Verandering

Leeg hoofd, 2016, computertekening

x.2016_leeg hoofd_ct

Tijdsprong

Zonder ervaring is ze dol geworden, terwijl ze juist een kruisje sloeg.
Nu begint het te dagen, dat zij hem nooit heeft gekend.
Niet echt tenminste.

En nu wacht zij geduldig op een aanwijzing van boven om de klok
en de onmogelijke liefde te begrijpen. Het spoor ratelt maar door
richting bijster. Het hoofd raakt leeg.
Het is niet overdreven te veronderstellen dat ze een sprong heeft
gemaakt. In haar eentje, in het duister.
In dit nieuwe land zitten veel spionnen. Dat weet ze zeker en die
willen al haar geld. Het maakt haar onzeker.

En waar is hij nu?
De losse schemer valt. Haar stem breekt bijna, ze doet de lamp
aan, wil meer zicht.
Hij zit op de rand van het bed en glimlacht bijna uitnodigend.
Eén ding wil hij wel kwijt. Zijn lach.
Een man met ingetogen lach zou je hem kunnen noemen. Toch
was hij bang dat die lach hem uiteindelijk vreselijk zou schaden.
Zijn ouders zeiden dat het door het platteland kwam: hij had het
daar te goed gehad. Op die manier was alles in hem net iets te
sappig geworden. Te overdreven valt onmiddellijk op.
Kortom: de schalkse schrijver kreeg net zo veel vrienden als ver-
houdingen. Hij werkte zich uit de naad, voelde zich meer dan wie
dan ook in de wereld en had bovendien bij zijn geboorte een beetje
zicht verloren, waardoor hij veel langer kon leven.
Volgens de overlevering kreeg God hoofdpijn van hem.
Terug naar haar:
Een oude emotie verplaatste zich van de ene naar de andere kant,
met de bedoeling het onderwerp te veranderen van verleden naar
toekomst.

Hapklaar

Maanlandschap, 2016, computertekening

x.2016_maanlandschap_ct

Broer en zus

Voor een kind bestaat de wereld uit een nacht vol sterren,
een straat vol stenen, een huis vol kamers. In eigen levendige
fantasie imiteert het daar het ruimtereizen. Zijn verbeelding
zuigt hem in een vacuüm, het gevoel van evenwicht wankelt snel.
Al het geluid rondom is verdwenen. Het verschil tussen opstijgen,
zweven en vallen is klein. Telkens voelt het bijna fout.
Met een klap schokt het zichzelf weer de wereld in, de voeten
pakken de grond. Wankel is het dagelijks evenwicht: benen en
hoofd worden beurtelings zwaartepunt, het kantelmoment is daar.
Een zusje zei: de maan eet mijn broer op…
De broer wacht nog op de hap; er gebeurt niets.
Soms zijn zussen bang uitgevallen.
Broers gaan er op af, zij houden van verandering.
Kleine veranderingen maken nieuwe werelden.

Ik was in de roes van de herhaling en aanvaardde de omgeving.
Herhaling geeft na de verdoving ook rust. Herhaling maakt oog
en oor net iets groter.
Helaas verstond ik mijzelf niet en maakte van herhaling hapering,
waardoor mijn eigen naald in mijn eigen groef bleef hangen.
Met die herhalende hapering kwam de gewenning al snel en uit
die gewenning ontstond het verlangen en daar ging het tenslotte
om.
Zo kwam ik weer bij mijn gevoel. En groot gevoel is veel belang-
rijker dan een bange beheersing.
Snel deed ik de klep van de piano dicht. Er mocht geen enkele
noot meer ontsnappen.
De maan deed de rest.

Weg

Casa Grido, 2016, computertekening

x.2016_casa grido_ct

Grijze dag

Je hebt vaak van die herfstdagen dat het licht te zwaar blijkt te
zijn. De regen geeft de duisternis een kus op de kaken.
Je oogholten kunnen het licht niet echt vinden, er hangt een dof
ijzer voor.

In die dagen schilferen de misbaksels buiten. Als bleke broden
kwamen ze ‘s morgens nog uit hun lakens, zetten zich slap in
het zadel om iets te gaan doen. Dat iets werd snel niets, want
deze misbaksels kunnen niets bakken, zij lossen op in de aan-
houdende miezerende motregen.
Daarna zijn alle praatjes en smoesjes over om plaats te maken
voor een roze belofte. In de kinderlijkste kleuren, tussen alle
kieren en speten groeit al het schoons op de verse kluiten wat
je alleen met rozenogen kunt bekijken.

Is het wel goed met je, hoor ik je nu zeggen.
Jazeker, ik staar in het water, terwijl mijn tanden schudden.
Kalk en azijn voeren kennelijk hun strijd.
Aan de andere kant voel ik me niet ongelukkig, ik zit met gemak
met mijn kartonnen rug tegen de warme cv, om maar iets te
noemen.
Nee, mij hoor je niet klagen, iedereen zou trouwens eens op
moeten houden met dat zuchten en klagen.

Mijn toereikende grond kan niet worden afgeplakt, het is te
groot. Ik ben niet gekooid, dus vrij. Het geeft me een gevoel
dat alle sterren eigenlijk alleen voor mij stralen.
Als ik loop stuift het zuiver zand uit ontzag regelrecht de
grot in. Mijn weg is altijd open.
De regen is overigens al lang gestopt, zie ik nu.
Het grijs wordt wit.

Ontrouw

De wereld huilt, 2016, computertekening

x.2016_de wereld huilt_ct

Alles stroomt, niets blijft

Wie trouw wil zijn moet er een dubbel leven op na houden,
schreef hij ooit aan zijn vriend. Was dat zijn conservatieve
stuk? En wat is eigenlijk ontrouw?
Toen de vriend hem ooit eens had bekend dat hij wel eens
over andere vrouwen fantaseerde werd dat meteen als een
vorm van vuiligheid gehoord.
Elke werkelijk bestaande vrouw weet dat mannen dat doen
en omgekeerd, vrouwen vinden het normaal om over andere,
onbekende of bekende, mannen te dromen.
Als de vermeende vrouw uit droomstof bestaat, bestaat op
dat moment de fantasierijke persoon ook uit droomstof.
Beide personen komen elkaar ergens tegemoet. Het grote
verlangen wordt ineens sterk verhevigd. Het bevindt zich ergens
ver boven de boomgrens. Bijna hemels.

Na een mislukt avontuur was hij weggedwaald zonder iemand
daarvan op de hoogte te stellen. Dat is pas ontrouw!
Later verklaarde hij: ik werd meegenomen door degenen die
mij als geen ander kennen, ik was hun instrument, hun eigen
gevangene.
Het was niets meer dan een limonadegevoel, zei de vriend.
Ergens kwam het rood op de kaken aanblozen.
De wereld ging vanzelf huilen.

Druil

Rainy Day, 2016, computertekening

x.2016_rainy day_ct

Angst voor niets

In een druilerige zomerkou probeer ik je stilte te doorgron-
den. Je uitgestrektheid trekt me aan.
Men is bang voor je. Ze kleuren je grijs. Waarom? Wat heb
je gedaan dat mensen je willen zien als een hoopje verrotte
bladeren?
Ik hoor bij jou juist het vertrouwde leven. In de diepe poel
waar ik als kind speelde hoorde ik ook al vogels roepen. Dat
zal het zijn: we leven waarschijnlijk beide in omgekeerde tijd!
Omgekeerd en bevroren voor anderen, niet door onszelf.
Boven op de ruige rotsen is het altijd eindeloos. Daar zie je
alles voor je hongerogen verschijnen. Wolken, beladen met
de mooiste dromen, schieten voorbij. Je kunt zo opstappen.
Laat de anderen maar mooi de rotgeschrokken rotsblokken
zoeken om rustig verder te mijmeren, zij spoelen toch weg
bij de eerste wolkbreuk, terwijl wij tegen elkaar leunend met
gemak de schemer in gaan om een nieuwe droom te pakken.
De gapende afgrond doet ons niet stilstaan. We springen er
gewoon overheen omdat we ons overgeven aan het niets.
Als ik een plant naar ons zou noemen is het wolfsmelk.
Kruisbladig trompetteren we de wereld in, wachtend op een
hongerige snuitkever.
Het blijft overigens regenen.

Geloof

Doorbraak, 2016, computertekening

x.2016_doorbraak_ct

Licht

Vanuit grote hoogte stroomt het enorme licht naar de aarde.
Het is een groot wonder dat het daar landt. De werkruimte van
het licht is groot, beslaat een halve aarde. Het bereikt zo ook het
strand van Holland, waar op de achtergrond de zee meestal als
klassieke muziek mee babbelt.
In de zomer van 2000 leidde dit tot een mooi tafereel.
Als je niet beter wist zou je denken dat hier iemand flink voor Oerol
aan het oefenen was. Ze droeg een tot de grond lang rietjes rokje,
om zo haar vermeende maagdelijkheid aan te geven. Zelf wist ze
beter.
Misschien deug ik niet voor echte vriendschap – hoorde je haar zacht
zeggen. Maar hoe weet je dat nou? Wanneer deugt iets eigenlijk? Is
het een vorm van selfservice, zoals mediteren? Ze murmelende nog
heel wat onverstaanbare klanken, op zoek naar rust en houding.
Toen kwam er uit het niets een grote vogel aanzweven. Samen met
de zon maakte hij een prachtig schaduw Jezusbeeld van haar.
Misschien wist de vreemde vogel dat zij in wezen katholiek was.
Hoe dan ook het maakte haar rustig, wat in de tijd van toen nog veel
kon opleveren.
Misschien ga je nog in jezelf geloven – zei het zand.

Kunstenaar

Veelkop, 2016, computertekening

x.2016_veelkop_ct

Stil avondwerk

Steeds stiller is zijn stillere tred van zijn stem. De gesplitste oren
hebben veel werk te doen. Boven het avondrood schijnt bijna een
trage maan. De duistere sterrennacht zal zo wel komen.
En dat is mooi, want hij houdt van de nacht. Het maakt hem vaak
vlammend zonder haast. Hij krijgt er vele gezichten van.
De nacht is als een altijd voortzeggende echo, berg en dal lijken één.
Zwart verbindt het onmogelijke. De toen en de thans gaan dansen.
Bronzen beelden mompelen door in oude of jonge bomen.
De nachtelijke duisternis neemt alles op. Donkere stemmen zijn
gevaarlijk voor schaduwen.
En de schilder?
Zijn einde is nooit nabij. Zijn drijvende vingers weten de weg.
Zijn wijsheid is een gangbare wijzer, die langs alle tijden loopt.
Hij hoort zijn hartslag met zijn handen en weigert een donker
ding te zijn. De nacht is donker, hij niet. Hij is een omarmende
veelkop, die naar denkbeeldige wolken wenkt. Van stijgen en
ademhalen krijg je lucht. Het lichaam stapelt zich op van grote
vreugde. Hij is zijn eigen aquarel van de dorst. Zijn zonnige ogen
worden op hart-hoogte afgeschoten. De tijd staat stil aan zijn blote
voeten. Het werk ontvouwt zich omdat de hand het vertrouwt.

Sterveling

Dode man, 2016, computertekening

x.2016-2013_dode man

Laatste tekst

Voor je het weet is het zo ver.
Je gedachten springen heen en weer en pak die aanwas dan maar
eens. Geen schijn van kans!
Dus gaan we op de tast van een fantast de diepte in, al is ons
gezelschap (we) samengesteld uit één persoon. Wie weet is daar,
als je maar diep genoeg gaat, de rust en stilte van afzondering te
vinden.
Kijk, je hersenschimmen willen dienstbaar zijn, ze doen het uit
liefde. Wees daarom niet zo conservatief en laat het gebeuren.

Het denken hoeft niet beveiligd te worden, alle eeuwige twijfels zijn
gevrijwaard van onze onzekerheden. Wankelende toekomstige ver-
wachtingen zijn geen gestoorde herinneringen, maar komen uit een
zegenrijk verleden. Er is genoeg. Genoeg om alles te mogen, alles
te kunnen. Er is van alles, niets hoeft op zijn plaats te zijn.

Voor je het weet weet je het niet meer.
Dat hoort bij het muffe van ouderdom. Je pantoffels zijn zoek.
Prul rijmt al snel op sul of nul. Het maakt niet uit of je gaat of staat.
Het meeste is hocus pocus geworden. Nog net voor sterven weet je
de breuk te lijmen. Dat is goed voor het nageslacht, zij kunnen nu
zingend voortdrijven als een erotische dobberende zwaan, die net
zijn drekkerig nest heeft verlaten.
Stervelingen zijn schoon in de anonieme eeuwigheid.

Herder

Foute man, 2016, computertekening

x.2016_foute priester_ct

Eens

Eigen ervaringen mengen zich zonder dat we het in de gaten hebben
met verhalen van familieleden, fantasie doet er een schepje suiker
bij en emoties verkleuren de werkelijkheid verder. In dit proces van
herinneren zijn foto’s de stilzwijgende getuigen.

Mijn herder; het beeld van hem dat in mij leeft is bepaald door foto’s.
Zijn volle brede mond, plat en donker haar, de foto’s hebben zijn
gezicht gefixeerd. Toch, als ik rustig terugdenk, komen er ook scènes
naar boven, als korte filmpjes uit mijn geheugenarchief.
In die filmpjes blijft het gezicht van de personage onscherp, welke
kleren hij droeg tijdens die ruzie, ik weet het niet, of welke jas hij
aanhad toen we die eindeloze wandeling langs de autoweg maakten
of zogenaamd cantharellen gingen plukken.
In de reconstructie van het verleden functioneren foto’s als stempels
in de bouw, als stutten die de tijdelijke constructie op haar plek
houden en zo de uiteindelijke vorm van het huis bepalen.

Zijn stem heb ik niet opgeslagen, zijn geur niet en als ik mijn ogen
sluit en zijn beeltenis verschijnt, welke emotie komt er dan boven?
De man is al lang overleden en toch kan ik die lieve speciale blik niet
vergeten.
Snel prik ik een foto boven het kabinet.
De foto dringt zich op, schuift tussen de man en mijn herinneringen.

Hoop

Gevallen engel, 2016, computertekening

x.2016_gevallen engel_ct

Af en toe

Soms weet je het zeker: je draaft maar wat door in je eigen bedrijf.
En als je piepertje je niet oppiept in je borstzak, grabbel je maar
wat door tot je er bij neer valt. Ingeblikt en onverplicht krijg je
vervolgens de zak.
De zak?
Ja, de zak van fluim en plof. Je kan er behoorlijk ziek van worden.
De spiegel laat dan je vaagste evenbeeld zien. Het enige wat je
nog goed afgaat is verblind en doof door het leven vegeteren.
Je zou ten einde raad moeten zijn, maar je bent zo vermagerd dat
je boterzuchtig snel het verkeerde kiest. Je valt als een bleke engel.
Om aan jezelf te werken en te bouwen moet eerst de glorie van een
rijke goeroe langskomen. Die draait je dan opnieuw een loer en
maakt je nog meer kapot.
Af en toe, in een vlaag van besef, heb je genoeg gehoord en gezien
en weet je de ruïnegekte af te breken. Op weg naar de leefbare
wereld klinkt al snel een nieuw en opgewekt lied.
Alle hoop en verwachting staat op scherp.
De zon doet de rest en maakt van jouw god en een andere god.