Gezang

Vallende maan, 2016, computertekeningx.2016_vallende maan_ct

De aftocht

Dat is het mooie van de nacht: nog niet weten waar je bent.
Toch ben je aan het reizen. Je beide benen bedienen de pedalen.
Je hoofd zingt een mooi onderweg lied.
Dit is mijmertijd. In de nacht rijd je je eigen platte tekening in.
Je rijdt in een anonieme eeuwigheid die nooit kan tegenvallen.
Later, als je bent uitgereden, wordt je wakker in het schone daglicht.
Dan ben je ergens. De versmalde rivier wordt goede wijn.
Een nachtelijke reis is zoiets als het ontstaan van leven: het wordt
niet gehoord, niet gezien. Je weet niet of het leeft of dood is. Alles
wat wordt verwekt wordt niet onmiddellijk ontdekt. Dat weet iedere kunstenaar.
De tocht wast zich met veredelde zeep, omdat hij geen dweepzuchtige
stijfkop is. Op die manier bestaat er geen rancune, alleen maar
fluitend furore. Het verdriet blijft achter in de golven, terwijl je
mooi koeterwaals zingt.
Je geeft jezelf lichte oorvegen om goed bij de les te blijven.
Prietpraat is voor een ander, niet voor jou.
Als fijnproever of dichter bezing je met groot genoegen de zwarte
nacht. Nooit is het te diep. Je hoorn weet zijn weg in grote ver-
schoning. Jouw aureool raakt het onbewaakte, schudt de kleuren
van het radeloze.
In de nacht ben je vuur op water.
Dat kan.
Het houdt de bron schoon voor later.

Bloei

Kleine gedachte, 2016, computertekening

2016_kleine gedachte_ct

Grijs gebied

Het beloofde een leerzame dag te worden.
Hij doet de koffie in de kop. Hij doet melk in de koffie. Hij doet
suiker in de koffie met melk. Hij strooit wat cacao op de koffie
met melk en suiker. Hij lepelt voorzichtig de schuimmelk met
een gouden lepeltje aandachtig en drinkt de koffie met melk,
suiker en cacao op. Legt het lepeltje neer zonder mij aan te
spreken. Schuift de lege kop weg.
Het belooft een leerzame dag te worden, maar het wordt niets.
In deze eerste maand van het jaar, waarin de sneeuw soms valt,
hunker ik naar mijn geliefde. Ik maak me op en kap mijn haar
zoals hij het liefste wil: vlot en actief. Maar met zo’n kapsel heb
ik nog niet een geliefde.
Dus hang ik in de achtste maand, als alle geuren volop bloeien,
een ronde lampion op in mijn kamer en hunker naar die geliefde.
Ik doe mijn schoenen uit en de rest, ga tenslotte naar bed. Alleen.
In het eerste gedeelte van de nacht ben ik erg moe, in het tweede
stuk slaap ik half, hoor nog van alles, in de derde periode droom ik
over een goudfazant. Het lukt me door hem te worden bevrucht.
En in de twaalfde maand, als de winterheester weer bloeit, moet ik
iets vertellen: ik krijg kuikens! Met een beetje moeite komt alles
toch nog goed.

Wakker

Leeg midden, 2016, computertekening

2016_leeg midden_ct

Blinde plek

De doorweekte aarde vloekt. De regen houdt maar niet op, ze kletst
door en door. Jongedames worden week van al dat water, dat weten
de knechten maar al te goed.
Doorweekte aarde laat de avond geuren. Alles komt boven.
De boerse walm blijft lang hangen als je van leem bent en uit de
klei getrokken.
De zomerse zomer gaat bij voorbaat jammeren, maar regen moet
nu eenmaal op de ruit roffelen. Dat maakt alles binnen zo extra
aangenaam. Iedereen koestert zij/haar eigen baat.
Het dak is dicht. Bed en bad staan droog. De kaars brandt zonder
te knetteren.
De natuur is o zo wakker.
En als de regen uitlekt langs de natte daken, dan hoor je gelijk de
lokroep van de tortel. Spinnenwebben trillen vochtig na. Een auto
vaart rustig door de straat. Voetgangers gillen uit protest.
Op dat moment weet ik zeker dat het ergens in huis gaat lekken.
De emmers staan al klaar op de blinde plek. Tik tik tik….

Dweilen

Warhoofd, 2016, computertekening

2016_warhoofd_ct

Roddel-oom

De vervelende gewoonte roddelt door.
Tenminste zo lijkt het. Als een klam kleverig stuk snot blijft het
dagenlang hangen. De fluimende ogenblikken zijn al niet beter.
Het leven ziet eruit alsof een ander het leidt.
Ineens vraag je je af: besta ik eigenlijk nog wel?
Op dat moment ben je erg kwetsbaar. Nieuwe schoenen kopen
zou zomaar een probleem zijn. Elke stap dichter bij de winkel
maakt de pas trager. De zolen worden dik. Het holle onder de voet
zucht diep. Je wilt absorberen in wat dan ook.
Je weet dat dat ingekeerde lopen nergens goed voor is, maar je
komt er niet uit, je gaat al voor je er erg in hebt.
En als je nu eens ontzagwekkende zijsprongen zou maken?
En als je nu eens van een steigerpaard een renpaard zou maken?
En als je nu eens niet bang zou zijn voor de grote metamorfose?
Zou die vervelende roddel dan vanzelf ophouden met zijn kletspraat
en zich koest houden in een dichtgeklapte schaamschelp?
Vast niet.
Je zult zien: daar zijn ook weer van die uitslovers, de uitlopers, die
geen verschil weten tussen de danser en zijn dans. Spoedig sijpelt
de nieuwste leugen vol veerkracht de miezerige mensenzaal in.
Het is dweilen met de kraan open.

Doorn

Black and white, 2016, computertekening

x.2016_black ans white_ct

Nachtbloem

Eén ding moest je nageven, hij kon goed zijn adem inhouden.
Ik ken niemand die dat zo gemakkelijk deed. Het leek wel alsof hij
nooit ademde, zijn borstkas bleef plat.
Hij leefde meestal in de vorm van ontkenning.
Ik ontdekte ooit dat zijn dagboeken helemaal niet over hem gingen.
Dat was hem gewoon te eenvoudig en bovendien wie zou er iets aan
hebben? We beleven toch allemaal de dingen, het overkomt ons toch
allemaal en alles is toch kenmerkend voor wat in het algemeen kan
gebeuren?
Wat ons, ieder van ons, nu kan overkomen is bijvoorbeeld dat je van
je recht beroofd wordt. Dat is pas wat. Dan heb je het ergens over.
Daarover zou je dan een dagboek met betekenis kunnen schrijven.
Hij vond dat de mens, jawel de mens van tegenwoordig, niet alleen
typisch was, maar ook nog eens bijzonder dom. Dat domme werd
iedereen uiteindelijk fataal. Honderd miljoen tijdgenoten leven van
de roddel en achterklap. Het alledaagse overheerst helaas.
Dus liet hij op een goeie dag op zijn bovenarm een tatoo-tekst zet-
ten: Omnia mea mecum porto (alles wat van mij is, draag ik
bij me).

Ergens was het een variant op een oud gezegde dat alles wat u toe-
behoort, alles wat u kan gebeuren, kan mij ook gebeuren. Wat maar
al te waar is, ondanks eigen barometer.
Zijn dagboeken gingen dus niet over hem.
Nogmaals: te eenvoudig. Ze waren wel van hem maar gingen niet
over hem.
Mensen vonden hem een dichter met een doorn in het oog.
Hij vond zichzelf meer een kale nachtbloem die kon denken.
Voor hem was de nacht een lange dag.

Film

Droom, 2016, computertekening

x.2016_droom_ct

Verdwijntruc

Zij draagt veel zwart, de kleuren van de tijd. Is koppig.
Tegen hem zegt ze nog: Ik aanvaard het als je me aanraakt. Ik zie
de honger in je hand…..maar doe het snel, er is weinig tijd.
Daarna snakt ze zogenaamd naar lucht. Zijn arme huid vecht met
zijn bonzend hart. Hoe krijgt hij haar uit die strakke jurk?
De film begint zijn leven. Hij doet zijn hand, die glijdt naar beneden,
blijft stralend hangen op haar opgeheven bleke dij. Zij wendt haar
hoofd snel af, geeft hem kort de ruimte. Haar haar lijkt per minuut
donkerder te worden in de duisternis. Zij is bijna zijn wens.
Zij is mooi, hij wil haar helemaal zien, maar zij is doof en verdwijnt
in het sprakeloze niets.
Het leven walst voorbij ondanks de prop in zijn keel.
De film telt ineens haar laatste minuut. Zijn naakte hand rust nu op
haar kloppende buik, de zomer golft zich warm.
Terwijl hij haar kust floept ineens al het licht aan en zij bedankt hem
met een korte groet.
Daarna verdwijnt iedereen in de nacht.
De bioscoop is weer van zichzelf

Bom

Schaamman, 2016, computertekening

x.2016_schaamman_ct

Even geen gezicht

Even leek het of het licht uit zijn de ogen was gevallen, als dobbel-
stenen in de duisternis, maar toen zij beter keek zag zij dat er veel
meer aan de hand was: hij had geen compleet gezicht!
Hij zat achter een klein raam in een verduisterde kamer, zij was een
roerige, onrustige zoeker. Zo vonden zij elkaar in die stad.
Zij loerde als een koortsige doffer met een veel te warm hart. Hij
had net zijn hart in de kast gelegd, droomde verder als een koude
kleurenblinde. Bewust. Het licht kwam voorlopig niet meer in zijn
ogen.
Beide vergingen ze van de honger en dorst, maar door dat ze net te
veel dit niet en dat wel deden ontstond er nooit iets.
De meeslepende melodie werd niet gehoord, spoelde heen en weer
als eb en vloed. Daarbij kwamen ook nog de nare roddels van haar.
Zij was nog hinderlijker dan een strontvlieg.
Dan had hij liever zijn eigen solozang. Daar zat tenminste mooie
harmonie in. Deze vrouw was niet eens een gokje, zij was een tijdbom.

Dus zette hij zijn mooie gezicht uit en deed oh dolorosa, dat zou haar
wel afschrikken.

Sleutelwerk

Warme nacht, 2016-1997. computertekening

x.2016_warme nacht_ct

Rare droom

Een beetje vreemd misschien, maar ik verveelde mij in mijn droom.
Daarvoor droom je niet, dacht ik. Alle achteloze, lome handelingen
leiden tot niets, alles werd snel omgezet in grote verveling. Zelfs de
kleine dikke vingertjes, die mijn vette buik tartten, prikkelden niets.
Mijn hele hartstocht was verknoopt geraakt met de diepte die je zou
moeten voelen. Ik liet me ook in de droom niet meer amuseren.
In de droom kwam er natuurlijk iemand die me wel wou amuseren.
De persoon in kwestie had de mond al een klein beetje open van ge-
speelde opwinding, terwijl ik als een trompettist nieuw leven in haar
geslacht probeerde te blazen. Ik werd al moe bij de gedachte. Het
lukte niet, er was geen enkele beweging in te krijgen. Zij geeuwde
en zei dodelijk: Ach jongen, later misschien……
>
Uit schaamte voor de liefde, zo wist mijn droom, speelde ik dat ik
van haar hield en zij geloofde mij en precies daarom heb ik haar
toen afgestoten, want in mijn droom ben ik altijd heel zuiver, ik wou
beslist oprecht zijn.
Ik begreep toen ik op de wekker keek hoe laat het was, dat ik lang
had geslapen. Bovendien had mijn mond van boven tot onder de
smaak van oud ijzer. Toen stond ik moeizaam op, al mijn ledematen
protesteerden knarsend. Met moeite bleef ik overeind.
En toen kwam het vreemde: er viel een sleutel uit mijn mond!

Zonnig

Verzonken richting, 2016-2013, computertekening

2016-2013_verzonken richting_ct

Elke dag is nieuw

Elke dag breken harten.
Elke dag komt de zon op.
Daar zou je een goed gevoel van kunnen krijgen, maar als je mobiel
geen bereik heeft piep je wel anders. Dan komt de toekomst niet
meer vooruit. Schijnt.
Mensen die daar last van hebben heb ik al eerder gezien, die zagen
het vuur ook niet vanzelf branden. Het vuur belichtte een andere
tijd. Het slikte met zijn vurige, hongerige tong alles in van wat we
net hadden opgeschreven.
Als kogelronde wereldburger is mijn honger niet te stillen.
Ik blijf maar creëren om de as van eigen eeuwigheid.
Dat vuur wil niet doven maar zaaien.
Dat vuur is een werk zonder titel, het duwt je omhoog om je daarna
weer naar beneden te laten rollen.
Elke dag opnieuw in een andere richting.

Likje

Late zomer, 2016, computertekening

x.2016_late zomer_ct

Buitengebied

In warme landen zie je de meest vreemd beelden.
Dat is mij niet alleen verteld, maar heb het ook regelmatig gezien.
Zo at ik een keer met L. in Italië in een stokoude stad. Toen zij haar
mond afveegde  met het damasten servet, dacht ik dat ik blind
werd. Echt, ik zag ineens niets meer.
Gelukkig besefte ik dat je tegenwoordig heel wat aan je blindheid
kunt doen. Even een reisje naar Amerika en je kunt weer zien,
zei men. Immers in dat land beschikken ze over alle denkbare
transplantaten. Je moet helaas wel over heel veel geld beschikken
of een ander lichaamsdeel achter laten. Amerikanen ruilen graag.

Achteraf bleek dat mijn gevoelde blindheid kwam door de heftige
weerkaatsing van het felle zonlicht op haar hagelwitte servet. Ik
zag werkelijk een kwartier helemaal niets. Ik zat aan de verkeerde
kant van de bliksem. Zoiets.
Vreemd hoe je dan toch nog rustig kunt blijven door te vertrouwen
op een goede afloop. Ik stelde me tijdens die korte blindheid allerlei
aangename dingen voor, zoals het aaien van mijn hond, of een
mooi decolleté. Je bedenkt dan maar wat.
L. schrok wel even, maar zei toen flink dat ik mijn kin niet zo op
mijn borst moest laten zakken, dat was immers geen fraai gezicht
op een zonnig, openbaar terras.
Snel likte ik verstrooid haar hand, omdat ik kort daarvoor aan mijn
hond had gedacht.
Daarna aten we weer rustig verder en babbelden we over een mooie
bloem die we diezelfde dag ergens hadden gezien.