Liefde

Nacht, 2015, computertekening

2015_nacht_ct

Blind date

Haar ogen staan op stokjes, haar blik is ongewild wild. Zij is bezig
met haar zomerdroom. De ruigheid verliest het van het zachte,
haar gezicht staat op troetel. zij richt haar bede tot een jonge man,
zij wil hem totaal. Hij bloost van haar wollige woorden en begrijpt
waarom ze zich zonet optutte.
Het wordt tijd voor minder verzet. Overgeven aan het onbekende.
Ze waren altijd bevriend, onafscheidelijk, nooit intiem.
Nu de kersenbloesems allemaal zijn gevallen, zij trokken de lente
weg, zie je de vlinders licht en wit. Zij fladderen en paren. Even
verderop zwaait en zwenkt een zwaluw in de lucht, je wordt er snel
duizelig van als je te lang kijkt.
De avondmist zal alles binnen helder maken. Doe het licht maar
aan. Liefde is geen gerucht dat komt en gaat, geen luchtbel in een
vluchtige rivier. Liefde is een soort wederzijdse eer, een ontkenning
van welke dood dan ook. Je bent even onsterfelijk, postmortaal. Het
dwaze hangt aan je lip als een gekunsteld hemels lied. Deze ijdele
dichtersdroom riskeert glorie en geweten.
Zij wil trompetten, kent de wijs, hij ziet alleen haar ogen en belandt
in een bekoorlijke minnebrand. Amor heeft luid geroepen, pakt alle
eeuwigheid.
Als gedachten aan spraak ontstijgen dan is de liefde pas mooi.
Woorden kunnen veel ontkrachten.

Blij

De val, 2014, computertekening

2014_de val_ct

Droommachine

Even leek het alsof haar bloed los haakte, ze lag op de vloer.
Ze rook de wasverzachter van haar net gewassen jurk, voelde haar
billen op de harde, ijskoude vloer. Onaangenaam.
Kan iemand me even met lieve woordjes inwrijven, vroeg ze zacht.
De koorts verruimde haar geest en ze vloog van hoek tot hoek door
haar huis. Mooi aanzicht. Spinnen vluchtten.
De lekgeschoten woorden verdwenen als een dief in de nacht. Haar
vaten werden nu nog wijder, ze zag ontheemde beelden. Ze ijlde dat
ze haar ijscoschep was kwijtgeraakt. Wil iemand me even helpen?
Bij benadering was ze haar gezicht bij de uittocht van eb verloren.
De vloed zou het haar hopelijk teruggeven.
Ze viel diep zonder eind.

Dan ben je blij dat alles er nog op en aan zit als je wakker wordt.

Scherven

Oudere man, 2015, computertekening

2015_oudere man_ct

Halte

Ik pak zijn hand. Ik heb een orgeltje en een bed voor hem, dat
moet genoeg zijn. Dat is genoeg, zegt hij. Het oude liedje kreunt,
heeft vergunning, dus het mag en kan.
Ik ben niet slecht, zegt hij zomaar. Hij is even weer het jongetje
met zijn doorschijnende huid. Ik denk, je botten buitelen naar buiten
en houd hem stevig vast. Hij roest en hoest, hij is als oud ijzer. Hij
huilt niet meer, zijn tranen hangen aan de haak, zijn jas hangt er
overheen.
De rug voelt krom maar breed genoeg, zijn vorsend arendsoog uit
andere tijden is nog goed. Vandaag vooruit, zonder knuisten. Geen
uitzicht naar een eindpunt. Hij loopt op het eiland van de tijd.
Ik sta naast hem, spreek met speeksel naar de dingen. Waarom toch?
Er daalt een verwaaide stadsduif. Altijd honger. Niks te halen, dus met
dezelfde vaart weer op weg naar elders. Doorstart.
In mijn maag hoor ik iets rommelen. Alsof er een schip dobbert.
Ik zeg in mijzelf: vaar me één nacht aan scherven en weet niet eens
wat ik er mee bedoel. Ben ik nu de oudere en hij de jonge van geest?
Al het water in mij schotst en schommelt, ik duizel half. Val bijna om.
Dan zegt de oude man: Laat me hier staan, ik ben er niet, ik kan niet
met je mee.
Ik ben vervreemd.

Water

De zee, 2015. computertekening

2015_de zee neemt_ct

Donkere tijden

De lucht spiegelt graag in de zee: zeespiegeling.
Vooruit dan maar:
Een wrede zee doet me altijd terugdenken aan een duister voorval
in mijn leven. De zee raakte me hevig, ik verloor bijna mijn zijn, niet
mijn verstand.
De woeste zee was letterlijk aantrekkelijk, trok me diep naar beneden
ergens in de negentiger jaren van de vorige eeuw. Ik zag alle hoeken
en gaten van het zoute water, botste de harde bodem.
Op zich is het goed om dieper te gaan dan je veilig wilt, maar dit was
wel wat overdreven diep. Bovendien:mijn bestemming lag ergens
anders. Niet op de bodem van die ziedende zee.
Als je slecht verdrinkt, verdrink dan niet was mijn idee en dat hielp,
ik kwam aan wal met een doof lichaam, had pijn. Ik voelde me zwaar
besodemieterd: het water hoorde mijn vriend te zijn!

Doorgaans geef ik mezelf de schuld van talloze smakeloze invallen. Dit
was er ook eentje. Ik had beter naar mezelf moeten luisteren en dus
niet avontuurlijk in die wilde zee gaan. Een mens kan het nooit winnen
van het watergeweld weet ik nu.
Dus alle torenkraaien vlogen op dat moment gelukkig ergens anders
heen. Het was een dwaalspoor geweest die hen eerst had gelokt. Ik
ging gewoon door met wat langer te leven.
Af en toe blaffen die herinneringen nog wild. Waarschijnlijk werd
mijn haar sneller witter toen. Mijn weerklank is verdubbeld. De waaier
van de geschiedenis staat wagenwijd open.
En de lucht? Die likt de wonden in de vijver, die andere plas.

Tevreden

De tuin, 2014-2015, computertekening

2014-15_de tuin_ct

Groene ruimte

Hij is binnengeslopen en drupt nog wat na. Bij de eerste aanblik
schrikt hij van al het licht en schaduw. Deze tuin is berg en dal
tegelijk. Heel vreemd. Eigenlijk weet je dan niet waar je bent, er
is iets te veel groen. Je hoofd kan niet meer stil zijn. Je loopt in
het eindeloze op een verdwijnend pad. Je breekt je richtingloze
benen bijna. Alle nieuwsgierigheid verdrijft de weerzin.
Deze tuin is dicht gesmeerd met hoop en verwachting. Hier knaagt
geen enkel gat. Hier speelt de tijd. Je voelt je er thuis. Het geurt
ook nog eens heel aangenaam.
Je kan nu niet anders dan knipogen naar deze schoonheid en spinnen
van tevredenheid.

Zinloos

Vreemde boon, 2015, computertekening

2015_vreemde boon_ct

Ergernis

Als allereerste nemen wij afscheid van de groene boomtoppen.
Als de vleugels het laatste uit de lucht verzamelen en wij varen in
de beschutting van onze jeugd, dan draaien we als de dood aan
het kompas in ons hart.
Waarom bedenk ik dit nu? Wat wilde ik zeggen? Ben ik jaloers?
Ik denk dat ik wat duizelig werd van de vingerafdrukken van het
licht. Zo werd ik een tiran van de herinnerde klok.

Kijk, de hemel likt zijn wonden graag in de vijver.
Sterren reserveren de nacht voor hun theater, de bergpas gaat de
maan tegemoet…..
Maar wat moet ik met die wetenschap?
Als ik weet dat de zon haar oogverblindend scherm kan trekken,
wat moet ik dan nog? Alles is daarna blind, verlies, niks, nada.
Ik ben een bewegende vreemdeling op een kale weg. Meer niet.
Nu is het wel zo dat iedere brug een gat in de lucht springt en dat
bouwterreinen verdampen door het zinderend bouwlicht, maar dat
maakt alles niet echt gemakkelijker. Dan begint het pas!
De taaie taalkwaal van een volwassene wappert jammerlijk op de
blindheid van de jeugd. Op de hoogte van de jaren, bij het eindpunt
van je vader, loop je met grote passen door de velden van je voort-
hobbelend verleden.
Daar kan ik me dus vreselijk aan ergeren.
Waarom doe ik dat? Het is zinloos.

Dromen

Gezakte man, 2015, computertekening

2015_gezakte maan_ct

Overleven

Een koud kind kon mooi dichten.
Hij had het over zijn hoofd als een krakend ei. Dat hoofd werd be-
zocht door hemelse goedheid. Een bovenluchtstem fluisterde hem
veel moois in.
Hoe kon hij dan toch zo kil zijn, vraag je je misschien af?
We hoorden niets van hem. Dat lag aan de ouders, uiteraard. Die
hadden geen idee van liefde en troost lag dus ook op sterven.
Op die eenzelvige manier verveelde hij zich niet. Hij was grotkoning
in eigen heelal. Liet de maan zakken op bevel. Zoals blinden in het
licht aftasten, zo graasde hij alle woorden af en kwam op die manier
heel veel verder dan alleen maar het kabbelende blablabla.
De meeste gedichten gingen over zijn zere hoofd. Heel overdreven
sprak hij van een wind die zijn ogen verfde. Ook gaf hij zijn hoofd
graag over aan de grote verre wolken. In die oneindige wolken zat
al het gemiste moois, plus een aantal zonzieke poezen.
Terwijl zijn ouders kei en kiezel slikten als krenten, proefde hij zijn
zachtste bleke kruisbessen en viel hij ’s avonds in zijn zacht bedje
van terloops.
Dromen vervolgden. Het leven bleef mooi.

Stel

Namiddag, 2015, computertekenig

_2013_namiddag_ct

Zo kon het ooit

Zij had hem stil, doch hartelijk lief, zoals ze dat vroeger zeiden.
Hij was een hartendief, ook al zo ouderwets.
Dus konden zij met volle vreê recht vertrouwelijk praten of
zoiets. Speculeren met veel gevoel.
Waar? In het landhuis uiteraard.
De nacht omhulde de top des wouds.
Het paartje koutte er vrolijk op los, van heerlijk weer en de lelijke
kanten des levens. Men herkauwde het geheellijk. Wel meer dan
duizend wissewasjes passeerden het gevoelige oor zonder dat het
een rel werd.
Geld en deugd was toen o zo schaars, onverstand iets raars.
Vele complimentjes passeerden oogverblindend. Het was een waar
genot. Niemand brandde zich aan het koude water.
Later bleek dat ze in armoede stierven, omdat ze beide twee linker
handen hadden.
Daar krijg je subiet geen schatergrijns van.
Wat morgen rood,’s avonds dood!
Haar hupse gezichtje tolt een laatste minnedichje.
En de kat? Die krolt aan heur voet in den namiddag.
Komt alles toch nog goed.

Kunst

Goudkamer, 2015 computertekening

2015_Goudkamer_ct

Andere ruimte

De ruimte had een vaal en groezelig geel licht gekregen.
Het voelde wat overdreven die slappe, gele kleur. Bovendien werd
ruimte tussen de dingen daardoor groter en klonken de geluiden
gescheiden op de één of andere manier. Alles wat je hoorde hield
abrupt op omdat ondertussen de tijd werd afgebroken.
Toen kwamen zij en alles werd warmer, intenser, terwijl de witte hitte
zelf koud leek.
Ik stond op een kier afstand, in de andere kamer en zag hun hoop-
volle houding. Terwijl zij zo aanwezig tortelden, had ik mij meer
als bloemblaadjes in de kelk gesloten, trok me terug in verreweg
de verste blauwe hoek.
In de ontstane compositie van de ruimte kwam een ander verband
dan iets als platte vlakken. Je zag dat de felle kleuren alles braken.
Daarna deed ik de vensterluiken dicht en was de rust weer gekeerd.
Een grijnslach verdween en droogde op als het levenloze slijm van
een naaktslak. Het glinsterende snot van het subject stelde niks voor.
Kunst is een noodzakelijk idee.

Sterk

Anywhere, 2015, computertekening

2015_anywhere_ct

Het tijdsgat

Huizen zonder deuren zijn huizen zonder cultuur en zonder
romantiek. In zo’n huis is echt geen plaats voor vermoeden,
er is geen in- of uitgang, alleen domme, zuurstofarme lucht.
Muren fantaseren fluisterend de saaiste roddels. Die zijn meestal
voortgekomen uit de resten van eigen chaos. Vage herinneringen
van ooit en toen. Alles is naar binnen getrokken. Het verborgene
van daarginds laat kruimelend zijn verbeelding los, is tenslotte
bijna werkelijkheid.
Het mooiste van dit gemiste vermoeden is natuurlijk de algehele
verlatenheid: de zwakte van de mens.
Als alles werkelijk achtergelaten is komen de schapen vanzelf.
Overal zijn schapen te zien en dat werkt verzachtend in het grote
tijdsgat.
Je begint je er zomaar thuis te voelen.
Sommige huizen zijn nu eenmaal onverwoestbaar.
Overal en nergens.