg: halve maan,
alsof het een te raden raadsel was.
Dan hoor ik het regenen. De bron van alles voedt zich. Mooi!
Het hoort hard, het regent stenen op het platte dak.
Ik ben helemaal mezelf en van mezelf, niemand staat buiten
in de rij om even mij te zijn. Alsof het ooit zou kunnen…
De hemel huilt, zeg ik. Ik zeg zoveel, mijn huid zakt er langzaam
van uit. Ouderdom. Oliedomme ouderdom.
Gisteren keerden de zwaluwen terug. Dat maakt me blij. De
zwaluwen zijn de Yankees, de Duitsers de honden, schieten
weg met de staart tussen de poten. Ze zingen mars of eigen-
lijk meer marsch. Mag het wat stiller?
Mag ik een handdoek?
Ik droog de storm uit de lucht. Wat doe ik toch?
Mijn kalme hand frommelt aan het laken. Tussen mijn tanden
glinstert de ochtend al. Mijn droom smeekt om genade.
Nu nog even scheren en de dag is goed. De tijd stipt.

Raar

Spirito, 2015, computertekening

2015_spirito_ct

Stof, strijd, strik (droom)

Zij is een vleselijke denker. Beslist!
Haar vleespotten zitten rijkelijk boven de knieën.
Zij denkt, zij weet, is dus mens. Op een helder moment weet ze
dus ook: ik ben de afgrond, de leugen, de dood.
Toch eet ze zich niet vol. De opgeblazen stroomgod in haar
verbiedt het. In de rustige vlammen flakkeren haar ogen en
laat zij de schaduw van het hart verbleken. Dat komt koeltjes
over. Het maakt haar solitair. Tot aan de grens van de wereld
bidt zij haar handen stuk. Haar stugge lijf keert terug in haar
heilige moedervorm.
De dochters des lichts vullen soms vol overgave de bronstige
zalen. Zij zullen hun dierbaarste vruchten laten beroven.
Kleine en grote bergen zullen borsten vermengen en hun bon-
te rokken optillen. Dat is een feestelijk gezicht, het doet de
wolken schuimen en de maan spiegelend huilen.
Tot aan de ijzige horizon, daar is een ander moment, zal het
lichaam rauw gegeten worden en stralen als een bovenaardse
gevende hand.
De volgende dag begint de wereld daar of daar. Noem het
maar stof. Als alle gestaltes zijn opgestaan en gaan waggelen
tussen de gammele zuilen, dan ziet de moeder alleen al die
dampende dochterlijven.
Zij is een vleselijke denker en houdt niet van het gelach bij
de fonteinen of van het huppelen van de vrije vogels, die als
versierde vingertoppen aan de boom van het kwaad krijsen.
Haar ogen krijgen dorst en dat deugt niet omdat ze altijd wil
klagen. Ze wordt belaagd, niet beluisterd.
Dit verhaal eindigt in een vacuüm of valstrik, tenminste in die
rare droom.

Gave

Ondergang, 2014, computertekening

2014_ondergang_ct

Werk

Wat een schilderij is is bekend: een plat vlak waarop vormen en
kleuren zijn geordend. Dus hoe eenvoudig is het en hoe raadsel-
achtig het tegelijk is, want zodra  er een kleur of vorm op dat platte
vlak wordt aangebracht is diezelfde platheid al aangetast(idee).
Even lijkt het of het lege doek alles mogelijk maakt. Als de eerste
lijn of stip verschijnt is de betovering weg. Het veld is niet meer vrij.
Er is iets ontstaan (zinsbegoocheling).
Het is een spel waar je veel plezier aan kan beleven.
Op die manier kan je jezelf in slaap schilderen (vermoeidheid).
Een andere keer vang je de wind, die schopte je schoenen uit (last).
Meestal zoek ik de as die me draait.
Dan blijkt er helemaal geen as te zijn.
En onderweg naar een tafeltje blijkt er geen tafeltje te zijn, zelfs geen
zaal die haar begrenst (tijdsbepaling).
Tot slot vind je niet meer dan een koud gedicht.
Het is het einde der dingen. Je verwacht het niet (droom).
Of het nu hier ligt of op een andere plaats, je ziet dat de hoorn van
de haak is (contact).
Je krijgt koppijn (gave).

Geboorte

Bloem, 2015, computertekening

2015_bloem_ct

Zwangerrood

het donker versprak zich
onthulde een geheim
woorden zijn niet altijd vrienden
de bedoeling was goed
het mandje van mijn moeder
werd zo rood als een cyclaam

het donker versprak zich
daarna nog vele malen
het was niet alleen
en onthalsde waaghalzen
onder de klerenvacht
bloeide een drachtige cyclaam

het donker versprak zich
fluisterde adembenemend
het donker in haar gilde
tot in het uiterste oor
ik stilde, schrok
werd zo rood als een cyclaam

Dans

Leeg hoofd, 2015, computertekening

2015_leeg hoofd_ct

Woorden willen wel

De muze kent misschien geen babbel, maar ze kende mij.
Ze kietelde met haar losgetikte woorden mooie taal. Gewone
woorden werden ineens bijzonder.
Ik stond stil bij het raam en ging er voor zitten, schoof gracieus
in een zachte stoel. Het licht was veel en zuidelijk warm. De deur
bleef dicht om de nabije wereld niet te laten ontsnappen. In de
sponning van die woorden kon ik bestaan als groot wonder.
Toen riep moeder en de muze verdween op stel en sprong naar
andere oorden.
Als dichter ben je niet alleen. De muze kent geen heimwee. Haar
wereld is veel groter. Haar wereld giechelt werkelijke woorden in
haar oren.
Soms staat de muze in haar rokje voor me en omhelst me.
Haar wereld zet mijn vingers aan, daarna woon ik in een atlas
vol woorden. Ook ik ken dan geen heimwee omdat ik ben.

Later verruilde ik mijn brylcreamkuif voor een langharig kapsel.
In de geur van het verleden, in het licht van terzijde, schokt
nu mijn heftig hart. Ik dans op blote voeten tot ik struikel.
Is dat dan toch heimwee?

Gave

De weg, 2015, computertekening

2015_de weg_ct

Het beste

Buiten het montuur van de tijd luidt de herinnering, die altijd op
zoek is naar storm. Pas op voor de heimweepolitie, die is dan erg
actief, zij willen al je vingerafdrukken verzamelen. Ze weten de weg.
Maar goed, als het laatste licht valt en we afscheid hebben genomen
van de boomtoppen, dan kunnen we heerlijk verder golven op het
kompas van het hart. We voelen ons in de nacht snel meer dan
jeugdig en varen graag op die hitsige heuvels mee.
Laat mij dan je blinde gids zijn, in de nacht heb je immers geen zicht
nodig. Ik kan de sterren laten schitteren in het nachttheater. Ik laat
de hemel in de vijver likken zonder dat je het merkt. En dan is het
voorwaarts! tot diep in de morgen. Je zult spreken in de kwaaktaal
van een kind en met grote passen ben je in één nacht over de top
van de hoogste berg. Het is een gave, ik haal het allerbeste in mensen
naar boven, mijn krassende torenkraaien doen de rest.
Kijk, nee kijk maar niet, ik loop nu recht op je af. Als leidsman van
alle wegen weet ik maar al te goed dat het boek der aarde nu open
ligt. Ik laat iedere sneeuwbui tot vonken omsmelten door mijn energie.
Je hoeft alleen maar toestemming te geven en alles wervelt oneindig
rond. Er is altijd een weg.

Zon

De dag, 2013, computertekening

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Kringloop

de tuin biedt
haar vochtige schoot aan
het is nog vroeg
maar daar komt
de hongerzon aan
zij bestormt het gras
stormen om te stillen
een rijke damp volgt
de zon bepaald altijd
zij is opperzon
volgegeten schijnt zij
stijgend, hoog, fel
dag zon

voortvluchtig
is de hete zon
het is al middag
maar daar vliegt
de witte dek-wolk
zij hapt de zon
hap hap donker
een rijke bui volgt
de wolk bepaald altijd
zij is lekkende lui
brakend plenst zij
de zon vrij
dag zon

zoveel zon
zoekt bleke maan
de avond valt
maar daar komt
de zware hemel
zij vervaagt licht
contouren stommen
pas als de maan
de zon wegschopt
is alles weer leuk
de tuin ontwaakt
en pakt de zon
dag maan

Wellicht

Figuur op linnen, 2014, computertekening

2014_figuur op linnen_ct

Indruk

Het eerste woord wat bij haar opkwam was wellicht.
Wellicht kwam ze hier voor de eerste keer ten volle in de ban van
de wondere kracht van het abstracte. Natuurlijk was het niet de
eerste keer dat ze een tekening zag of de wellustige verkrommingen
mocht aanschouwen. Wel was het de eerste keer dat ze overstuur
raakte van dit oververhit stuk kunst.
Gek genoeg bleef de aantrekkingskracht in takt toen ze iets verder
weg ging staan. Soms kent kunst kennelijk geen afstand en krijg
je het gevoel van: morgen zal misschien alles anders zijn!
En de kunstenaar/maker zelf?
Die keek even om zich heen en stortte zich geheel op weggegleden
onderwerpen. Snel gaf hij er een ongekende sensualiteit aan, met
veel, heel veel warmte. Deze periode noemde hij meestal inkom.
Daarna zag hij pas wat hij had gedaan in zijn tovergrot.
De betekenis werd achteraf gezocht en gevonden: een oer duister
fluwelen mantel toonde het voorspel van een orgel en klom langzaam
naar een verre horizon.
Dat moest genoeg zijn. Daarnaast nog een raadselachtige titel, dat
doet het altijd goed (it’s not bla bla bla, verkort tisntbla).

Zij dacht daar natuurlijk niet aan. Zo gaat dat nooit. Zij vermoedde
dat de kunstenaar gewoon even was weggedroomd en met zijn ogen
de oppervlakte van zijn studio aflikte.
Wat op zich eigenlijk ook weer waar was.
Ze had er wel degelijk iets van begrepen (wellicht).
Kunst liegt immers nooit.

Minnen

De deur, 2014, computertekening

2014_de deur_ct

Vreemd

Een mens laat zich graag likken door licht en geluid.
Als je daar bij stilstaat is dat op zijn minst vreemd.
Vooral omdat één oog al diep in de huid kan boren.
Dat laatste is immers nodig om in de diepte van hart en nieren te
komen. Je moet het proeven om geen ijspegel voor elkaar te blijven.
Zijn lege, gouden kaken vingen niets meer op. Hij schaamde zich
omdat hij niet goed had opgelet en was gefotografeerd tussen de
dronken vrouwen. Wat een mens al niet moet ondergaan! Het hete
hoofd werd dus vlammend rood.
De mens is iets wat nog begonnen moet worden. Overwinningen en
zegetochten krijg je niet zomaar cadeau. Dus haalt hij zijn neus uit
de vuilnisbelt en wordt later een held door tegen de vrouwen te
zeggen dat niet vet vlees goed vlees is.
Zij zijn al te graag slank en struikelen niet over zijn minnespel.
Hun zachte, roze buiken gaan er hemels van glimmen en zetten
vol op. De spanning stijgt.
Maanden later blijkt de zon een natte neus te hebben. Onverwacht
baren ze hun kind. De hartlijn kent nauwlettend de melkweg.