Niemand

Grijze man, 2012, computertekening

Oude dag

Hij voelt zich een vaag wezen, een niemand. Hij heeft geen
werkelijkheid, zelfs geen werkelijkheid van hemzelf. Soms
denkt hij dat hij ook nog eens niets ziet, terwijl er toch van
alles te beleven valt.
Als je profiel is dat je niets bent en dat de contouren van je
onwerkelijke lichaam als een net gesprongen halssnoer er-
gens los in de natuur rondspatten, dan ben je voorbij.
Je bent weg, ook al heb je ooit bemind.
Op zo’n moment buigt niemand meer over je grijze gelaat en
de nachten zullen rusteloos zijn, wetend dat je naam al aan
de hemel geroepen wordt. Maar ach, wat kan het je schelen.
Je hoeft niets meer te veinzen.
Hoe graag wou je vroeger een nieuwe blik creëren waarmee
je nog meer kon zien dan je al zag. Nieuwe gedachten en ge-
voelens maken immers dat je nog meer kunt denken en voe-
len.
De inspanning van een uitgestoken hand is je nu al te veel.
Een pijnlijke vermoeidheid bevriest je woorden. Je wilt een
vogel zijn en sierlijk wegvliegen. Je wilt nog één keer cirke-
len, maar het lukt niet meer. Je voetstappen hebben geen
spoor meer.
Eigenlijk maak je nu de lege gebaren die je nog nooit hebt
gemaakt.

Vage kop

Het blauwe colbert, 2012, computertekening

Warhoofd

Eens was alles gelukkig onder de mooie ogen. De bergen
waren hier, de dalen daar, daartussen de baard van het ge-
vaar. Schaduwen werden keurig ik gedeeld, daar hoefde je
je geen zorgen over te maken, de stilte bleef toch onbewo-
gen. Alles leek uitgespeeld.
Toen hij zijn ogen opsloeg werden het eerst oren, zo ver-
doofd was hij. Zijn hoofd was zijn masker, zijn hoofd bleef
zijn masker. Hij was een luie geest. Het hoofd, dat hij voort-
durend klein hield en nat maakte om te kunnen denken,
heeft hij allang verlaten. Iedereen schijnt te willen weten
waarom. En dat vertelt hij niet. Zijn luie geest kan niet snel
schrijven, zijn traagheid is zijn lust.
Anderen zeggen dat hij een nog groeiende steen is in ons
literair vijvertje. Dat hij werkt en luiert op de juiste momen-
ten, want noodklokken hoeven niet altijd te klinken. Je
moet ze gewoon af en toe wat ontlasten. Meer niet.
Hij is een prettig warhoofd die weet dat er al wormen be-
stonden voordat ze mensen konden opvreten.
Kijk, er is van alles, maar niets is op zijn plaats zou je
kunnen zeggen. Dus van alles is nog te weinig of te veel.
Zoiets.

Dom, dom

Notitiekop, 2012, computertekening

Ik ben er geweest

Rozen zijn woorden zonder tekens. Zonder betekenis zelfs.
Zonder denken is een roos veel, misschien zelfs alles.
Zo zou je in een hete zomer kunnen denken, na het strooi-
en uit eigen gekte van bruine suiker over een grasveld om-
dat je dan denkt dat het gras zoet is en dus niet meer
gemaaid hoeft te worden. Dom dom dom.
De hitte heeft je goed te pakken. Je zou er korte beentjes
van kunnen krijgen. Diep zuchten helpt dan echt niet meer.
Je gedachten beginnen te lijken op rotte appels en ruikt het
van binnen al sleets naar het dunne herfstgras. Uiteindelijk
zal je je woning alleen maar kunnen betreden door de on-
derdeur, terwijl het al bijna wintert. Grauwe regen zal nu
spoedig vallen. Het zal mij niet overvallen, ik ben er klaar
voor, goed voorbereid.
In mijn notitiekop is veel opgeslagen. Misschien iets te veel
voor het hoofd. Ik kan het weten, ik ben er vaak geweest.

Familie

Aan tafel, 2012, computertekening

Familiedag

Het lijkt eenvoudig, maar je zult zien dat het niet zo simpel
blijkt te zijn als je daadwerkelijk met je familie wilt breken.
De mensen op straat zullen zich er zelfs mee gaan bemoei-
en. Sterker nog, je zult nergens een plek vinden waar nie-
mand hierover een mening heeft. Je leeft in Niemandsland
wat kennelijk van iedereen is.
Vooral op verjaardagen kom je het tegen. Hoe schuin de
zon ook over het aardoppervlak schijnt, je kunt niet altijd in
de schaduw blijven staan, ineens pakt de zon je. Meestal
onverwacht. Zelfs het kleinste hoekje, waar niemand aan
denkt of aandacht aan schenkt, is niet echt veilig. Er is
geen schaduwplek te ontdekken er is te veel familielicht.
Dankzij die bijzondere eigenschappen van die pakkende
stralen tekent alles zich ook nog eens bijzonder scherp af.
De stralen geven zonder geluid maar met een vurige flits,
een bepaalde structuur op je huid. En omdat je geen on-
kruid bent blijf je staan, je verschroeit niet.

Nadat de avondschemer is gevallen, mag iedereen weer
naar huis. De impressies van de stralen, geluiden en geuren
zijn dan volledig verdwenen.

Taal

Max-Mix, 2012, computertekening

Vandaar

Het is het oud liedje: die niet en die niet en die niet. Lekker
positief!
Afgestemd op vroeg of laat wil nog niet zeggen dat je gelijk
een meeslepende melodie hebt. Zeker niet als je zender op
dof staat of nog veel erger, als je in een dialect praat.
Als solozang voorbij is en niet meer behaagt dan komt er
uit het niets vaak een nieuwe harmonie  tevoorschijn.
Vandaar dat je met groot gemak een gokje kunt wagen als
iets je niet zo bevalt. Op de waagschaal ligt echt geen bom.
Soms is het net alsof de mond op zijn eigen kussen ligt,
dan schrijf ik een boek. Uit alle weke hoeken komt een
weke mond die plooibaar is. Anderen zullen later lezen of
kennis nemen. Je eet wat je leest.
Maar wat ik eigenlijk wil zeggen is dat spierballentaal niet
werkt, het enige wat je hoort is het doffe rollen van de
Achilleshielen, de metronoom van de nieuwe tijd.
Het kromme oor is open voor in en uit. Pas in de nacht is
het oor weer rustig en droomt een vergeten droom. Al het
hoge en het lage zingt zich los. Dovemansoren zijn niets
meer dan lelijke littekens, zij ruisen eindeloos. Zij willen
lusteloos blijven.

Brutaal

Maria, 2012, computertekening

Blauwe droom

Lelijk is dat, zo’n nare droom.
Niemand zag wie ik was, niemand herkende mij. Ik was zoiets als wind geworden.
Wat moet je daarmee?
Toen ik geboren werd, ooit en toen, was de maan daarbij. Daarom ben ik zo graag
een avondmens. En als de avond om is, verheug ik me alvast op mijn dromen.
De zon verbleekt mijn werklust, ze maakt me buitengewoon sloom en alles duurt
dan veel te lang.
Overdag en ondertussen bespeelt mijn familie de gigant-harp van cactussen. Men
kijkt jaloers naar mijn grote hart. Ze lijken zichzelf op te willen blazen, terwijl zij wel
degelijk tussen het zelfde spek zijn verwekt. In diezelfde grote verdoemkamer, waar
de ramen stijf staan door de harde zonnestralen, wrong ik mijn bloem eens vermoeid
in een liefdesgedicht, een soort minnebrief aan Maria…

lieve Maria

wat leren woorden ons?
er zal altijd genegenheid zijn
kronkelend in een open wond
er zal altijd liefde zijn
meer dan duizend lullige luizen

brutaal geef ik je een zoen
jij mag kiezen waar en hoeveel
hoezo en waarom is niet meer

wat leren woorden ons?
er zal romantiek zijn
zolang de sokjes slobberen
er zal altijd liefde zijn
in meer dan duizend meisjesschoenen

lieve Maria
jij bent mijn grabbelton
onze hoofden spraken

Te heftig

IT = IT, 2012, computertekening

Schetsmatige ruimte

In deze fictieve, denkbeeldige ruimte is je bril snel beslagen, het ijsduister glanst
hier volop. De kleuren zijn hier zo heftig dat het qua gevoel lijkt op het rechtop-
staande haar van een hond die fors weggetrapt werd. Zijn huivervaten staan strak
en laten alle kleuren van de regenboog zien.
Soms denk ik wel eens dat als honden zouden kunnen praten het woordje nee
niet voor zou komen, honden willen altijd ja. Ook zouden ze graag de deuren hard
achter zich dicht willen slaan. Nu moeten zij het doen met een zwak, mager geblaf.
Dit is natuurlijk grote onzin.
Ik bedenk maar wat bij het zien van felle kleuren.
Misschien sprong ik wel net op tijd weg om geen leegloper te zijn en blafte ik me
na het knielen voor de drempel zo de ruimte in.
In dit vertrek verspreidt het gerucht slechts een uur, dan is zijn tijd al op. Dan
komt de jubeljammer en die heeft geen enkel oog voor iets anders dan zichzelf.
Op dit moment kun je beter je geheimen goed verbergen. Niet in deze ruimte, die
krijgt so wie so veel te veel aandacht en maakt gehakt van je voordat het woens-
dag is.  Beter is het om de ramen in de wolken eens flink open te schuiven en de
radio daarbij hard aan te zetten. Luchtgeesten houden van die elementen. Probeer
het maar eens uit.
Misschien is het nog anders. Misschien krijgt alles van binnen meer kleur omdat de
vlam van de wereld vergaat. Het is volop bezig dor hout te worden. Dor hout vol
geronnen bloed, doordat al het water van de wereld verdampt door grote hebzucht.
Je kan er netten vol mee vangen, als je de zeevogels even op zij duwt.
Met een hand vol liefde is het nog wel mogelijk het vergaan nog wat uit te stellen.
Tenminste als je daarbij alle bijtende tranen laat vallen.
En zo is het wel genoeg onzin.
Ik heb er dorst van gekregen.

Stofvrij

Verboden kus, 2012, computertekening

Censuur

Al ben je nog zo pasgewassen en strak gespannen, bij jou is het altijd zondag.
Hoe je dat doet is mij een raadsel. Je bent altijd smetteloos.
Als de pleinen nog slapen ben jij al druk verkeer. Jouw maagdelijkheid wacht op
iedere straathoek. Tenminste dat denk ik. Ik verwacht het met mijn honger-ogen.
Ik kan niet anders dan je aanhoudend aanstaren als een pop die stijf naar de wol-
ken ligt te kijken. Zo is de stad altijd anders vanaf jouw geboorte.
En nu, in de fragiel gewelven van de lente, zit ik wat in de ronde schemer te mij-
meren. Half op zoek naar de levensbron. Mijn weg is zacht, zachter dan het hart
van een engel. Ik ben tegen beter weten in denker geworden. Terwijl alles in de
kamer van vroeger goud en groen was, zie ik steeds minder kleur door de wild
slingerende klimop rondom.
Lachend weet ik dat aarde wakker is en de hemel slaapt, maar wie geeft het grote
licht aan de schemer?
Kijk, dan is het tijd om niets meer op te lossen en te bedenken dat de pudding van
het brein vol vage vlekken zit. Je bent verknipt als je dat wilt oplossen. Denk niet
zo door en bouw lekker voort op de verwarring. Die is zo groot en leuk dat je de
aarde vanzelf gaat verschuiven naar iets moois.
Nooit gesmaakte smaken herinneren volkomen stofvrij.

Tijd

Verloren punten, 2012, computertekening

Een zee van tijd

Wie alle zeeën heeft doorkruist heeft uitsluitend zijn eigen eentonigheid door-
kruist, zeggen ze. Ik weet van mezelf dat ik meer dan alle zeeën heb doorkruist.
Ik heb meer gezien dan wie dan ook. Ik ken alle grote steden en rivieren als mijn
broekzak. Zelfs niet bestaande werelden zijn aan mijn niet te stuiten hongerige
blikken voorbij gestroomd. Als ik nu zou reizen, zou ik slechts een flauwe weer-
gave aantreffen van wat ik ooit al eerder en vele malen heb gezien.
Dus heb ik nu een zee van tijd. Ik ben geschapen uit de stof van mijn fantasie en
daar kan niemand wat aan doen. Alles is me zojuist overkomen.
Soms ben ik zo tevreden dat niets denkbaar is, dan ben ik volkomen rustig.
Niemand weet waar of wie ik ben. Ik doe alsof ik voor de eerste keer adem. Dat is
heel goed voor het bewustzijn, zeggen ze.
Morgen neem ik de draad van mijn eigen bestaan wel weer op. Zeg ik. Ik weet niet
of ik me dan gelukkiger ga voelen. Ik weet nu niets gelukkig. Mijn hoofd wandelt
niet, is volkomen stil.
Een paar verloren punten hangen misschien op zij. Ik zie ze niet. Er zijn hier geen
spiegels. Mijn oren rijden voorbij. Ik heb ze niet nodig. Ik ben al lang niet meer ik.
Ik genees door niet te zijn. Elke diepe verslagenheid past niet in mijn lichaam. Mijn
menselijke waardigheid verlangt niet meer naar ieder tegendeel. Niets kan mij
noch beklemmen noch verstikken.
Heerlijk, die zee van tijd.

Zalig

Kunsthond, 2012, computertekening

Waardering

Gevleugeld is het beeld als het zegt wat het is.
Soms is het beeld een snotneus van grote omvang, een smeerpoets van de
bovenste plank. Dan is het beeld een arm mannetje, te mager voor woorden.
Als het beeld blaft wordt het hoog aangeslagen, al weten we niet precies waarom.
Het beeld krijgt veertjes in het gat van de huismus en de achtergrond wordt snel
gevuld met de muziek van duizend violen. Katholieken plakken daar het woordje
zalig aan. Ik voel me ingepakt.
Als schilder is een met wind ingevuld beeld vreemd en welkom. Pas als je je eigen
werk niet meer begrijpt ben je op de goede weg. Een werk zonder zin is een goed
werk. Het moet je spraakvermogen totaal uitknijpen. Je moet je koude kermis vol-
komen verlaten.
Zonder reden je eigen hemel betreden is zoiets als een plotselinge vlek snel in-
metselen. Je moet er op tijd bij zijn en handelen. Ieder topmens is zijn eigen
zwetend leverancier. Rondom je zelf opgericht monument steek je je tong uit naar
het kokend publiek. Net onder de geluidsdrempel betreed je het huis van het gro-
te gehoor.
Eens zal je begrepen worden tot in de luizigste hut.
Nu ben je een krakend slot.