Wil

Schriklijnen, 2013, computer tekening

2013_schriklijnen_ct

Overleven

Eens hoorde ik een man van alles beweren:

De voornaamste eigenschap in de praktijk van het leven is de
eigenschap die leidt tot handelen, dus de wil. Zonder wil leef je
niet. Helaas zijn er op z’n minst twee dingen die dat belemmeren:
de sensibiliteit en het analytisch denken. Denken en gevoel gaan
moeilijk samen. Elk handelen is van nature een soort projectie
van de persoonlijkheid op de (boze) buitenwereld.
Omdat de buitenwereld bestaat uit voornamelijk menselijke we-
zens, ontstaan er gemakkelijk botsingen. Per persoon is dan de
handelswijze verschillend.
Om te handelen is het handiger om je niet te verplaatsen in
andere persoonlijkheden met hun verdriet en vreugden. Als je
medeleven vertoont kom je niet vooruit. Je moet de ander be-
schouwen als dode materie. Over een steen kun je heenstappen,
stenen bewegen niet in het algemeen.
Je moet een strateeg zijn. Een strateeg is iemand die met levens
speelt zoals een schaker met zijn schaakstukken. Een strateeg
doet niet aan verdriet van duizend harten. Dat is te menselijk.
Als de mens echt zou voelen, zou er geen beschaving zijn. Kunst
is niets anders dan een vlucht voor de gevoeligheid, die de daad
moest vergeten. Kunst is een sprookje.
Kijk, bij heersen hoort ongevoeligheid en geen tijd voor sprook-
jes. Ik ben een man van de daad. Ik win altijd omdat ik alleen
maar denk aan wat nodig is om te winnen. Al het andere is vaag.
Algemene menselijkheid, wat moet je er mee?

Zulke mensen bestaan. Zij geloven in het instinct van handelen.
Zij dromen niet.
Jammer.

Vroeger

Zondag, 2013, computer tekening

2013_zondag_ct

Zogenaamd zonnig kind

Vroegerschijn, zonneschijn, schijnbare schijn.
Haar jeugd was tamelijk prettig, ondanks de kostschool.
Zij bleef daar tot haar elfde jaar. De kostschool rook altijd naar
etenslucht, natte kleren, stijfsel. Je werd er streng opgeleid in
een aantal regels en verordeningen die haar veelal ontsnapten
en doorlopend geheimzinnig leken. En dan had je natuurlijk nog
de melancholie, vooral in de zomeravonden, je kon dan de slaap
niet vatten. Ergens zat je daar gevangen en je begreep nergens
iets van. De mysterieuze regels grepen je bij de keel.
Zo moest je Engels spreken op donderdag, Frans op zondag, an-
dere dagen gewoon je eigen landstaal. Soms de week daarop juist
andersom, heel vreemd.

Daarnaast zat God nog in iedere hoek en als de zuster floot bleef je
op de speelplaats stilstaan als een trillende jachthond.
Hoe dan ook, op een kostschool leer je veel. Je krijgt een dikke
huid. Ook wakkert het wantrouwen aan en je wordt leugenachtig
om te kunnen overleven. Je houdt er een onredelijke haat voor
zusters aan over. Je wilt later beslist geen kinderen.

Later ging ze naar diverse scholen, kon niet goed aarden, de
vrijheid leek te groot, het wakkerde alleen maar haar fantasie aan.
Veel ruzie had ze met haar moeder in die middelbare schooltijd.
Soms leek de moeder nog erger dan de zusters van de kostschool.
In de tijd was ze nijdig op haar moeder, zo zei je dat dan of je
vond haar bijzonder unfair. Waarom liep haar moeder niet gewoon
de zee in? Waarom had ze überhaupt kinderen gekregen?
Ze schreef toen elke nacht met een kinderlijke overgave die je
later nooit meer terug kon vinden. Dit was de tijd van ontsnappen.
Ze voelde zich niet goed op school, ze voelde zich niet goed thuis,
ze kroop weg in alle eenzaamheid met haar monsterlijke fabels.
Omdat ze nogal onoverkomelijk verlegen was sprak ze met niemand
over haar schrijverij. Haar opstellen op school deed ze op een heel
laag pitje om niet op te vallen. Ze wiste zo elk spoor uit. Niemand
mocht van haar gave weten. Liever een onvoldoende dan echtheid.

Ze hield zichzelf voor een geniaal genie en bleek dat later ook te zijn.
Het liegen bleef haar altijd achtervolgen.
Ze had het altijd over even het Zondagskind bijvijlen.
Niemand snapte waar ze het over had. Ze was een groot mysterie.

Anders

Opera, 2013, computertekening

2013_opera_ct

Andere werkelijkheid

Hij kijkt graag vooruit. Zo krijgt hij hoop en is al het andere snel
geschiedenis. Zijn anders-zijn is een obsessie, een ziekte om aan-
dacht te krijgen. Zo kan je ook een bril willen, of een been in het
gips. Hij wil verzorgd worden en verlangt ongezond naar een pro-
these, maar hij is gezond en normaal en dan moet je het doen met
de dagelijkse saaiheid.
Hij vindt daardoor zijn ziekte in de muziek. Hij geeft muzikanten
een spraakgebrek door de grammofoonplaten sneller of langzamer
te draaien. Het achterste voren afdraaien behoort ook tot zijn
favoriete bezigheden. Hij houdt van de nieuwe kracht die het hem
geeft, de mens wordt half mens half machine, een soort opgelapte
perfectie komt naar voren.
Er is geen pathos in deze realiteit. Daar hebben we opera’s voor.
Dit is wel een persoonlijk, klein verhaal. Deze muziek leeft en maakt
elk mens verschillend. Aantrekken of afstoten, daar gaat het om.
Toen ik hem eens vroeg waar alles was begonnen zei hij na een
kleine aarzeling: de slaapkamer, alles begint in de slaapkamer. Daar
is de mens het meest vrij, de slaapkamer als laboratorium voor de
micromuziek voor een nieuwe tijd. De kamer mixt en remixt. Voor
alles is een mogelijke oplossing. Ieder maakt zijn eigen versie of
hoort wat hij graag hoort.
Tot slot is er nog troost: alles eindigt zoals het begint. De kleine
dood regeert, steeds opnieuw.

Groen

Algenman, 2013, computertekening

2013_algenman_ct

Moment

in onze momenten van vreugde
denken wij soms aan onszelf
daar waar de slechte steen ligt
op de hoogte van ons hart
daar zal het even misten
daar groeit het welig alg
het groene groeisel wast
onze oren horen steeds minder

dus

als iemand nu eens geduldig
het beeld ging verklaren
zouden wij zeer geholpen zijn
anders is het beeld maar een beeld
en eindigt deze steen zijn weg
in onszelf, in ons algenland
dan schemeren we ons groen
tot de kleur grauwgrijs uitbloeit

Rookgordijn

Nachtroker, 2013, computertekening

2013_nachtroker_ct

Wit en zwart

Die rook die om zijn oren slaat, is zijn ademtocht die hem doet
leven, wordt in regels afgelegd. De witte uitstootslierten vormen
een file om zijn hoofd, hij zal wel ergens niet afgeslagen zijn.
Rook en nacht herenigen alles wat eens gescheiden bleef.
De herinnering is ingestapt en maakt vrolijke kringetjes. Je zou
de rook bijna openhartig kunnen noemen, maar roken doe je niet
met je hart. Je bent eerder openlongig.
Zijn holle maag is kalm en speelt niet op. Als hij zijn ogen even
dichtknijpt bij een trekje, waant hij dat hij nu meer kan zien als
bij verstand. Hij verzoent zich met zichzelf, voor even. Hij is een
volle nachtroker.
Gister was hij van de trap gevallen. Zomaar en ineens en het was
nog wel een loperloze trap. Nu loopt hij met een dikke enkel en
zegt het gaat wel. De trap in het café is nu stil.
Ja mijn jongen ik huil mee, want je huis was te groot voor jou
alleen en nu sta je buiten met je overbodigheid van het ongekende.
Laat maar.
Nu, in deze nacht, zijn er geen drempels. De verstandigheden
lossen in het zwart op, je hoeft niets, je rookt. De dood loopt
immers een paar straten verder, je bent veilig voor zo lang het duurt.
Het zijn de bange moeders die thuis blijven, je hebt er niets mee.
Jij bent geen roepende, jij bent een rokende. Jij verdoet geen tijd
om naar je schoenen te kijken, ze staan in de kast, want je bent
altijd thuis. Thuis om naar haar te kijken. Is de liefde niet een pas
gemaakt gedicht dat voorbij het zien gaat? Het is niet hoe je ziet,
het is hoe je kijkt.
Help hem toch.
Hij is zo vreemd.
Hij kan niet leven.
Hij rookt.

Na de regen

Hello Internet, 2013, 2010, computertekening

2010_hello internet_ct

Vreemd is dichtbij

Je hebt vaak van die herfstdagen dat het licht zwaar blijkt te zijn.
De regen geeft de duisternis een kus op de kaken. Je oogholten
kunnen het licht niet echt vinden, er hangt dof ijzer voor.
In die dagen schilferen de misbaksels buiten. Als bleke broden kwa-
men ze ‘s morgens nog uit hun lakens, zetten zich slap in het zadel
om iets te gaan doen. Dat iets werd snel niets, want deze misbaksels
kunnen niet bakken, zij lossen op in de aanhoudende motregen.
Daarna zijn alle praatjes en smoesjes over om plaats te maken voor
een roze belofte. In de kinderlijkste kleuren, tussen alle kieren en
spleten groeit al het schoons op de verse kluiten wat je alleen met
rozenogen kunt bekijken.
Is het wel goed met je, hoor ik je nu zeggen.
Jazeker, ik staar in het water, terwijl mijn tanden schudden. Kalk en
azijn voeren kennelijk een strijd. Aan de andere kant voel ik me niet
ongelukkig, ik zit met gemak met mijn kartonnen rug tegen de war-
me cv, om maar iets te noemen.
Nee, mij hoor je niet klagen, iedereen zou trouwens eens op moeten
houden met dat zuchten en klagen, daar zou de wereld een stuk lich-
ter van worden. Misschien versnippert de nattigheid zich dan om te
verkleinen tot een groot niets en stopt de regen uiteindelijk.
Mijn toereikende grond kan niet worden afgeplakt, het is te groot.
Ik ben niet gekooid. Sterren stralen eigenlijk alleen voor mij.
Als ik loop stuift het zuiver zand uit ontzag regelrecht de grot in.
Mijn weg is altijd vrij.
De regen is overigens al lang gestopt zie ik nu.

Tijd om te Internetten.

Luie geest

Blue Face, 2013, computertekening

2013_blue face_ct

Waan

Haar verleden drijft op duizend kurken, niet op nog narokende
asbakken. Tenminste dat zegt haar zus over haar. Zij zegt ook
dat haar zus twee linkerhanden heeft aan haar armen. Je kan
rustig stellen dat er geen liefde is tussen de twee zussen. Als
eentje om zou vallen zou de ander gewoon doorlopen.
Haar dagdromen zouden beloond moeten worden met mooi weer,
bloemencorso en filmmuziek. Uit liefde zou veel confetti moeten
vallen, met daarna een groot applaus.
Maar dit leven is anders, ze raakt aan het roesdromen en verliest
zichzelf in een rechte streep naar een eenzaam verdwijnpunt. Ze
wist min of meer haar geheugen. Haar geest wordt lui, alles is te
traag geworden.
Het enige wat nog lukt om de buitenwereld af te schermen is een
vaag O.K. Teken met de linkerhand. Laat mij met rust staat aan de
binnenkant van de palm.
En nu?
Nu zijn we al een tijdje verder en gooit zij steentjes in de vijver.
Welcome in nowhere schijnt ze daarbij te zeggen. De waanzin kruist
nog vaak haar pad. Als ze geen pillen slikt is ze verloren en staat ze
zomaar te zwaaien met een mes. Aan haar wereld kleeft veel van
het verborgene. Er is van alles, maar niets is op zijn plaats, dus van
alles is te veel of juist te weinig.
Heel vermoeiend allemaal.
Daarom houd ik er ook mee op.

Scherfhoofd

Kop, munt, 2013, computertekening

2013_kop_munt_ct

Leegte

Kees zit buiten, hij mompelt iets onverstaanbaars. Hij ruikt naar
jenever. Hij lacht net iets te hard en zegt dat wij vodden zijn.
Gewoon domme vodden!
En wij?
Wij proberen ons in te houden en verbergen onze rimpels voor zo
ver dat kan. Het gepiep waarin Kees leeft kan ons niets schelen,
hij is zijn eigen schoudervulling. Onnodig en nietszeggend. Soms
gaan we met elkaar om om niet stil te staan, soms kom je iemand
tegen bij de laatste ronde, soms vult het een leeg bed.
Maar als wij onze handen volgen met ons hart is Kees weg. Hij kan
niet tegen succes. Hij wil altijd schaken zonder stukken en kan zo
streng voor zichzelf zijn dat de ringen van zijn bril springen.
Kees heeft een scherfhoofd. Beschadigd kijkt hij ons verwijtend
aan. Hij kan prima uit die lussen van zijn ogen kijken en iets naars
daarbij zeggen. Dan moeten we weer zijn handen kussen, dan
moeten we weer de werkelijkheid, nou ja, zijn werkelijkheid sussen.
Laatst noemde een andere pummel hem een tafeltje verdriet. Dat
vond ik mooi gevonden en gezegd.
Ik wens Kees niet als koning. Ook ik heb mijn trots en ben geen
natte lopende meloen op tafel. Ik lach dus niet als Kees zijn laatste
jenever omstoot en lodderig valt.
Schoonheid hapert soms, kijkt niet dubbel, blijkt maar weer.

Natuur

Kijk op landschap, 2013, computertekening

2013_kijk op landschap_ct

Richting

Het is zomer, warm. Als wij tegen de avond aan de rand van het
bos komen is de lucht prachtig rood. We zouden hier voor altijd zo
willen blijven staan, als een levende dia. We hebben geen zin om
weg te gaan, maar de zon denkt er anders over, die verdwijnt ten-
slotte. Zij zakt in de horizon.
Terwijl we tijdloos staan te kijken ontwikkeld iemand van ons een
melodie, die een beeld ontwerpt van de weg. Een vorm uit het niets
doemt op, zingt als het ware luidkeels mee. Zoiets maakt je blij.
Voor dat ook verdwijnt zien we nog een glimp van onze schoenen
of van onszelf. Daarna is het nacht, even kleurloos tot onze ogen
weer kunnen kijken.
Steeds vlamt de vraag op waarom dit alles zich zo moet herhalen.
Iemand probeert het uit te leggen, de rest zegt in koor o nee hè…
Nee, doet hij dan maar, de natuur hoort zo stil te zijn als een sta-
melende lijmpot. Wij hebben onze aura uitgeschakeld voor alle
database, heden is niemand thuis.
Dan:
De razende stad met de onverbiddelijke schoonheid lokt. We ver-
trekken. Schoonheid met een diep geheim dat niets verbergt. Zo
zou je de stad kunnen omschrijven. Overal gelijk en hevig daar te
zijn.

Elleboog

Gedachte vrouw, 2013, computertekening

2013_gedachtevrouw_ct

Binnenhoofd

Es is een lastpak, ze zwaait altijd met haar hand. Woorden alleen
zijn niet genoeg. Haar mooie gazelle ogen schieten vaal vol vuur.
Ze kan mensen laten verdwalen tot het laatste streepje kust.
Vooral onthechte mannen krijgen er van langs, die zijn vies,
smerig en vaak oud.
Met haar opgetrokken bovenlip blaft ze koud gif. Iedere droom lost
in het niets op of heeft op zijn gunstigst een bange scheve bril op
de neus. Je wordt nooit door haar verwarmd, al ruik je de geur van
thee of bittere geraniums vlakbij.
Voor je weet sta je al een uur te niksen op je plek met je hunker-
hoofd. De wind waait iedere tijd weg, alle vogels schrikken.
Soms heeft Es een schoon gewassen gezicht en laat ze de laatste
liederen kalm tot haar komen. Haar mond blijft dicht, maar zal
geen stofnest worden.
Dan komt Pee en die kent haar heimwee liedjes.
Hij wrijft de kou uit haar. Wangen worden rood. Pee kan veel in
lange stilte. Hij heeft nog de gouden pyjamawimpers van een kind.
Hij is snel, een ander krijgt geen tijd. Sommigen vinden hem daar-
door een dwingeland. Wat waar is. Het kan Es niets schelen, Pee
is een geweldige tovenaar. Hij kan haar bleke nonnenkop kleur
geven. Haar bloesems vallen voor één keer, hij mag haar hebben,
aan haar randjes komen, voordat hij haar zingend achterlaat.
Nog even en het bloed haakt in op koorts. Ze gaan samen vliegen.
Het zoete gerecht geurt, breekt los.