Water

Ontstijging, 2012, computertekening

De zwemmer

Iemand bestond zoals iedereen voor een groot gedeelte uit water.
Daardoor was het begrip zinken of verdrinken totaal afwezig. Hij voelde zich
vooral een vis in het water. Het meest wezenlijke aan hem was dan ook het
fictieve. Hij leeft in fantasmaland, verlangt bij voorbaat naar het land Domani
waar echte liefde en ijsjes snel in de zon smelten.
Geen schijn van kans zullen de pessimisten zeggen, maar hij zwemt niet
wetend rustig door. Het water lust hem onverholen rauw. Als je blijft drijven
komt het wezenlijke en wenselijke vanzelf is zijn devies. Eigen geloof eerst!
Je voelt aan het water dat het goed voor je is.
Dromen zijn simpel omdat ze gebeuren. Tenminste als je jezelf goed belicht
met een groot aantal sfeervolle schemerlampjes. Niemand droomt vanuit een
weten, als je droomt ben je buiten de tijd.
Weten is tijd. Tijd is jachtig hinkelen, huichelen.
Dromen is gymnastiek voor de geest.

Jurkje verkeerd

Omzien, 2011, computertekening

Aan de voet

Bergen kunnen zich vervelen zonder om te zien. Saaie rotswanden gaan
dan gekke gezichtjes trekken. Even kijken ze blij en meteen daarna
droevig om tenslotte snel af te sluiten met een vies gezicht. Soms hoor je
daarna het berggebulder in de vallei echoën.
Ik heb wel eens tegen een berg gezegd: “gaat het een beetje?” . Ook wel
“Wat is er met je”, maar kreeg nooit antwoord. De berg was dan ineens
erg neutraal of onverschillig. Zelfs als ik zei: “Wat ben je mooi!” hoorde ik
niets. Bergen kunnen zich blijkbaar goed verzetten.
Uit nood ben ik daarna maar gaan vertellen over een begrafenis, dat zou
de berg vast opbeuren. Ik vertelde over de begrafenis van een oudoom.
Ik wist niet zo goed wat ik als nicht aan moest trekken en ging uiteindelijk
in een stemming jurkje, door ons oma samengesteld uit haar voddenbaal.
Ik voelde me tevreden over het resultaat.
Ondertussen trok ik mijn totaalgezicht, omdat ik niet wist wat ik anders
moest doen. Een lange rij in zwart geklede mensen gaf klamme handjes,
mompelden daarbij snel, afgeraffeld hun naam tot slot. Soms voelde ik
zo’n natte hand op mijn schouder. Deftige dames zakten heel kort even
door de knieën.
Blijkbaar hield iedereen mij voor het verloren kleinkind.
“Kom op prinses, ik weet dat je het kan!” gevolgd door een knipoog, was
het dan.
Later hoorde ik via via, nooit gaat iets rechtstreeks in de familie, dat ik
me niet waardig genoeg had gedragen en dat mijn jurk ongepast was.
Volgende keer blijf ik mooi thuis.

Postmodern

De beklemming, 2011, computertekening

Onze vrijheid

Onze maatschappij lijkt op een punt gekomen waarop de obsessie
voor inspraak en vrijheid zowel het individu als de maatschappij
veel schade toebrengt.
Het zal wel postmodern zijn, deze totale onderwerping aan de repro-
ductie van het bestaande. Het allesbeheersende non-motief van onze
maatschappij loopt zijn gelopen race.
Het lijkt erop dat onze vrijheid een beklemming is geworden.
Tradionele genres en stijlen beheersen ieder moment. Iedere marginale
afwijking wordt gelijk bestraft. Van de bijbehorende premissen heeft
men nooit gehoord.
Laatst hoorde ik iemand hier over zeggen:
onze bodem is nat, duidelijk nat, je kunt het zien aan de begroeiing.
De mensen hebben de vorm gekregen van een goudknots, met armen
van slangenwortel, haar van hoornkruid, geslacht van waterpest. Ze
spreken min of meer bokkenbaards met een ruwe plantentong.
Als dat de nieuwe vrijheid is ruil ik die meteen weer in voor die van de
jaren zeventig, toen we ons nog in stromen geil mochten uiten.
Dat stelde misschien ook niets voor maar voelde beter. Je kon er goed
op zweven. Geen wurgende beklemming.
Nu kiest men voor eigen onvrijheid en controle.
Men wijst daarbij het liefst naar een ander. Heel vrijpostig.

Huiselijk

Blauhaus, 2011, computertekening

Dichterlijke kletspraat

De titel ‘Wij zagen ons huis in een flatje veranderen’ kondigt aan
dat de waarneming een belangrijke rol speelt.
Elke visie is afhankelijk van geproefde werkelijkheid.
Alles zit blijkbaar dus toch tussen de oren of je nu wilt of niet.
Soms is het nodig om het hele perspectief te wijzigen. Soms moet
je een aantal kleine aanwijzingen aanbrengen. Verwissel onderwerp
en lijdend voorwerp of haal de uitvoerder en de waarnemer uit hun
stoel: het werkt altijd!
Een voorbeeld is het cryptische gedicht waarin een klein huis wordt
vergeleken met een grote flat:
>
het kleine huis
in alles eender als
dagen vlugger dan
de grote flat
>
als je voor het woord huis beestje invult heb je ineens een heel
ander verhaal en als je dan vlugger omzet in trager is het hek
helemaal van de dam. Tot grote tevredenheid is alle vaart eruit!
Als je de rollen omkeert is je huis zomaar kaal en stort de flat in.
De woorden-bulldozer gaat maar al te graag zijn gang. Letters zijn
vogelvrij!
Dat doen dichters dus. Zij maken paradijsverhalen, maar dan met
een flinke kaalslag.
En nu ben ik helemaal vergeten wat ik wou zeggen.

Druildag

De doorbraak, 2011, computertekening

Doorbraakdag

Geloof en onhoudbare pretenties horen bij elkaar.
Een mens gelooft graag in een zinvolle samenhang.
De kleinste dingen krijgen dan een prettige plaats. Er komt orde,
kosmisch of niet. Zo maak je iets groots om zelf weer klein te
worden. Eeuwenoud is dat gevoel al, de herhaling regeert.
Ongelovigen noemen dat Gods Gymnastiek hoorde ik laatst.
Het was op een enorme druilige dag. Honden jankten de hele nacht
van ellende door. Echt weer om je hersens te spoelen, je hoefde
alleen maar je kop uit het raam te hangen en binnen vijf minuten
was je compleet schoon door de aanhoudende druil.
Toeval, noodlot of persoonlijke verantwoordelijkheid – die drie
draden kruisen elkaar onophoudelijk, waaieren steeds wijder uit
naarmate je ouder wordt. De knopen zijn duidelijk voelbaar per
persoon of je moet erg bedolven zijn onder te veel en vooral foute
eigen dunk. Dunk maakt je doof, knopen worden alleen maar dikker,
ze knagen niets door. Je groeit achteruit.
Ik geloof liever dat het wezenlijke aan de oppervlakte ligt.
Je kunt het zo grijpen bij grote ontspanning.
Het leven is heel simpel eigenlijk.
Precies.

Einder

Boom en berg noemen, 2011, computertekening

Horizon

In wezen maken we vaak een portret van ons verlangen.
Het gemiste krijgt zo even zijn beeld. Er verschijnt iets wat we willen zien.
Soms zien we een denkbeeldig einde van de wereld: de horizon.
We lopen er op af voor een groet en een vraag.
We staan stil bij een toekomstig einde en wie weet is er echt meer tussen
hemel en aarde en zijn het de vrije vogels die ons alvast begroeten.
Is die zekere grauwe grijsheid rondom een zekere restwaarde van alle
onduidelijkheden?
Er heerst een verwaaide mist met veel vermoeden.
Vroeger was het toegestaan schimmen te zien. Meestal waren het kleine
witte vrouwtjes. Vaak wakend bij bronnen. Waarschijnlijk waren het oude
wezens die dolend terugkeerden op aarde.
Hier op het platte zand verstuiven de tekens. Een horizon verdwijnt tenslotte
totaal, weggelekt als de ondergaande zon.
Ik loop alleen terug naar Veronica en droog na een bad mijn zilte, natte kop.
Op de handdoek verschijnt een afdruk van mijn gelaat.
Veronica = vera icon = het ware beeld en dat ben ik.

Droom

Berghand, 2011, computertekening

Kleine droom

Hij is een volkomen niet opgemerkte man. Als kind leerde hij al zich met
niemand te bemoeien. Zijn lichaam is tenger, het haar wat stijl, zijn gezicht
nogal groenig bleek. Hij is een schriel stadsjongentje gebleven.
Gister, de eerdere dag, was er een etentje geweest met vage vrienden.
Niemand zal hem hebben onthouden. Te onopvallend, te grijs, te stil. Niemand
zal hem op volgende dagen nog herkennen. Deze man is nog bleker dan de
bleekste maan op een late mistige herfstavond. Hij lijkt wel transparant.
Toch voelt hij zich behoorlijk levensecht.
Bovendien zouden de tijden spoedig keren: hij zou beslist uitgroeien tot een
geweldig, griezelig aanwezig persoon. Alle sukkels rondom smolten dan spon-
taan weg in hun witte ego jaloezie.
Plotseling tikt iemand op zijn linkerschouder. Verschrikt kijkt hij om en ziet
een mooi, beige meisje, die dichtbij fluisterde: Slaap met me!
Omdat ze er niet ongewoon uitziet stemt hij voorzichtig toe en zo krijgen zij
een speciale band met elkaar. Anderen noemen dat liefde, maar zij voelen
alleen effect op elkaar. Dus nemen ze een bad en wassen ze elkaar heel subtiel
met geurige amandelzeep. Ze laten de nacht verder glimlachen.
Toen zij tenslotte zwanger werd kwam er een einde aan hun grote vrijheid.
Ineens werd zij het middelpunt van de grote wereld en spuwde lelijk vuur. Het
ene verwijt na het andere volgde.
Hij voelde zich daarbij zo ongemakkelijk dat hij zoals vroeger werd en vertrok.
Bleke mannen houden niet van beige, bleek. Zij worden liever een kale berg of
een mager, kaal boompje.

Dun feit

Strandvondst, 2011, computertekening

Fictieve feiten

Voor feiten en ficties lees je dunne boekjes. Je leest fragmenten in de
derde persoon. Alles is geschreven in een vage stijl: zij is nooit de moeder,
de vrouw, het meisje die een naam heeft. Zij is gewoon zij.
En toen zij trouwde en zij in het buitenland ging wonen, kreeg ze een zoon
en een dochter. Ze ging net als haar man buitenshuis werken, als lerares.
Zij bleven altijd samen, terwijl er zoveel anders te beleven viel. Te bang
voor moeilijke affaires, terwijl hun huwelijk op zich te weinig voorstelde.
Hoe dan ook:
ze voelde zich een geroepene, ze had een taak uit te voeren, ze was te veel
met zichzelf bezig om te wijken voor de rest. Ze moest altijd dingen doen.
Maar weet je, wanneer ze die andere dingen zou doen, dan zou ze ook die
andere dingen gaan beleven, dan zou ze gaan doorbloeien.
Ze zou bijvoorbeeld je hoofd in haar armen kunnen leggen en je vervolgens
mee kunnen nemen in het ongewisse, zonder in conflict te raken met zichzelf.
Daar is wel wat moed voor nodig. Ik denk dat ze dat niet op kan brengen.
Haar man en kinderen willen het niet.
Tot nu toe botst ze liever zelf met de boze buitenwereld.
Ze zegt zelfs dat het boze toeneemt!
Ze vergeet daarbij te zeggen in mij!
Misschien ben ik voor haar een lompe vriend en wil zij mij het liefst snel
vergeten om haar innerlijk leven niet prijs te geven.
Dan zij het zo, dan is sneeuw zwart en vindt ik haar schedel later of ooit
ergens aangespoeld op een strand.

Arm hoofd

Gebonden man, 2011, computertekening

Beschouwer

Vanuit een bepaalde hoek is er veel.
Hij had van horen en zeggen dat de mensen tegenwoordig niet meer
weten wat nu eigenlijk werkelijkheid is. Vooral de volwassenen schenen
daar veel last van te hebben. De voortdurende relativering had zo zijn
grote gevolgen.
Maar we hebben toch ons eigen blikveld – begon hij.
Inderdaad, we blikken aanwezig, maar daar is alles dan ook mee gezegd
in de simpele, overzichtelijke wereld. Daarbuiten gaat de werkelijkheid
als los zand door de vingers. We kunnen er van alles van zeggen of weten
maar iedere betekenis betekent ook weer niets en alles.
Een regering wist de oplossing: terugkeren naar de normen en waarden
van weleer. Dat zou de nodige vastigheid teruggeven.
Dat was te veel voor zijn arme hoofd en zodoende speelde hij verder geen
rol meer van betekenis. Werd een vastgenagelde beschouwer.
Onder de naam op zijn visitekaartje stond schuin gedrukt: post historisch,
alsof het een nieuw beroep was.

Snippers

Gemiste kans, 2011, computertekening

De schaduw

Alles was geweest.
Niets was gebeurd.
Langzaam verscheurde hij zijn volgetekende vellen. Het scherpe
scheurlawaai boorde diep in zijn oren, plantte zich voort in kippenvel.
Misschien…..misschien zou ik mezelf ook moeten schrappen – zei hij
– om zo voor altijd te verdwijnen in het niets of moet ik even geen ja of
nee meer zeggen…….of……
De snippers vielen stijf in de rieten prullenmand, daalden diep.
Zal ik een ander naam nemen? – vroeg hij zich af.
Hij ging voor de grote spiegel staan, maar die had geen last van een
loskomende tong en zweeg in alle talen.
Terugkomend op zijn stoffig eiland, zijn meest eigen jungle, ziet hij een
afgebladderde tuin. Hij hoort de kosmische muziek met ingeklopte hoop
en blatende beklemming: Goed – we wisten niet.
Maar nu weet hij misschien, of denkt dat gewoon alles niet anders, niet
nieuw, niet vers is. De ongekende betekenis leeft voort zoals het hoort.
Hergebruik laat zich voortdurend schaamteloos aanpassen. Utopisch en
toch niet ideaal.
Goed: we weten het en we laten ons bij de neus nemen.
Eindeloos, vandaar al het stof en al de rimpels.
Had hij maar een schaar of een wolkje.
Was hij maar een lange schaduw van een stoel.