Vliegende schijven, 2015, computertekening
Dwaze dwarrel
Zij zit in periodes dat alles laag en vuig is en periodes van
wanorde kent, waarin alles te hoog verheven is. Best vervelend.
Meestal omschrijft zij het als een kortstondige bloei van tijdelijke,
geestelijke zwakte. Het mag vreemd klinken, maar het is zo.
En als zij dan helemaal in grote verwarring van zijn onzeker lot zit
weet zij nog net dat er tussen goden en mensen geen verschil is.
Dat stelt haar gerust, alle goden en mensen trekken voorbij, één
voor één, in een soort machtige, stille mars.
In een optocht van dwaling naar de illusie slepen ze zich als luie
draaischijven in het eenzame duister voort.
Later, als zij weer meer bij zinnen is, begint zij te regeren.
Zij begint bij zichzelf. In alle reële oprechtheid straalt zij een
enorme kracht uit. Jezelf goed kunnen bedriegen is haar eerste
doel en eigenschap. Men luistert vol ontzag.
Zij is een sterke vrouw, weet zij. Alleen filosofen en dichters
kunnen de wereld praktisch bekijken, omdat ze de enigen zijn die
zonder illusies leven. Helder zien betekent dan niet-handelen.
Kort daarna schudt zij opnieuw heftig met haar hoofd. Het is alsof
zij constant een luid NEE wil zeggen, maar er komt niets uit haar
mond. Het blijft volkomen stil.
Alles is in haar gebroken, naamloos. Niets past meer in haar leven.
Haar tederheid is te groot uitgeslagen, waardoor haar ziel doof is en
niets verklapt.
Notitie:
In werkelijkheid heeft zij alleen maar wat last van dorst na te veel
drank.