Fletse brief

Waannacht, 2012, computertekening

Ingezonden brief

Beste Paul,

Dit antwoord komt laat. Rijkelijk laat, maar dat heb je vast
niet gemerkt omdat je het vast de laatste tijd druk had met
andere dingen aan je hoofd.
Eerst en vooral: ik denk vaak aan je, vooral in de nacht, wat
goed is voor mijn stof voor een nieuw werk (een uitgewerkt
idee is er nog niet, het wankelt nog wat). Je zult het later zien
en beleven. Dat is het.

Iets anders. Het viel me op dat je niet zo goed op dreef bent.
Zo ken ik je niet. Je verhaal over de affaire met M. bevalt me
niet zo. Ik ken de ware reden niet, maar je theorieën lijken
wat mij betreft een beetje te theoretisch en hangen er wat
verfrommeld en flets bij.
Als onschuldig persoon heb ik er meer dan genoeg van de
details van dat stuk leven. Ik mis een precieze reden. Ik vraag
me af of die er wel zijn. Waarschijnlijk niet.
Uiteraard is dit een eerste visie en moet ik alles nog eens on-
der de loep bekijken, dus trek het je niet al te sterk aan.
Voorlopig is M. erg dociel en vervelend onderdanig. Zij her-
haalt het vorige leven en blijft steken in zijn adjectieven.
Alles is eenzaam en alleen bij haar. Bovendien is ze nogal
perfide. Ergens vind ik haar zo slap als een vodderige zeem-
lap.
Dit is mijn mening. Bij deze.
Ik wens je, beste Paul, veel courage in je onderneming.
Waarschijnlijk is het toch de moeite waard.

(niet ondertekend)

Kleine herder

Jaloers persoon, 2012, computertekening

Grote onzin

In het jaar dat men ons voor gek verklaarde scheen de zon
elke dag. Alle gezichten stonden constant vrolijk en teksten
werden niet meer voorzien van leestekens. Seconden deden
er ook niet toe, de zon was voldoende. Men had het licht en
dus de tijd.
Sommige mensen werden vrij wild van herwonnen vrijheid
en voelden zich ineens herboren. Dat was natuurlijk niet echt
zo, maar ze konden nu aantoonbaar aan de zonde doen en
dat was tijdelijk heel prettig. Wat ze over het hoofd zagen
was dat hun gezicht groen en geel werd van ellende.
Ai!!
Nog voor de dood bestelden zij hun graf. Er werd niet meer
gezucht, daar was geen tijd meer voor.
Er was een kleine herder die nog nadacht. Hij zei tegen de
mensen dat ze gevaarlijk bezig waren en dat ze binnenkort
slechts een schaduw in een ondoordringbaar woud zou-
den zijn. Het grote hout zou het kleine hout zo droog houden
dat het vlug zou ontvlammen door de zon. De mensen zou-
den het dan niet redden en voer worden voor de woeste,
wilde, harige, handige zwijnen.
Zo zou het gaan als ze niet oppasten volgens de herder
en bij het afscheid van het toeval ontstond een muur, die
overliep van gewenste dromen.
Vele liefsten stonden daar graag naakt. De sluizen waren
ontzekerd. Daarna was alles klaar om in grote haast uitge-
wist te worden.
De bevleugelde mensen stortten zich op God.
Diep in mij wist ik dat het allemaal nog lang zou duren en
bovendien allemaal onzin was.

Leeg hoofd

Featherbrain, 2012, computertekening

Geen gezicht

Voor de schilder klusser is het een ramp, die kleine oneffen-
heden, de gaten rondom het gezicht. Al gauw heb je geen
gezicht. Hobbelige partijen, scheve neuzen, slecht passende
rondingen is het gevolg. Wat over blijft is geen lust voor het
oog, het is meestal niets meer dan een hoopje grijs puin.
Provisorische bouwsels gaan niet lang mee, zijn belangrijk
voor de maker, maar blijven in de stock van die kunstenaar.
Ooit ontwierp ik een plaatje, besmeurde het met verf in
een passend raam. Pas bij droging zag ik dat het helemaal
geen gezicht was geworden, maar een vieze, zielloze wasbak.
Ik schrok van het resultaat. Dit was te kwetsbaar. Mensen
zouden beslist aan de kraan gaan draaien. De tape zou het
niet vasthouden. Hollandse zuinigheid was hier het lapmiddel
geweest. Kortom: Zonder titel werd snel Wasgelegenheid en
was klaar voor de groepsexpositie.
Niemand zag wat ik had gezien. Mijn brouwsel kreeg bijval.
Mijn ogenschijnlijke ordeloosheid viel niet door de mand, wat
me meteen inspiratie gaf voor een volgend werk: Nooit meer
alleen.
Toevoeging:
Misschien begin ik de volgende keer aan een gezicht in de
vorm van een schemerlamp. Dat zal een aangenaam licht
geven. Succes verzekerd!

Fietsvrouw

Vuile zomer, 2012, computertekening

Droomweek

Aan het eind van zijn werk is er de vermoeide werker.
Hij houdt zijn ogen gesloten en droomt dat hij zijn ogen ge-
sloten houdt en droomt. Om hem heen strekt zich een dor
grasveld uit. Hij ligt op het koude grasveld en hij droomt.
Voor hem passeert een vrouw die zingt. Haar haren zijn zo
zwart dat je het niet gelooft. En dan die ogen, ook al zo
zwart. Haar gezicht lijkt daardoor bleek. Hij vraagt zich af
of ze overal zo bleek zal zijn. Zij passeert en zingt.
Dromen is werken.
En hij houdt zijn ogen gesloten, droomt verder. Zijn mond
hangt half open. Het grasveld wordt nat.
De menigte applaudisseert. Zijn lichaam kromt zich. Hij
droomt aandachtig, begrijpt het niet. Hij moet aandachtig
blijven, want elke fout wordt hem aangerekend. Hij kan ter
verantwoording worden geroepen.
Op dat moment wordt de man wakker.
Hij ligt in de schaduw van degene wiens schaduw hij is en
kijkt zichzelf diep in de ogen. Begint te wiebelen met zijn
hoofd. De gene die achter hem staat, wiens schaduw hij kent,
ondersteunt zijn rug. Het voelt stevig, aangenaam.
Hij rookt een sigaret. Om hem heen ligt de lege weide.
Een zuchtje wind brengt zijn hoofd opnieuw aan het wiebelen.
Tenslotte neemt de droom het weer over.
Er fietst een vrouw voorbij, zij zingt.

Mondgat

Innerlijke berg, 2012, computertekening

Tweespalt

Een vlek van amper een berg vult de ruimte. Het steekt mooi
af tegen de vale achtergrond. Hier schijnt de zon geen enkele
dag. Zo wordt de aarde berg, een avondmaal. Ergens in de
onderliggende vloer moet een mondgat, zo groot als een hon-
denmuil, zitten.
Als je goed ziet druipt de nacht overdag nog licht als een late
herfstbui na. Op het eind vegen druppen hun vochtige mond
voorzichtig af. Boven de bergen lees je de omtrek van de vale
ruimte. Er is een deur naar mooi en meer.
De kunstenaar die dit alles bedacht vond het belangrijk om
even wat uitleg te geven: dit werk gaat over de hypocriete
medelijden van de vooruitgang…
Trek je hier niets van aan, het zegt iets over hem.
Zijn uitleg is een zwakte. Geloof liever in eigen idee, vondst.
Je kunt altijd zonder angst het bos in, er zijn geen monsters.
Kijk, de wolken worden de hemel ingezaaid om de zon te tem-
peren. Je oogleden voelen aan dat de avond gaat vallen. Tijd
om te vertrekken en de berg zijn groeigang te laten gaan.
Het is een heerlijk moment om nu dromend alle woorden en
beelden te veranderen. Dat is het mos tussen de stenen.

Witte dagen

Lappenman, 2012, computertekening

Staat

Wanneer je iemand tegenkomt die knapper is dan jij of dom-
mer desnoods, dan zit je in de lappen mand. Dan zit je niet
goed in je vel omdat het je aantrekt. Iets moet niet zwarter
of witter zijn dan jezelf. Je moet alle kleuren zijn, anders lig
je in de mand van middelmaat waar de temperatuur nooit
boven de zeven graden Celsius uitkomt. Daar geeuwt God
met zijn koude adem.
Steeds verder weg is er niets meer, moet hij gedacht hebben.
Daar is alles misschien omringd door het gewicht, anders zou
je van de aarde af kunnen vallen. Gelukkig zegt het verstand
dat alles wat nieuw en opnieuw gebeurt een goed teken is.
Voorbij al het andere is alles een waarlijk wonder.
Grote nachten verbinden de witte dagen en brengen je dichter
bij jezelf, alsof je even was opgehouden. Je herrijzenis bestaat.
Je leven, je geliefde leven gaat door. Je argwanende blik is bij
de blikseminslag gedood. Donkere gedachten kunnen niet meer
lezen, het licht is uit.
Fris aan de tafel, je knieën niet meer slap, je feestelijke glimlach
ongeschonden, dwingt oude tranen als vanzelf naar binnen te
rollen. Niets is meer vergeefs.
Je proeft de puddingtoets door te eten.

Vergetelheid

Clown, 2012, computertekening

Tijd van leven

Altijd een lachje stond op zijn mond beschreven.
Zijn ouders hadden het er goed ingeramd. Niet kletsen maar
poetsen! Niet met lege handen ergens naar toe lopen…en
meer van dat fraais.
Net had hij nog zijn geliefde omhelst als was het een vaat-
wasser. Hij negeerde de vettige littekens die waren achter-
gebleven op de borden, afgelikt door andermans tongen,
waarop het bestek andermans ledematen heeft gesneden.
Hij draaide zijn kraan open en spoelde.
Vergetelheid is immers het beste afwasmiddel.
Liever onthield hij het mooie glanzende deel, dat was meer
eervol, want porseleinen potjes zijn zeer breekbaar. Gewas-
sen en gedroogd begroeten ze je fonkelnieuw, alsof er niets
gebeurd is.
Niets gebeurd, dat kan natuurlijk niet. Zeker niet als het le-
ven geleidelijk aan de middag nadert. Als de onrust van je
jeugd je niet meer op komt zoeken grijp je naar je telefoon,
belt haar, maar vergeefs.
Het antwoord is als een lege kom.
Het wordt tijd om de stekker van de vaatwasser er uit te
trekken. De sterrenvlekjes moeten maar blijven plakken.
Dan maar ergeren aan irritante graten; spuug ze uit en her-
schep ze tot mooie verzen, één voor één.

Trouw

Dwaalman, 2012, computertekening

Alles stroomt, niets blijft

Wie trouw wil zijn moet er een dubbel leven op na houden,
schreef hij ooit aan zijn vriend. Was dat zijn conservatieve
stuk? En wat is eigenlijk ontrouw?
Toen de vriend hem ooit eens had bekend dat hij wel eens
over andere vrouwen fantaseerde werd dat meteen als een
vorm van pornografie gehoord.
Elke werkelijk bestaande vrouw weet dat mannen dat doen
en omgekeerd, vrouwen vinden het normaal om over andere,
onbekende of bekende, mannen te dromen.
Als de vermeende vrouw uit droomstof bestaat, bestaat op
dat moment de fantasierijke persoon ook uit droomstof.
Beide personen komen elkaar ergens tegemoet. Het grote
verlangen en de liefde wordt ineens sterk verhevigd. Zij be-
vinden zich ergens ver boven de boomgrens. Heel hemels.
Na een mislukt avontuur was hij weggedwaald zonder ie-
mand daarvan op de hoogte te stellen. Dat is pas ontrouw!
Later verklaarde hij: ik werd meegenomen door degenen die
mij als geen ander kennen, ik was hun instrument, hun ge-
vangene.
Het was niets meer dan een limonadegevoel, zei de vriend.
Ergens kwam het rood op de kaken aanblozen.

Abstract grijs

Grauwe droom, 2012, computertekening

Schrale troost

De werkelijkheid kan hij niet meer beogen. Hij komt niet
meer van zijn dwingende volgorde af, projecteert zichzelf
voortdurend. Hij is dichter en lezer, nee nog erger: hij is een
dichte lezer.
En zo verloopt het ene proces na het andere voor elke lezer
anders. Voor elk moment dat je je openstelt krijg je poëzie
terug. Het is een vorm van aannemen en zien.
Alleen voor hem is alles een abstractie een soort misschien.
Alles is maar een wijze, een vergelijking op een bepaald mo-
ment. Je hebt er dus niets aan. Hij is op zoek naar het gelijk
van dingen, hij wil het met vele klemtonen laten spreken. Er
moet heel veel dynamiek in de woorden zitten, anders kan
de geest niet goed bewegen en valt hij in slaap.

Poëzie moet dus meer zijn dan noemen en benoemen, het is
een kwestie van zijn. Klank en geest zijn één. Als het niet te-
gelijk bewapend en ontwapend is stelt het niets voor.
De schrijver moet verwantschap voelen met elk woord, ook
met begrippen die hij in de verste verte niet kent. Hij moet
verlangen naar volledige intensiteit, anders verleent de taal
hem geen wederdienst en blijft alles een saaie illusie.
Met een scherpe blik en overdreven inzicht kom je dus een
heel eind. Het spel dat je speelt en nogmaals uitprobeert,
heeft de schijn van geen spel te zijn.
Dat alles zegt zijn integrale ik.

Ergens vreemd

New Flames, 2012, computertekeningen

Deurpost

was ik maar weer in de tijd
van liefdesbrieven schrijven
zonder te weten hoe
was ik maar weer belachelijk –
mijn herinneringen aan die tijd
zijn vandaag niet belachelijk
alle overdreven woorden zweven
drijven over tedere gevoelens
verscheurend dieper dan diep

Verschillende omstandigheden maken dat je er nu geen meer
beschrijft. Je laat het wel uit je malle kop, al ben je nog
steeds een persoon van vlees en bloed. Je bent je eigen spel-
breker geworden, je eigen ongewenste derde. Heel irritant.
Je verwijst liever naar gebeurtenissen van anderen of iets
van vroeger. Je weet waar je het over hebt, dat is al genoeg.

ergens ben je vervreemd
een vreemde vogel, een ibis
je staat altijd op één been
kalmpjes, typisch rustig aan
omdat je zo niet lopen kan

Je bent je eigen overdreven vogelverschrikker.
Pas op voor de zwarte roeken.