Breekpunt

Rouw, 2010, bewerkte foto

2010_rouw_bf

Moment

dit moment herhaalt zich
zij komen elkaar tegen
elke morgen, elke dag
en
elke dag is nieuw
elke dag breken harten
elke dag rijst de zon
en
de man van de toekomst
schrijft een vreemde brief
zijn geest leest hem niet
en
de geest dagdroomt voort
de geest heeft geen kantoor
de geest is een braakbeest
en
dit moment herhaalt zich
zij verbranden dagboeken
de ziel van de inkt blijft
en
alles is alleen
alleen is alles

Blikveld

Op zoek, 1986, bewerkte foto

1986_op zoek_bf

Beschouwer

Vanuit een bepaalde hoek is er veel.
Hij had van horen en zeggen dat de mensen tegenwoordig niet
meer weten wat nu eigenlijk werkelijkheid is. Vooral de volwassenen
schenen daar veel last van te hebben. De voortdurende relativering
had zo zijn grote gevolgen.
Maar we hebben toch ons eigen blikveld – begon hij te pruttelen.
Inderdaad, we blikken aanwezig, maar daar is alles dan ook mee
gezegd. Dat is de simpele, overzichtelijke wereld. Daarbuiten gaat
de werkelijkheid als los zand door de vingers. We kunnen er van alles
van zeggen of weten, maar iedere betekenis betekent ook weer niets
en alles.
Een regering wist de oplossing: terugkeren naar de normen en
waarden van weleer. Het zou de nodige vastigheid beslist teruggeven.
Dat was te veel voor zijn arme hoofd en zodoende speelde hij verder
geen rol meer van betekenis. Aldus werd hij een vastgenagelde
beschouwer.
Onder zijn naam op het visitekaartje stond schuin gedrukt: post historisch,
alsof het een nieuw beroep was.

Pantoffel

Nachthand, 2012, bewerkte foto

2012_Nachthand_bf

Party Alone

Alleen de rand van de tafel is versierd, dat moet genoeg zijn.
Het is beter niet terug te keren naar het oude jaar, naar
waar het puin van het verleden ligt. Als je teveel met ruwe
roestige sleutels in een oud slot knarsend draait zullen de dra-
gende muren het misschien begeven.
Dan maar aan de versierde rand gaan zitten in je eentje en
je door de drank bedwelmde ogen even oplichten om te zeg-
gen: ‘Dat is me wat!’
Niemand die opkijkt.
Zelfs geen schoorvoetende nieuwkomer. Hij laat zich niet
door jou verwonderen. Jij jaagt iedereen het huis uit (als ze de
moed hebben om binnen te komen).
Dus speel je vanavond vele spelletjes patience zonder morren
of jammeren. Je bent je eigen uitslovende mier, die al te graag
in chronische baden droomt. Je bent al blij met een sterke zon
en als de lokroep van de duif nog tussen de spinnenwebben na
blijft ronken, dan is je dorst nog lang niet weg.
Nog even en je denkt aan meisjes als boerenkolen, die de ware
Jacob door het hek met de hand bedienen.
Onder het licht van dramatische lantaarnpalen denk je dat één
of andere jongedame een aria zingt uit vroeger tijden, terwijl
je juist niet aan vroeger wil denken.
Op dat moment verloopt het leven even warmhartig als mooi.
Je bent pas de volgende ochtend ouder. Veel ouder.
Is dit nu een pantoffelvertelling?
Gewoon met je nachthand wegvegen.

Blind

Ik hoor niets, ik voel het, 1997, bewerkte foto

1997_ik hoor niets-ik voel het_k

Even echt

Een levende geliefde maakte een mooi gedicht.
Het was zo onverholen mooi verteld dat ze nog wel een maand kon
teren op nieuw verkregen heerlijkheid.
Kort daarvoor voelde ze zich nog een verlaten ziel, een onaangedane
spiegel. Ze was tijdelijk iemand die maar niet wakker wilde worden.
Een Doornroosje in het nu.
Daarna, verbonden met deze heerlijke woordenman, glimlachte
haar blos in de tedere lichtheid van het moment zonder schaamte.
Met grote passen, de zijne, hield ze van hem. Vanuit de lucht hielden
de vogels hun goed in de gaten.
Ineens stond hij stil en maakte een grapje wat geen grapje was.
Hij groette daarna beleefd en liep opgewekt fluitend van haar weg.
Zijn onterechte, vlijmscherpe spot bekraste haar ziel.
De verliefde, versteende vrouw werd op slag uit kwaadheid blind.
Haar zoutbeslagen ogen lieten totaal geen licht meer door.
De dag ging verder in eigen orde.
Het begon zo mooi. Even is maar kort.

Tast

Op zoek, 1984, bewerkte foto

1984_op zoek_bf

Beschaving

Vreemd: van mijn ogen zeiden ze dat het mijn ogen waren.
Ik werd eraan herkend. Kun je dan de ogen van een ander
hebben? Is er een ruilbeurs?
Moet je je ergeren aan zo’n opmerking?
Ik denk het niet, men is alleen wat verdwaald in het zwarte
vlak. Men staart naar een eigen voet waarin net is geschoten.
Het pijnlijk dolen wordt beleefd van regel tot regel. Men zoekt,
de ontsnapping is ver weg. Laat staan de zelfverdwijning, die
wordt gewurgd door het dichterlijk spreken. Het woord wat ik
sprak was te dichterlijk en daardoor niet gesnapt.
Elk woord wat ik er nu aan besteed is alleen aan mij besteed.
Voor een ander blijft het vage fictie. Mijn ik lijkt ontvreemd
te werken vermoed ik. Misschien moet ik een gedicht gaan
schrijven met de titel: aan mijn vrienden die ik niet wil ver-
noemen…
Dat is net zoiets als over mijn ogen zeggen dat het mijn ogen
zijn. Zelfs de spiegel van de ziel kan hier niets mee. Die voelt
zich kaal en anoniem.
We moeten dus maar tastenderwijs bestaan. Zoeken.
Wachten in de ruimte, die misschien het hart mag heten.
Het hart heeft tenslotte zijn eigen taal. Het hart is zichzelf.
Altijd.

Vakantie

Eiland, 2015, bewerkte foto

2015_eiland_bfk

Zomer

hete zon
schildert
witte mist
naar bruine waas

leeg landschap
vergeet niets
zij woont
in het lawaai

wuivend gras
glimlacht
over blanke
schermduin

wat je ziet
moet je filmen
niet vragen
doen

hoge heimwee
ruikt naar
zaad en bonen
klaar

ervaringen
nieuw, opnieuw
het bewaren
huiswaarts

Slaap

Duikelaar, 2015. bewerkte foto

2015_duikelaar_bfk

Wiebeldroom

Er luidt een klok om zwart die middag. Door de rag van de dag-
dromen zeilt een schip. Je volgt de deinbeweging. Je kijkt te lang
en verdwijnt. Iemand laat je waken, je wordt gewaakt, zodat de tijd
weer gaat stromen.
Kijk, daar zie je de man die wankelt. Hij is een duikelaar, die het
einde dichterbij maakt. Hij wankelt naar dat vermeend einde alsof
het een opdracht is. Ontwaak toch, want dat ben jij! En slaap.
Slaap de slaap der slapen. Het is laat in het seizoen. Je boom
draagt de bloei van zijn vruchten. Soms ploft er iets in het gras. Je
denkt dat ben ik ook. Slaap verder.
De dagen zijn op orde, het is voorbij. De herinnering zwerft door
het huis. Tegels zijn bemost aan de rand. Voortaan is het altijd
zondagmiddag. Ieder geluid is doof. Slaap.
Ik ga de langste trap af. Mijn voet schuift. Op de voordeurmat ligt
de ochtendkrant. De bel staat af. De tuin is groen. Zo was het
vroeger, zo is het nu. Ik oefen dus voor oude man. Word wakker.

Orde

Paletwolk, 2015, bewerkte foto

2015_paletwolk_bf

De weg
Der Weg von der Innigkeit zur Grösse
geht durch das Opfer (Kassner)

Een kunstenaar gaat via de donkere bossen en de wilde beesten
van het kunstcircuit naar de poorten van het museum. Daar wordt
hij ontvangen als de redder van de wereld. Hij is een zoekende ziener,
die eindelijk thuis is. De historische roeping van de Kunst kan nu zijn
gang gaan.
Is dit nu een religieus verlangen?
Opstijgen en afdalen hoort bij de bewegende kunstenaar. Hij is in
alles regisseur. Hij ensceneert het onderbewuste met heel zijn hart.
Hij verlangt naar de ongedeeldheid. De oorspronkelijke emotie wordt
hersteld, maakt plaats voor groot, algemeen, genot. Het taboe mag
geen taboe blijven, moet doorbroken worden. Aarzelen mag niet.
De natuur moet uit de beklemming van het historisch bewustzijn.
Maar pas op! De slaap van de rede baart monsters!
Laat dus het verlangen terugkeren zonder aankomst, thuiskomst
of redding. Kunst moet exploderen in iedere vorm.
Het duikt zomaar ergens op, meestal thuis.
Thuis is trouwens overal.
Kunst is overal waar thuis is, dat is bekend.
Zonet zag ik net nog wat.
Het is nog steeds hier en daar.

Ooit

Compositie (gouache), 1964, bewerkte foto

1964_compositie_gouache_bf

Alles gaat tenslotte voorbij

In de grote helderheid van vandaag is de rust van geluiden van goud.
Volgens mij ligt er veel zachtheid in wat er zal gaan gebeuren. En als
iemand zou beweren dat er verdoemenis heerste, dan zou ik zeggen
dat het niet waar was. Vandaag is alles zacht. Op een dag als deze
kan er echt niets gebeuren, want de zachtheid van alles maakt ge-
woon bezwaar.
Heb je ooit gedacht hoe onvindbaar je voor mij bent? Heb je ooit ge-
dacht hoe slecht wij elkaar eigenlijk kennen? Wij kennen elkaar en
toch zien we elkaar niet. We zijn schipbreukelingen van ons begrip.
Als zuivere uitlegger weet ik, mijn onbekende, hoe wij elkaar zijn
gaan verliezen. Geleidelijk aan, met de allerbeste bedoelingen, ver-
vreemden we van elkaar. De fantasie werd as.
Is dat de charme van het verleden?

Ach, herinner me er niet aan, want zich het verleden herinneren is
er het heden van maken en dat klopt dus niet. Van het verleden is
bekend dat je er van af moet blijven, begrijp je? Doe dus heden.
Misschien zeg je nu wel om jezelf een houding te geven dat ik leuter.
Alles is misschien niet waar, maar ik blijf erin geloven. Punt.
Maar als ik dit alles alleen denk om mij een genotsgevoel te geven,
dan wil ik die waarheid niet. Die angstaanjager is mij te pervers.
Mijn hoofd en de wereld doet al zo zeer. Dat heb je bereikt.
Die pijn ken jij natuurlijk niet, jouw geest pikt alleen in oude lijken.
Geen enkel probleem is echt oplosbaar. Het is een probleem.
Niemand van ons twee kan de Gordiaanse knoop echt doorhakken,
we kunnen alleen maar doen alsof.

Tijdens de vele momenten van afstandelijkheid waarin ik mij bewust
was als individu, zag ik toch vooral door de ogen van een ander en
vroeg me af wat voor indruk ik ooit fysiek op je maakte. Ooit!
We spraken elkaar toch min of meer toevallig aan?

Ik zei het al: er ligt veel zachtheid in wat gaat gebeuren vandaag.
Andere dagen denk ik veel erger over je.

Bot

Afgewezen werk, 2015, bewerkte foto

2015_afgewezen werk_bfk

Droom

Ik heb geen woorden. Ik ben afgewezen.
Geen?
Ik kan mijn gevonden woorden niet uitspreken, want ik droom.
Wie helemaal blauw wordt spaart blauw, hoor ik in mijn hoofd en
als je lichaam dan geen bezwaar heeft wordt je lijf blauw voor de
wet. Je voelt de rilling. Je bent afgewezen, nou je , je werk dan en
jij bent je werk.
Ik hoor nog meer:
Blauw zonder tanden! Met blauw kun je een brand niet blussen!
Onwillekeurig antwoord ik mijn binnenhoud: maar rozen hebben
toch ook geen tanden?
Daar moet mijn brein flink op los stoken, deze vreemde spinsels
hebben nog geen kamertje. Mijn pokerface laat echter niets zien
en neemt elk woord botje voor botje tot zich. Met die legkaart zaait
het nieuwe landgrenzen en ik lijk me weer gelukkig te voelen.
Mijn losgeslagen hoofd is in goede handen. Alle ingeslikte instincten
worden weer opgezocht en ingevocht, zodat de zinloze zintuigen
alles weer kunnen rijmen.
Ze geuren tenslotte de kleuren en krijten de kreten.