Lovers, 2012, computertekening
Als de liefde liefde is
Ik droom en ben dus niet. Ik droom dat ik niet ben, gewoon voor de grap. Ik
droom dat ik eet en drink terwijl ik slaap. Ik droom voor jou. Als dat geen liefde is
dan trap ik een deur in. Een deur waar achter jij zit, zodat we voor altijd bij elkaar
kunnen zijn. Dat droom ik.
Mijn dronken oog is te sterk voor mijn koppig oog. Ik schrik er zelf van. Dus doe ik
rustig aan. Naarmate mijn oog beter ziet wordt alles rondom steeds bonter. Het
lijkt wel een driedubbele goocheltruc.
Soms voel ik me te onbeweeglijk om te kunnen verlangen, terwijl je juist zo dicht-
bij bent. Onze ongelovige ogen vliegen wild op en neer tussen angst en hoop. Pas
als we onze borst ontbloten stroomt het wederzijds geluk. We geven de maan gul
melk. Een enkele hond blaft verloren.
De volgende dag:
Alleen wat vlinders bleven wakker, terwijl de zon aan het martelen was. Hoog in
de keiharde, blauwe lucht vallen vogels quasi te pletter. Vlak voor de grond
schieten ze weer grappig omhoog. Onder een brandende muur dartelt een
insectenwolk. Romantische jagers, met hun addersogen, slaan op de vlucht.
Ergens anders is vast meer geluk.
Ik ga liggen en bouw van mijn schouders een nestje. Voorzichtig legt ze haar hoofd
erin. Een korte winterslaap volgt. We zijn stapelvee geworden. We zijn smoor in
deze glanzende hoop van de zomer.
Als de telefoon rinkelt weet je dat de winter lek geprikt is.
Over onze wimpers glimlacht ze naar mij.