Losser

Verpleegster, 2015, computertekening

2015_verpleegster_ct

Dubbelleven

Er was iets met haar. Je zag dat ze iets verloren had en flink deed.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van haar kaak.
Haar kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, zij niet.
Als je het zou zeggen zou ze daar niets mee kunnen. Ze zou
verstrooid en glazig kijken, iets slims zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van haar.
Zij was verpleegster van beroep.
Nu ik naar al mijn herinneringen zoek, weet ik dat alles eigenlijk
vooraf vreemd is. Niet alleen achteraf. Pas in het donker krijgen ze
kleur, dan word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden
dan ook losser, alsof ik ze droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee lopen, dat is het geheim.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.
Het is mooi om niets te weten en veel te bedenken.

Hartklop

Falen, 2015, computertekening

2015_falen_ctk

Raar

Als alles lust is, dan breekt het zweet met gemak gelig nat uit.
Zwijgen zou werkzaam zijn, maar dat kan alleen met de mond
vol vruchten. Het doet pijnlijk zeer zoals een beschuit eet met
het vals gebit van een zonderling. Die schrijven brieven voor geld.
Tenminste, dat vertelde een rusteloze nacht mij eens.
Diezelfde nacht vond ook dat dieren de stilte ontsierden, daar was
ik het ook al niet mee eens. Geluiden kunnen nooit ontsieren. Een
verse regenbui schildert de opspattende plassen. Ja toch? Applaus
is hier niet op zijn plaats, het hoeft immers niet, het is iets moois
dat vanzelfsprekend is. Bewaar het handgeklap voor iets anders.
Wolken bootsen boten na en botsen daarna weer andere vormen.
Soms meende ik vreemd genoeg de wimpers van een wandelaar
te herkennen. Dan hoorde ik weer iemand heel ontredderd zingen.
Zo lichtvoetig had ik het nog nooit gehoord. Prachtig!
De zenuwman is een supersnelle man. Hij nerft ruimdenkend.
Luie geesten begrijpen hem niet. Hun trage geest bedwelmt hun
altijd te dichtbije horizon. Met een weemoedig gebaar herkauwen
ze het oude.
En toen was er ineens een raar kloppend hart en werd de wereld
voor altijd anders.

Lot

Hartzeer, 2015, computertekening

2015_hartzeer_ctk

Het beeld dat veranderde

Elke seconde lang deed ik een hardnekkige poging het mysterie
te begrijpen. A gauw viel de onweerstaanbare onverschilligheid
op me neer. Er was niets meer aan te doen, ik moest me gewon-
nen geven. Ik werd nog zwaarder neergedrukt dan voorheen.
Mijn hersenschimmen namen het al snel over.
Het deed zeer. Dit had ik niet verdiend. Het deed hartzeer.
Voortaan zou ik de reusachtige hersenschim altijd moeten dragen.
Met de zwaarte van een mud steenkool onderging ik gedwee mijn
nieuwste lot, er was immers geen ontkomen aan. Het monster-
achtige beest was geen last die niets uitvoerde. Het hield me voort-
durend bezig. Ik werd de verdrukte man, ondanks mijn krachtige,
elastische spieren. De zware last haakte zich diep in mij vast.
Het leek me het beste om een ernstig gezicht te trekken en de
gevoelde wanhoop niet te laten zien.
Dat hielp gelijk, ik zakte niet meer weg in het stof van de bodem.
De hemel leek verlaten door iedereen, ik zag niemand. Wonderlijk.
Mijn berustende gelaatsuitdrukking had iedereen weggejaagd. Ik
begon weer te hopen. Keerde terug op aarde.

Minnaar

De hand, 2015, computertekening

2015_de hand_ct

Op de grond

Kijk zij heeft gehuild, zegt de dichter. En die kan het weten, die
heeft oog en oor voor alles. Ze had inderdaad een schitterende
wimpering rond de ogen, het leek wel wat op een uitgelopen
feestelijke etalage (beslagen ramen, condens-vocht).
En toen werd ze door een ander levend oog bewogen. Opgetogen
sloeg ze denkbeeldig een bladzijde om en verbleef met veel dank
lang bij haar nieuwe minnaar. Haar stank van zonet sloeg verbluf-
fend om in een overheerlijke parfum.  De geur was zo adembene-
mend dat de maan er doorlatend van werd.
Kijk, zei zij, mijn schatkamer laat geen blinden wachten en is niet
afgesloten voor overgrote macht. Mijn schoonheid mag naakt zijn.
En ze gaf zich aan hem, hij raakte haar bestaan.
Met een totale glimlach om de nieuwe zekerheden omarmde ze
haar mondige lover, die haar kamer vol lust ging bewonen. Even
leek het eeuwig zomer. De verveling lag nergens op de loer of liet
het lijden op zijn beloop, verwatering kreeg geen enkele kans omdat
de waakhonden als handdoeken werden uitgewrongen.
Dit alles gebeurde op de grond, een plek waar menigeen uiteindelijk
beland.
Tenslotte regende het uitmuntende wit op de buik van de waarheid.
De dichter was allang afgehaakt.
Zijn gevleugelde handen bleken jaloers.

Vroeger grijs

De wandeling, 2015, computertekening

2015_de wandeling_ct

Proces

wandel
het is samen tijd
ga naar buiten
durf te gaan

ga verder
laat de maan slapen
de verre verte
is altijd toereikend

ga verder
ga terug naar binnen
waar je hebt gewoond
teken je vroeger rand

ga verder
vertel wat je doet
schep de zomer
in je grijze hoofd

ga verder
til je rimpels hoger
dingen van een ander
schuiven vanzelf opzij

Albinowit

Grijze man, 2015, computertekening

2015_grijze man_ct

Rare bezigheid

Die dag begon hij rond te slobberen, het leek hem leuk. Vooral de
verbaasde reacties van anderen deed hem goed. Als hij vlak voor
iemand stond deed hij met een grote zwaai zijn jas open en zei:
kijk, de werkelijkheid kent geen schaarste om snel te vervolgen
met gulzig is mijn zichtbaar zwijn. Men deinde vol ontzag terug.
Ware schoonheid liegt niet.
De slobberman, driedubbel grijs en slecht geschoren, genoot
van hun schrikreactie. Tot de nederlaag van het avondrood bleef
de stakker zich herhalen. Floeps jasje open, floeps jasje dicht.
Steeds bleker werd hij door zijn afdekking, totdat hij zo wit was
als een pasgeborene. Albinowit is kwetsbaar.
Ik ben slechts vluchtig aanwezig wilde hij ook nog wel eens zeggen.
Dat gold niet voor zijn zwijn, zijn bezem, nee zijn plumeau, die
moest regelmatig luchten, die moest het schaamrood op andermans
kaken brengen. Het stralend laten schrikken was zijn grootste ding.
Kortom de slobberjak woonde in zijn eigen verwaande hut en
wenste dat zijn kwaal nooit over zou gaan. Eerlijk gezegd hoopte
hij nog eens een maagd te zien wegsmelten om hem te bevrijden.
Dan pas zou hij echt gelukkig zijn en voor altijd verdwijnen.
Sterven in een geopende jas, daar hunkerde hij naar.

Stilzwijgen

Wachter, 2015, computertekening

2015_wachter_ctk

De kijkers

Zijn beroep is stilzwijgen. Wel zo handig op deze plaats.
Maar er komt een dag dat hij de wereld zal verstillen. Als men hem
echt ontdekt, dat doodgewone joch van de straat, dan zal alles in
een brede omgeving gaan veranderen. Wie weet wordt men blind.
Voorlopig ziet het er niet naar uit.
Hij geeft zich niet. Hij verschuilt zich. Wij mogen/moeten raden.
Alleen hij weet van zijn gave: hij heeft een diep troostende hand.
Niet dat hij er iets mee doet. Het is zijn bezit.
Wat doe je met zo’n stille knaap?
Die geef je een zaklantaarn in de vorm van een gloeiende roos.
Daar zal hij vast blij mee zijn. Denk ik.
Ondertussen zou hij het als nachtdier goed kunnen gebruiken, dat
is zeker. De nacht is mooi en geeft veel geheim.
Wie weet struikelt hij niet langer meer over de liefdespaartjes in de
bioscoop. Bij zicht stapt hij er gewoon overheen. Hij is de navigator
van de nacht.
Ver weg van die dromers uit het publiek zoekt hij zijn eigen lege stoel
en houdt zijn handen thuis. Een lichtstraal van de operateur zou zijn
stoffelijkheid kunnen verschroeien.
Er komen nog meer bezoekers, hij scheurt de kaartjes zwijgend af.
Zijn beroep is stilzwijgen.
Ondertussen wacht de hond.

Open handen

Suzanne, 2014, computertekening

2014_suzanne_ctk

Maannacht

Zelfs in een tuin vol puin mag het hart niet hard zijn.
Geef de stenen alle tijd, terwijl elke gedachte een aanblik is. Een
aandenken nadert. Je ontwakende ogen mogen nu genieten.
En als de handen open gaan bij volle maan, drijven zij een bloem
naar de dag. Dat is ook zo’n mooi, lang moment. Het is zichtbaar
voor de geletterde nacht.
In de diepte en onder grote zwijgzaamheid rusten je overbodige
ogen uit. Daar is de nacht voor. Als het stijfsterre licht schijnt, dan
verheft de ronde maan zich. Je zou nu kunnen gaan liggen op de
nacht. De nacht is zo dik dat je er om moet lachen. Niet hardop,
maar voorzichtig, tevreden binnensmonds. Grote geluiden zijn voor
de lichte dag. Het bijna zonnige gezicht van de verschrikte sterren
laat zich opnieuw kussen door de maan.
En als de zon weer gaat schijnen ruik ik de sterren nog steeds.
Het kan ook zijn dat dat door een meisje komt, zij heeft bloemen
rondom de mond. Zij is nog jong en weet niets van een oud
verhaal. Haar bliksem moet nog uitzweten.

Zonziek

Nachtdenker, 2014, computertekening

2014_nachtdenker_ctk

Publiekelijk verval

De kijkers buigen hun zwanenhalzen over je gevleugelde oerdrift.
Hun ledematen staan strak gespannen, zij denken dat hun leven er
vanaf hangt.
Dat is natuurlijk niet waar, zo heb je het nooit bedoeld, jij schilderde
als een moordenaar onder het moorden. Jij was sneller dan terloops.
Uit alle knagende elementen leest men goedgelovig troost. Ik denk
dat men, in dit geval, met gemak kei en kiezel slikt als krenten.
Steeds groter wordt je echoput, die allang versteende stemmen laat
horen. Gestileerde zuchten en kreten kennen geen tijd.
De wind, de trouwe Hollandse wind, verfde je ogen tot spitse felle
vlaggen, je gaf je over, werd zonziek.
Soms zie ik je benen bengelen uit verre wolken, op dat moment
gaan de honden huilen als teken van groot gemis. Stel je nu eens
voor dat je was blijven leven, wat was er dan van Picasso terecht
gekomen? Een kakelend ei, dwalend naar een hemelse bode?
Hoe dan ook je verveelt je vast niet. Waarom zou je?
Toevallig zag ik vaak je geest in het licht blinken.
Je bent groter dan een oceaan in deze mislukte eeuwigheid.
Je wist: alles ziet er binnen anders uit dan van buiten.

Hond

Cane, 2014, computertekening

2014_Cane_ct

Lust

hoe meer ik naar mijn lichaam kijk
hoe meer ik het bestaan voel
de betekenis voelt vol
en vreemd, ik ben verliefd
als een wilde hond, ontkennen
is zonde van deze tijd

verliefd en verteerd
van binnen, van buiten,
evenals tussenin,
ben ik het vlees van de kennis
kijk eens, de deur staat open
ik hoor onzegbare geluiden

al mijn verboden gevoelens
laten zichzelf uit
horizontaal, verticaal
de liefde in het donker,
nee, het lichtste licht
is als een verschroeide tong

om niet te vergeten
moet ik steeds opnieuw
het moment weer openen
vaarwel, nee dag vochtig vlekje
de wortel van mijn leven
is het houvast van alle jaren

mijn horloge geeft,
blaast geen uren aan,
ze vergeet, ontlucht
mijn hele vel brandt
of dit dagdromen is
weet alleen de bronstige hond