Engelen

Jaloers persoon, 2015, computertekening

2015_jaloers persoon_ct

Donker type

gal verpest
de schoonheid van alles
blijkbaar woordeloos geboren
hoor je niets

maar hij ziet die zwarte klont
donkere ijle stemmen
vermoeden zwanenzang
engelen vertrekken

gal verraadt
het gezang en gedrang
blijkbaar geluidloos
je hoort niets

gal vergeelt
de huid, bijna wit
op de hemelrand
trekken de engelen

het is stil
je hoort niets

dat kan

Teugelloos

Grey Man, 2015, computertekening

2015_Grey Man_ct

Wandeling

De wind, die om zijn oren slaat, doet hem leven. Zon en wind wissen
zijn ogen open. Hij is in zijn late jongenswereld en loopt een straatje
op van gele klinkers. Voor de aanvullende huizenrij zijn kleine tuinen
waar spreeuwen bloeien in de bomen. Hij steekt zijn tong uit, struikelt
bijna van plezier. Een hek valt piepend dicht. Deze straat ruikt naar
heimwee. Heimwee van de grijzigheid. Heimwee naar de krullen van
weleer.
Hij loopt verder, armer, maar zo sterk in openhartigheid.
De herinnering is ingestapt, maakt zich op in een spiegeltje.
De holle maag knort.
De wind, die om zijn oren slaat, wordt een ademtocht volgens af-
gelegde regels. Hij is zichzelf allang kwijt, hij is ergens afgeslagen.
Hij denkt aan zijn geliefde. Hij houdt van haar hoe ze woekert in
consumptie. Haar huis wordt steeds voller bekleed. Ze is als een
nest vol vogels die nog moeten uitvliegen. Later in het jaar zal er
wel weer ruimte zijn. Zij zegt: Ik weet ook niet hoe het moet, maar
leef je uit!
Hoe verslavend kunnen geuren zijn. Hij blijft teugelloos lopen.
Hij is een grijze man. Hij is een kleine reiziger met een vol hoofd.

Ontwricht

Problema, 2015, computertekening

K…RNER2

Spiegeling

In het niemandsland tussen de media van het beeld en die van het
woord ligt zijn geschiedenis. Waren Magritte en Broodthears de
pionieren, dan ben ik de gids. Belangrijke invloeden laten altijd
sporen na.
Het schrift neemt zijn plaats in het werk in de vorm van titels die in
het beste geval meestal niet passen bij de voorstelling. Met behulp
van het woord of schrift wordt een schemergebied tussen aanwezig-
heid en afwezigheid gecreëerd. Verbale misverstanden geven meer-
duidige voorstellingen.
Is dat dan wartaal?
Welnee, meer plaats zonder plaats (de meeste schilderijen gaan over
pas op de plaats). Het werk is meer een werk over het werk waardoor
het iconische teken steeds verschuift. Ontwricht aanwezig zou een
mooie omschrijving zijn.
Dit geldt niet voor het werk Dark (1995, niet afgebeeld). Oud werk
is niet altijd goed werk. De schriftelijke verwijzing is te letterlijk.
Alleen de sculpturale aanwezigheid klopt hier. Zou er bijvoorbeeld
het woord anker of kade staan kreeg je al veel meer denkruimte
toegemeten.
Een vroegere vriend zei hier over:
Je had er beter met vette koeienletters Sorge wächst op kunnen zetten.
Zijn twinkelogen wilden de rest doen verbleken, een wenkbrauw werd
daarbij speels opgetrokken, maar ik pareerde nog speelser terug met
ja, dat is ook een oude Wiederholung. Dus terug in de mand jij.
Kunst is geen amusement, maar kan wel lichtvoetig zijn. Dat bevrijdt
het werk niet alleen van zijn karakter, maar het verlost ook het beel-
dende vlak. Er ontstaat een nieuw, groot perspectief. De muze wordt
met veel plezier uitgekleed en ontmaskerd. Ze toont haar geniale zones.

Dood

Spindroom, 2015, computertekening

2015_spindroom_ct

Laatste tocht

Haar mond lijkt droog van het jeuken van verlangen dat zich niet
ontlaadt. Het grijsgele gelaat staat strak, te strak voor haar ouder-
dom.
Ze wil dat ik al je oude glorie van haar ziel ga wassen, om het daarna
in een doosje te doen, maar ik weet dat ik te laat ben. Ze is onom-
keerbaar dood, opgedroogd, ik moet haar nu ongerept achter laten
om zelf verder te ontwaken.
Ze kwam tot mij in alle glorie, van aangezicht tot aangezicht, al keek
ze niet terug. Ze was te veel spin.
Daar ligt ze vol oud lef roerloos stil in haar strakke, bedauwd web en
laat anderen ultiem, ontvangend toe.
Elke porie heeft geleefd. Alles liet tenslotte los. Een laatste gevecht
is  geweest. De natuur neemt.
Deze tocht der tochten is als een vlammend en universeel gedicht,
waarvan ik de woorden niet weet maar wel voel.
Er is nu bijna stilte.
We zijn maar weggegaan.

Monorijk

Tweesprong, 2015, computertekening

2015_tweesprong_ct

Tekenen is grijs gedraaid geluk

Tekenen beschouw ik als het meest hartstochtelijk werk wat bestaat.
Werken aan een tekening, hoe groot of klein ook, brengt mij in een
staat van groot geluk. Dan ben ik helemaal totaal één met mijzelf.
Werken aan een tekening grenst aan een waanzinnige euforie.
Alle vermoeidheid of somberste somberden lossen als sneeuw voor
de zon op. Er zijn ineens geen boze tegenhangers meer. Je bent
totaal koning in je mini monorijk. Je draait het geluk tot het vermoeid
grijs wordt.
Het is een heerlijk gevoel, een besef van meest grote eenheid.
Als tekenaar ben je je eigen God of grote goedheid.
Waarom is de geest van de tekenaar zo vrij? zul je je misschien
afvragen. Dat komt omdat hij mens is, dieren kunnen dat niet of
wij herkennen dat niet.
Als ik teken denk ik niet aan de beschouwer, die is op dat moment
een imaginair persoon, ik denk ook niet aan mezelf, want op dat
moment ben ik misschien ook wel een imaginair persoon. Ik doe ik
doe , ik doe.
Dat is het mooie van het gevoel van trance of extase. Tijdens het
tekenen schep je een ander ego. Je bent een levende geest geworden,
een kern waaruit alles voortvloeit.
Wat precies die kern is en waar die ligt, hoef je niet te weten, dat is
iets voor zoekende kunstvorsers (vermomde psychoanalytici).
Mijn eigen web bestaat uit mijn grof geheugen en groot bewustzijn.
Ergens blijft nu het woordje mededogen hangen. Ik weet niet precies
waarom.
Men zal het mij vast binnenkort gaan vertellen, vermoed ik.

Visie

Leeghoofden, 2015, computertekening

2015_leeghoofden_ct

Boos driemanschap

In 1967 exposeerde ik samen met twee andere makkers in het
Groninger Museum. We waren jong, een jaar afgestudeerd en vonden
het normaal en tijd worden om te exposeren in een museum.
De wereld wachtte immers op ons, we staken alvast een sigaar aan.
Liever had ik de ruimte in mijn eentje gevuld, altijd werk zat. Nam
het voor lief en schitterde. In de recensie kwam mijn anders zijn ter
sprake, ik zou serieuzer zijn, ik had een visie…
Aan m’n hoela! Serieuzer was een beschimmeld woord voor meer
kwaliteit, al wist ik dat toen nog niet. Ik had een mening en een
opdracht, iedereen moest dat weten, zien. Leeghoofderij was niets
voor mij, mijn hoofd zat overvol.
Het museum kwam met de term driemanschap, ik voelde me er erg
ongelukkig mee. Het zou een soort verwantschap inhouden (die er
niet was). Klasgenoot was slechts de verbinding. Al snel had ik me
los gerukt van de opleiding, het duurde me toen al een jaar te lang.
Ik zocht en kreeg andere vrienden, werd door een andere, interna-
tionale galerie gevraagd. Dat deed mij en mijn werk goed.

Dat het Groninger Museum toen niets aankocht was een feit
en een grote teleurstelling. Ze zouden daar later vast spijt van
krijgen, was mijn klinkende overtuiging.
In een veel later gesprek, nu met een heel andere conservator
van dat museum, kwam het weer ter sprake. Hij vroeg naar het
werk van toen.
Met groot genoegen kon ik de waarheid zeggen: ik heb alles
verbrand!!
Ik zag ineens een bleek hoofd met grote ogen.
Hij schudde meewarig zijn hoofd, vond me een cultuurbarbaar.
Ik vulde in gedachten aan met visie.

Belegen

Franse vrouw, 2015, computertekening

2015_Franse vrouw_ct

Muts

Een vrouw kwam langs en had haar hoofd meegenomen. Haar
voorhoofd was een rimpelloze zee. Zo spiegelglad, zo simpel, zo
jong. We waren zeventien.
De wereld had haar vooruit gestuwd en nu was ze vol vraagtekens
bij mij. Haar wimpers leken me grote zeilen. Ik moest haar vast
zien te houden. Voor je wist zou ze weer weg zijn.
Dus zette ik haar in een oude schommelstoel.
Er was geen zon, maar wel licht en ik zag dat ze een mutsje op had.
Niet zomaar een mutsje, het was een echte Franse baret met zo’n
klein steeltje boven op (of was het de mast van haar inwendig bootje?).
Er was wat wind dus deed ik het raam dicht.
De schemer verkleurde de kamer, maakte alles grijzer blauw tot
het was uitgewoed. Licht werd donker.
Kijk, zei ze gehaast, we hebben ons verinnerlijkt en varen zoet
vereenzaamd in een landschap. Ik roei en jij schept met je elegante
hand het wassende water uit ons bootje, opdat we niet zinken…
Ik was nogal verrast door haar verbeelding en zei droog: ik wuif de
tijd ook nog even weg en wat houd ik van je knieën uit je rok!

Fantast zul je zeggen, maar ik ben er bij geweest en dan kun je alles
zien en herinneren. Jonge mensen zeggen vaak belegen dingen.

Geduld

Maanvrouw, 2015, computertekening

2015_maanvrouw_ct

Nachtmist

Van ver bekeken was ze mooi. Ze verschijnt onschuldig met een
vergulde neus. Is geduldig als de nacht.
Een schimmige nachtwaker bloost zich een leven door zich met
de sterren te meten. De maan verdrijft de stad voor een tijdje, zij
is moe. Om de hoek waait een verloren wind, het dak van het huis
kraakt kouwelijk.
De maan had zich voor altijd in haar huid vastgezet. Een klein
stukje van haar neus bleef geel. Niets hielp om het te verwijderen.
Zelfs de nachtmist of de ochtenddauw lieten het afweten. Ze bleef
plaatselijk een tikje geel. Heel vreemd.
Overdag wreef ze haar ogen uit haar bril, ook dat hielp niet.
Ze droomde van een nachtuniform. Een strelend uniform.
Het ontwapende geluk zou daarna haar weg vinden. Echter, een
honderdarmig monster hield het tegen. Tenminste zo voelde ze het.
Toen ze later werd uitgescholden voor Maanvrouw was de nacht
helemaal zwart. Ze moest aanvaarden dat ze de dingen niet kon
dwingen. Ook niet bij volle maan. Ze moest geen trede hoger klim-
men dan ze kon.
Uiteindelijk:
Verdeelde ze de seizoenen over haar vaste speelplaatsen.
Het geel van de neus ging geleidelijk weg.
Alles is een kwestie van geduld.

Mini mono

Bespiegeling, 2013, computertekening

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Tekenen van grijs gedraaid geluk

Tekenen beschouw ik als het meest hartstochtelijk werk wat bestaat.
Werken aan een tekening of schilderij, hoe groot of klein ook, brengt
mij in een staat van groot geluk. Dan ben ik helemaal totaal één met
mijzelf.
Bij schilderen is het meer een logisch verlengstuk; ook mooi.
Werken aan een tekening grenst aan een waanzinnige euforie.
Alle vermoeidheid of somberste somberden lossen als sneeuw voor
de zon op. Er zijn ineens geen tegengangers meer. Je bent totaal
koning in je mini-mono-rijk.
Tekenen is een staat bereiken waarin alles monistisch wordt, alles
vloeit voort uit een verschijnsel, in dit geval mijn complexe geest.
Het is een heerlijk gevoel, een besef van grote eenheid, rust.
Als tekenaar ben je je eigen God of grote goedheid.

Waarom is de geest van de tekenaar zo complex zul je je misschien
afvragen? Dat komt omdat hij mens is, dieren doen niet zo.
Als ik teken denk ik niet aan de beschouwer, die is op dat moment
een imaginair persoon, ik denk ook niet aan mezelf, want op dat
moment ben ik misschien ook wel een imaginair persoon. Ik doe
en dat is voldoende. Dat is het mooie van het gevoel van trance of
extase.
Tijdens het tekenen schep je een ander ego. Je bent een bewuste
geest geworden, een kern waaruit alles voortvloeit.
Wat precies die kern is en waar die ligt hoef je niet te weten, dat is
iets voor zoekende kunstvorsers (vermomde psychoanalytici).
Mijn eigen web bestaat uit mijn geheugen en bewustzijn.
Ergens blijft nu het woordje mededogen hangen. Ik weet niet precies
waarom.
Men zal het mij vast binnenkort gaan vertellen, vermoed ik.

Jazz

Lege kop, 2015, computertekening

2015_lege kop_ct

Verschijning

Wij hebben een verse verfverschijning. Zij ligt ergens in de wereld,
in een groene zee.
Het vreemde is dat die verfverschijning rond middernacht duidelijker
wordt, ze kan zelfs doorschijnend worden, die verschijning. Dan pas
zie je ook dat ergens in het midden een kop verscholen zit. Daaronder
vermoed je een groot gestalte.
Iedereen kan het waarnemen, je hoeft niet eerst uit je graf op te staan.
Ik moet trouwens bekennen dat ik met haar omga. Ik behang haar,
want het is duidelijk een haar, met attributen en overlaad haar met
troetelwoordjes. Ze lust er wel pap van, ze gaat wild schuimen van
plezier.
Als ik de verschijning roep komt ze nooit direct, zij krult over de bodem
van de zee en dat gaat niet snel. Daarna doet ze eerst alsof ze me niet
kent, maar daar trap ik niet in, ik ken haar onderliggende honger, laat
haar ogen snel schitteren. De zee wil dan nog wel eens gaan fosfor
oplichten. Dat zijn de mooiste momenten, ik zie het als een groot com-
pliment: ik wordt gehoord.
Laatst hoorde ik haar duidelijk zeggen: P.S. I love you…..
Ze houdt kennelijk van jazz.
Ik ook.