Kanttekening

De dag, 2013, computertekening

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Zij(n) kant

Hij maakt ruimte voor kanttekeningen. Meestal op vrijdag dan is het
weekend wat ruimer.
Mag ik even – zegt hij dan tegen zichzelf en doet al.
Wat fijn dat je zo mooi orakelt – zegt zijn tweede ik.
Hij kan inderdaad goed, onthutsend goed, de cultuur generaliseren.
Dat gaat van heb ik jou daar. Alles moet op de kop en anders in zijn
visie.
Hij besluit alleen maar stralende dingen te doen. De zon en de maan
hebben het al voorspeld. Het kunstje hoeft alleen nog maar worden
uitgevoerd. Gewoon doen dus.
Vrijdagse woorden worden werkelijk. Het is een feest. Een avontuur.
Ga maar, ga maar – zweeft hij verder voort.
Val hem niet halsstarrig lastig met papieren salon-retorica.
Hij negeert overigens alle strijkorkesten op de achtergrond. Nee, dan
heeft hij liever een juichende iris.
Zijn wereld cirkelt constant en wij bewoners vinden en beleven dat.
Op zijn aanwijzing dan.
Waarvoor onze eeuwige dank Grote Wijsman!

Gezeur

Blumenstilleben, 2013, computertekening

2006-207.tif

Zanikbloem

zure zeurbloem
geel van azijnpis
donker daglicht
koud van blik
grote natuurhaters
zien de zon nooit schijnen
in hun doodsstrijd
trekken ze elkaar
pijnlijk aan broosblaadjes
piep piep au au
en dan
stil

zure zeurbloem
veel verdriet
en stinkstank
iedere nacht
verbleekt je kale kleur
het is precies zoals ik dacht
je hebt veel van
veel genomen
vooral van links en rechts
piep piep au au
en dan
niets
helemaal niets.

Weinig

Nachtman, 2014, computertekening

2014_Nachtman_ctk

Houvast van een nachtmens

In het begin was er weinig werkelijkheid, weinig houvast.
Het leek steeds minder en minder te worden. Mooi gezegd was het
geel de verte aan het opvreten en het verre blauw verorberde de
echo.
Dan mag je er weer zijn om alles wijs te praten. Alle natte gifsporen
moeten uitgewist worden, anders zal de verbeelding verdwijnen.
Zulke uitgebleekte gedachten kan je tegen het vallen van de avond
hebben. Dat mag dan, de lichtdag is voorbij, de maangladde tuinen
zullen spoedig verschijnen. Het is een begin en eind tegelijk.
De zon treedt uit zijn licht, sneuvelt in het zwart. Het donker is mijn
zon en mijn uil, dan word ik pas echt. Tenminste dan komt mijn ik
dichtbij en voel ik me blij. Ik ben werkelijk blij met iedere nacht.
De nacht is onverdraaglijk mooi en tegen alle regels van de kleuren
in. iedere schim wordt in mijn beleving goed uitgelicht.
Ik spreek als een man, zing als een manlijk mens. Mijn ritme en rust
ontwaken en varen over alle meander-rivieren. Waar anderen dood
gaan in de nacht kom ik tot leven. Mijn blinkende, donkere woud
wortelt woest verder als mijn handen open gaan.
Pas als de frisse morgen het nieuwe licht kust ga ik slapen, dan pas
zijn mijn lekkende vlammen gelest

Ontbrekende tijd

Donker werk, 2014, computertekening

2014_donkerwerk_ctk

Op de uitkijk

De cirkel is rond. In het afgebeelde wordt de diagnose gesteld van
de uitholling van andere werken en andere weerspiegelingen.
Deze weerspiegelingen zijn geen utopische denkbeelden zoals bij
bijvoorbeeld Lissintzky of Mondriaan, die aan het begin van de eeuw
meenden dat hun werk gedaan zou zijn wanneer de principes van de
schilderkunst in de maatschappij verwezenlijkt zouden zijn.
Mijn werk is momenteel geplaatst in een wat dove afwezigheid. Ik
zie dat als iets tijdelijks en ga nog niet spreken over mijn utopische
toekomstbeelden.
Sterker nog: ik zie werk als plaatsen waarin de tijd ontbreekt.
Waarschijnlijk is het zo (hopelijk) dat mijn werk een uitzondering
betreft op het gangbare. Je kunt beter geen andere verbindingslijnen
trekken. Even minder belangstellend is beter op zijn plaats.
Vaak ervaar ik zoiets als het sublieme gemis. Het geheugen van de
verbeelding reikt niet zo ver.
Ik moet het voorlopig doen met een zelfverwijzende manier van
verbeelden, wat plaatsbepalend O.K. is.

Niets is veel

Droom, 2014, computertekening

2014_droom_ctk

Afdruk

Er was iets met hem. Je zag dat hij iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van zijn kaak.
Zijn kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, hij niet.
Als je het zou zeggen zou hij daar niets mee kunnen. Hijzou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van hem.

Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.
Het is mooi om niets te weten.

Gezang

Brunette, 2014, computertekening

2014_brunette_ct

Grijze dag

Je hebt vaak van die herfstdagen dat het licht zwaar blijkt te zijn.
De regen geeft de duisternis een kus op de kaken. Je oogholten
kunnen het licht niet echt vinden, er hangt dof ijzer voor.
In die dagen schilferen de misbaksels buiten. Als bleke broden kwa-
men ze ‘s morgens nog uit hun lakens, zetten zich slap in het zadel.
Dat iets werd snel niets, want deze misbaksels kunnen niet bakken,
zij lossen op in de aanhoudende motregen.
Daarna zijn alle praatjes en smoesjes over om plaats te maken voor
een roze belofte. In de kinderlijkste kleuren, tussen alle kieren en
speten groeit al het schoons op de verse kluiten wat je alleen met
rozenogen kunt bekijken.
Is het wel goed met je, hoor ik je nu zeggen.
Jazeker, ik staar in het water, terwijl mijn tanden schudden. Kalk en
azijn voeren kennelijk een strijd. Aan de andere kant voel ik me niet
ongelukkig, ik zit met gemak met mijn kartonnen rug tegen de war-
me cv, om maar iets te noemen.
Nee, mij hoor je niet klagen, iedereen zou trouwens eens op moeten
houden met dat zuchten en klagen. Het heeft geen enkele zin.
Misschien versnippert de nattigheid zich dan om te verkleinen tot een
groot niets, stopt de regen uiteindelijk en maakt de zon nog kans.
Mijn toereikende grond kan niet worden afgeplakt, het is te groot.
Als ik loop stuift het zuiver zand uit ontzag regelrecht de grot in.
Mijn weg is altijd vrij omdat ik het wil.
De regen is overigens al lang gestopt zie ik nu.
Ik ga nog even zingen met de aarde.

Grenzeloos

Gerucht, 2014, computertekening

2014_gerucht_ct

Over mooi

grenzeloos
mooiste ogenblik
jij, constant
openbarstende bloem
jij, volslagen
tijdloze droom
het roodste rood
van je wangen
kijkt alles na
bloost zich een weg
jij, mens en lijf
bent ineens beperkt
en helemaal niets
hoe knullig
is je nieuwste vorm
een biggeltraan
troost de tuin
vogels gaan zingen
zij hebben hun
mooie ogenblikken

Dichter

Geduldige hand, 2014, computertekening

2014_geduldige hand_ct

De dichter leeft dichter

wat ook maar leeft is helder
de duisternis laat schimmen dolen
een dichter denkt niet, voelt

pendelend tussen mens en schimmen
één met al zijn scheppingsdrift
verheft de taal hem o zo hoog
de sleutel is snel omgedraaid
en beschermd een handvol water
dat moet genoeg zijn

wat je ook maar dicht is helder
het hele jaar wordt niets gesnoeid
een dichter denkt niet, doet

sterren spatten wit en geel gemengd
de mooiste bloemen ruiken sierlijk schoon
mijn kippenvel verandert in schubben
mijn neus is te koud voor eeuwig leven
zelf in de brander voel ik geen warmte meer
hoe dikwijls ik ook in het vuurtje por

wat je soms in je vingers voelt
is niets meer dan verbrand houtskool
een dichter is soms iets, is soms alles

 

Broer

De deur, 2014, computertekening


2014_de deur_ct

Binnen

Keek hij naar zijn broer, dan zag hij zichzelf.
Wandelden ze samen dan gingen de voetstappen gelijk op, alsof er
maar één persoon liep. At zijn broer, hij proefde dezelfde kost. Zelfs
als zijn broer een opmerking maakte dan was het net alsof hij het
zelf had bedacht. Zonder er over te praten droomden ze hetzelfde.
Kortom zij begrepen elkaar zoals broers dat horen te doen.
Toen zijn broer verkering kreeg met Manja kwam hij opeens op de
tweede plaats. Dat voelde vreemd, raar.
Met genoegen zou hij ook onder de rok van Manja hebben gekeken,
maar daar was geen sprake van. Het werd hem zelfs verboden. Het
alles delen was abrupt afgelopen. Men sloot hem uit.
Daarom werd hij een wilde binnenloper.
Hij ging met de vloer praten. Binnen praat het veel rustiger. Daar
woont alleen de ruimte en die heeft altijd een gewillig oor.
Hij bouwde zichzelf een vloerhutje en hakte wat hout voor het koken.
Als het hout slecht wou branden kneep hij erin. Liet het vocht eruit
sijpelen en zei dan: mijn broer heeft er zeker weer op gepist…
Daarna slachtte hij een tokkel-kippetje, fantaseerde over de poten
van het beestje dat zonet nog zo parmantig liep.
Een dag is zomaar om wist hij. Ook zonder gemiste broer.

Niet te veel

Achter het behang, 2014, computertekening

2014_achter het behang_ct

Het geheim

Je kerfde ooit een sleutelgat in mijn lichaam, maar je weet toch wel
dat je de wereld niet kan veranderen door zo’n achtergebleven vorm.
Het lichaam, daarentegen, blijkt veel meer voorlopig te zijn en een
veranderlijk gegeven. Na verloop van tijd valt alles uiteen in anatomi-
sche platen.
Ook kun je mij niet en nooit bezitten. Ik ben van mij. Ik ben mijn
eigen losbladig atlas. Af en toe dwarrel ik neer, telkens op een andere
manier opnieuw geordend, het oude omgesmeten.
Uiteindelijk maak ik van mijn lichaam mijn laatste kunstwerk, iets
waarmee ik mijzelf hoop te onttrekken aan de taal. Ik denk dat ik
pas vanuit mijn verhemelte de hemel iets kan beloven.
Anderen beweren dat er boven de wolken niets te vinden is, maar
als ik zeg: hoe weet je dat, ben je er dan geweest? valt dat nooit goed.
Ik bedoel maar, men kletst veel vanuit en over de lucht.
Aan de andere kant ben ik nu zo ver dat ik de wereld niet meer hoef
te verbeteren: ik ben allang ontsnapt uit mijn eigen voorbeeld.
Laatst zei iemand tegen mij dat ik aan mijn eigen vacuüm sabbelde.
Dat is natuurlijk helemaal niet waar, ik verlang alleen af en toe naar
wat afzijdigheid, leegte en antimaterie.
Dat is toch niet te veel gevraagd?