Kleurloos

Grijs persoon, 2013, computertekening

2013_grijs persoon_ct

Ooit of nooit

De muze kent misschien geen babbel, maar ze kent mij. Altijd.
Ze toetst met haar vingertoppen woorden in mijn gestel. Ik hoef
ze er alleen nog maar uit te persen op een X moment. Hoe ge-
makkelijk kan het zijn!
Mijn losse loze woorden passen zich daarna gemakkelijk aan.
Het wonder blijft uren duren zonder dat ik er om vraag.
Mijn broek wappert van genoegen, omdat ik tot de hemel reik.
Ik ben geen bootje wat aarzelt. Bootjes die aarzelen drijven op
niets, gaan naar de bodem.
Daar wil ik het even over hebben,
want
hoe anders is het lot van een grijs persoon. Die heeft altijd heim-
wee naar de dag van gister. Geluk maakt hem nog depressiever.
Zijn boekenkist blijft dicht. Zijn naam staat alleen maar in het
telefoonboek, niet eens op de voordeur. Hij is een keer ontsnapt
uit het zonlicht en de mist heeft zich toen over hem ontfermd.
Grauw en grijs valt niet direct op de mist. In zijn kamer verkleurt
hij snel, hoewel de gordijnen dicht zijn. Hij is een uitgebloeide,
losgeraakte bloem. In de dagelijkse ontvreemding verdwijnt hij
in de schemering der dingen. Ieder jaar sterft hij zonder dood te
gaan. Geen enkele muze bezoekt hem. Hij is als een oude schuur:
alles wat is blijft tot het vergaat.
Daar hoeven we het dus niet over te hebben.

Stokstijf

Diep bos, 2013, computertekening

2013_diep bos_ct

Oude droom

Zijn stem klapwiekte als een donkere boom aan een bron. Hij was
zijn eigen diepe droom geworden, stond oehoe te doen in de ruimte.
Alles rondom was duister, het stokstijf leven van de slaap gaf geen
kik. De onhoorbare tijd van beelden kon zomaar beginnen.
De schrik in de haren, de klikkende wimpers, een stralend nest in
de bomen maakten schoon schip. Even pauze.
Even later tikte de waanzin onder het haastige water en punt de
jongeman zijn speer. Het was zonneklaar, er moest worden gejaagd.
Op wat? Er was van het weinige zoveel, dat iedere cirkel bijna vier-
kant leek. Toen wist hij het: hij moest jagen op de zonnige ogen,
die pasten niet in een donker bos. Als je op harthoogte zou spiesen
dan zou het licht snel uit de ogen doven en een koude, nietszeggende
mantel worden.
Zo gedacht, zo gedaan. Op die manier kwam de weg vrij naar stad
en land van geluk. Hij hoefde nooit meer in vuil water te stappen,
waar hij heel vrolijk van werd. Helder klopte hij aan in de ruimte.
Soms moet je gewoon recht op je impulsen af gaan om iets te be-
reiken bleek weer eens. Soms moet je even zo hard draven dat je
manen nat worden. Stilstaan is geen optie. Pak de volle borst.
Anders sterf je dorstig.

Jaloers

Lotus lake, 2013, computertekening

2013_lotus lake_ct

Schaduwman

Ik ben een Waterman, mijn hoofd (lees gedachten) gaat als een
waterval, maakt mijn hart nat. Dat is een mooi spons-leven.
Mondjesmaat glijdt mij van alles van mijn tong, ik word er niet
dun van, er is meer dan genoeg. Sterker nog ik groei van genot.
Als ik mijn tanden in één van de woorden zet, keer ik alles binnen
en buiten. Zo komen de meevallers vanzelf boven drijven. Dat is
geen wonder, dat is een kwestie van doen en zijn. Mijn meeslepen-
de drift doet de rest.
Bij rust zie ik half gesluierd door mijn ogen, ik filter de werkelijk-
heid, speel met de elementen of de elementen spelen met mij, dat
mag ook.
Ik ben ruimhartig, ook bij rust. Mijn vruchten gaan ontgrenzend rond,
zij dansen en verdwijnen tot ze al zingend doorschijnend zijn. Door-
schijnende beelden zijn beelden op zijn mooist.
Daarom ben ik van nature zo gelaagd en geen schaduwman.
Als Waterman ben ik graag bij een vijver. Het liefst met lotusbladeren.
Ze zeggen wel eens dat vijvers vol bittere tranen zitten, maar dat
moet je niet geloven. Zoiets komt uit verkeerde hoofden. Zij zijn
gewoon jaloers op jouw evenwicht, ze hebben geen benen maar
hinderpalen en lopen leeg in jubel-jammer.

Navels tellen

Verborgen naakt, 2013, computertekening

2013_verborgen naak_ct

Zoektocht

Ik heb gezocht in gevangen stilte, maar niets gevonden. Het onpeil-
bare moet je niet peilen zegt men. Je moet het niet eens willen. Je
krijgt er harde ogen van.
Lang dacht ik dat je stom, stil en standvastig moest zijn om iets te
bereiken, maar inmiddels is dat ruim achterhaald. Alleen mensen die
verloren of bedrogen willen zijn hangen die theorie nog aan. Je kan
net zo goed de eenzaamste stenen gaan tellen, het heeft geen zin.
De hemel heeft veel afwijkende wegen weet ik, nu de aarde nog.

Laatst bedacht ik hoe het zou zijn alle geurige navels die ik ken te
tellen. Vond dat een opwindend idee, maar deed niets omdat ik werd
afgeleid door een takje rozijnen, noemde het koniginnedrop.
Ooit hoorde ik een verhaal van mijn grootmoeder, ze zei dat ik als
ei al neuriede. Mijn moeder had het haar zelf verteld. Dat verklaart
veel van mijn muzikaliteit. Ze vergaten natuurlijk dat ik bij mijn ge-
boorte dacht, toen ik het eerste licht zag, dit stinkt. Toen wist ik ook
al niet altijd wat ik dacht en zei.
Mijn geboorte was een fluistergeboorte in een verkeerde tijd. Voedsel-
problemen maakten dat ik bijna stierf. Gelukkig was de wil groter om
door te leven en de lente begon al bijna te lachen toen het weer voor-
waarts ging.
Wel was het vreemd dat ik geen schaduw kon produceren. Een weef-
foutje. Ik bleef luchtmens, ik nam de zon gelijk in mij op. Daarom
is mijn lichaamstemperatuur ook wat hoger dan gemiddeld. Ik ben
ook te koel om te verwaaien. Het donker is mijn zon en mijn uil.
Zo kets ik aardig door het leven al zeg ik het zelf.

Groene oase

Achtertuin, 2013, computertekening

2013_achtertuin_ct

Tuin

het even niet spreken
maakt alles even stil
de stad lijkt verstopt
even maar

dikke klodders groen
blazen schutting schaduw weg
bomen bekken met hun tanden
de zon geeuwt gaap

is dit een laatste paradijs
die het stadshart doet verbleken
viaducten schimmelen uit jaloezie
in deze tuin is geen achterdocht

kunstkenners leven in onverstand
lopen op klamme kousenvoeten
penselen hier en daar wat bij
omdat de compositie dat vraagt

de natuur staat wijd open
schaamt zich niet voor bloei
het zitvlees zit niet lekker
knieën van geknielden lijden

er is geen andere bron
houdt het schoon
schudt de kleuren
schoonheid ontwaakt vanzelf

smoor de kuil van het onbewaakte
al vliegen padden in je gezicht
laat regen razen
alvorens wij gaan slapen

een zeldzame plek
een overvloedig groen
een oase is nooit te vol
een bloeiende gedachte leeft

Groot geluk

Blow, 2013, computertekening

2013_blow_ct

Verse adem

Ik moest er om lachen toen hij zei dat hij een woestijn in de kast
had. Bij mij hangt hij vol lepels, grapte ik nog terug. Later bleek
dat hij longkanker had. Dat was een andere reis.
Terwijl de uren als een versleten bezem in de keel klopten, snapte ik
dat het nu ernst en een aflopende zaak was. Het geknor tussen
tussen de bloemen kwam uit hem. Potscherven van gouden trom-
petten diggelden nog wat na.
Je kiept nog niet om, probeerde ik goedwillend, een mens is een
stevige steen. Daarin moet je blijven geloven.
Het onzichtbare raasde uiteindelijk niet langer voort na een aantal
kuren. Groot geluk. Tijdens de wederopstanding kwamen zijn praat-
jes ook weer terug. Hij was niet langer stuurloos, hij hervatte zijn
verre verte, begreep onze tijdelijke ongerustheid goed.
Hij was gewend te leven, niet te sterven, dat bleek. Als ik hem een
kus gaf wou hij altijd meer, het gaf hem verse adem zei hij. Graag
was ik dan die liefdeszuster en gaf hem meer en meer. Mijn talrijke
inblazingen deden hem zichtbaar goed. Alle kleur kwam terug. Zijn
onzichtbare motor pruttelde niet meer.
Voortaan leefden we niet meer in het verleden, maar in een soort
geleende tijd, al blijft er altijd wel iets steken in de eeltige zolen
van je ziel.
Ik ken een passend gedicht van Lucebert, die schreef:

toestand

zit stil
ligt stil
loopt stilletjes

soms verstild
soms onstuitbaar

zitten of
liggen of
doorgaan hoe dan ook
lucebert_d
(Lucebert 1924-1994)

Gemist huis

Zamenhofpark, 2013, computertekening

2013_Zamenhofpark_ct

Groene droom

Ik loop hier rond als sublimatie van mijn verre verleden en kijk als
een bewering om me heen. Ik weet zeker dat ik weer kind ben en
vier. Omdat ik weet dat het park er toen ook was. En nu ga ik er
heel misschien opnieuw wonen.
Mijn huisje was ergens van karton en stond op het punt om te ver-
dwijnen, dan kan je maar beter vertrekken. Ik vertrouw op de na-
tuur van mijn hart dus het zal ooit wel goed komen. Mijn sporen
kennen tenslotte vele verdwijnpunten aan de horizon, omdat ik de
ruimte voor mijn ogen heb.
Maar ook: ik vrees dat het huis voor een ander bestemd is als het
eenmaal zover is. Dan zal ik niet verbaasd zijn, ik zal alleen zeggen:
Ik raakte hier iets kwijt.
Of soms: met wat geluk schuift het groen naar mij en klapt het scherm
erachter dicht nadat ik me binnen wurmde. Wees gerust, ik zal niet
onbezonnen zijn, dat ligt niet in mijn aard. Ook ligt er geen enkele
arrogantie in de bosjes.
De lijnen van het park zijn theatraal, ik zal wat kruimels gooien als
de bittertafel het toestaat, ik zal glimlachen boven de ochtendkrant.

Verbazing van deze kant van het papier blijft, waar ik ook ben.
(Voetnoot: een dag na dit schrijven was het bedoelde huis verkocht)

Klankkast

Hello A, 2013, computertekening

2013_hello A_ct

Letterbak, etterbak

Stel je eens een kapitale A voor, die handen en voeten roert om
zich de oudheid eigen te maken, waar hij overigens nooit iets van
zal snappen.
Snarssnappen heet dat geloof ik. Je moet er een letterbak voor
hebben omdat te begrijpen.
Eh…
Handen en voeten, zeg dat wel, want de grote A besteed haar tijd
aan het boetseren van goden- en godinnenvoeten. Zij is erg in de
wolken als dat ook nog eens bijzonder mooi lukt.
Er zijn mensen die dat bewonderen. Een van die bewonderaars –
een ras dat in alle delen van de bekende wereld woont – had een
grote plumeau aan de grote A gestuurd, die gemaakt was uit de
veren van de meest welluidende en harmonieus zingende vogels
van Zuid Amerika.
Die gebruikte zij om zichzelf goed af te stoffen waardoor  ze beter
ging klinken. Alle O’s, U’s en E’s werden meteen jaloers, zij
klonken nog steeds dun en dof. De volle A was niet te evenaren.
Toen kwam de grote A een dikke T tegen en die at hem gewoon op
en weg was zij. Binnen in de T hoorde de nog klinkende A goddelijke
muziek die niet van haar afkomstig was en riep: Ai, ik word doof!
Mijn oren suizen!!
Dat kwam omdat de oren van de grote A vol zaten met kamferzalf.
Daardoor had zij nooit iets begrepen van echte harmonie, ze was
maar wat gaan schreeuwen en dacht dat het fraai was.
En zo werden alle klinkers voortaan even sterk afhankelijk van hun
medeklinkers.

Het bed

You Me Bed Now, 2013, computertekening

2013_You_Me_Bed_Now_ct

Avondstemming

grenzeloos is het ogenblik
een water vol hartslag
bestrooit onwetend de zee

als de mond stopt
verschrikken alle vogels
het rood kijkt nog even na

oneindig kleurt de horizon
dag op dag op dag op dag

Ooit opgeschreven, ooit bedacht. En nu weet ik helemaal niet meer
het hoe en het waarom. De tijd beleeft alles tijdelijk. De tijd wist.
Als alles onecht geworden is, hoe zit het dan met de zee?
Is al dat water wel water of is het de vloeibare adem van de aarde,
vol meedogenloosheid en besef van vergeefsheid?
Zoals met alles is het begrip zee ook aangeleerd: zie je de zee, dan
denk je DE ZEE!
En daarna zie je pas de bezopen strandkleding en de onbeholpen
schreeuwende zwemmers……..
Het geluid van de zee geeft eerst de grote troost en daarna het
mensenleven weer terug.
De lucht blijft hangen boven de horizon.
De zee is waar. Werkelijk waar. En groot. Onwerkelijk groot.
Net als het bed. HET BED.

Zoete stroop

Wereldman, 2013, computertekening

2013_wereldman_ct

Boekenboodschap

Ik weet het. Ik heb het boek Psychologie van het Zand nooit uit
gelezen. Ik was vastberaden van plan het begin tot eind lezend
door te brengen, maar zag onderweg te veel zijpaden die ik in
kon slaan, negeerde daarbij ook nog eens de richtingaanwijzers
net iets te vaak en begon zelf te schrijven, omdat ik toch achter
het bureau zat.
Het boek wilde mij niet en ging teleurgesteld dicht.
Maar is dat zo erg?
Verdient een boek helemaal uitgelezen te worden? Altijd?
Ik vind van niet. Lees realistisch.
Als liefhebber van woorden krab ik graag aan de bast van citaten,
cursiveringen, aanhalingstekens en vreemde talen.
In alle stilte.
Woorden lenen en ze ergens anders neerzetten, dat is pas daad-
kracht.
Teut teut teut. Zat zat zat.
Soms kan iets ineens ook ronduit bezopen uit de hoek komen.
Neem nou zo’n zin als:
Zoete stroop verzoet roet aangenaam.
Dat kan je toch niet serieus nemen! Ik vind het meer onaangenaam.
En waar moet dit dan over gaan? Over het pappen en nat houden
van gastarbeiders? Of is het een verkeerd onthouden of begrepen
tekst uit een oud sinterklaasliedje?
Het komt vast uit de koker van een betweterige rechts-conservatieve
Nederlander, die ineens op televisie is en niet weet wat hij zegt.
Toet toet toet.