Zielloos

Beginnend doek, 2013, bewerkte foto

2014_beginnend doek_bf

Nieuw werk

zijn beeltenis
op de slapheid
van het doek
kijk, hij kijkt

als je langer kijkt
begint de kop
als inkt te lekken
kijk, hij lekt

nekje recht
ogen open
alle rimpelplooien
kleuren het sentiment
kijk, niet te lang

maak je los
van de schemer
tussen de brede lach
rust de weggedoken kop

als de tijd is weggesneden
is het hoofd zielloos

Levende steen

Vijvervrouw (lezing), 2005, bewerkte foto

2005_lezing Vijvervrouw_bfk

Ondertussen

Soms zie ik traag, ’s ochtends, mijn eigen stilstand in de lucht.
Tussen het haastig trillen van het licht verschijn ik bedrieglijk als
een fantoom van spiegels. Dan weet ik nauwelijks wie ik ben.
Mijn eigen lichaam, vol geduld en ongeduld, roteert als wilde wind
om de ronde aarde.
Meestal ga ik daarvan zwerven.
Soms is het onderling donker, daar moet je je niets van aantrekken.
De groene, grote wijze wereld kust mij sidderend met zijn gevaarlijke
lippen. Met alle geleidelijke ogenblikken verbijt ik daarna het begin
en het einde. Er ontsnappen veel a’s en o’s tussen mijn ja en nee.
Op mijn best bedenk ik dat het altijd gaat om het vertrek. Niet om
het stuk daarna.
In het oorverdovend licht moet je je vleugels durven uitslaan.
Zwaaiend roep je dan dat je er aankomt. Bloemen zullen je geurig
begroeten. Soms vraag je je af waar de warme oren van je eiland
zijn gebleven.
Doe dat niet! Zoeken heeft helemaal geen zin.
De aarde is in alle eerlijkheid meesterlijk gebeeldhouwd. Het wentelt
en streelt de hand van de meester. Ik woon daar. Zo is het begonnen.
Zo wandelt het vreemde in onze ogen. Het maakt ons blij.
Later kun je dan met gemak sterven als een levende steen.

Kind

Daddy’s Girl Too, 2001, bewerkte foto

2001_Daddy's Girl Too_bf

Kindhoogte

In wezen maken we vaak een portret van ons verlangen.
Het gemiste krijgt zo even zijn beeld. Er verschijnt iets wat
we willen zien. Soms zien we een denkbeeldig einde van de
wereld: de horizon. We lopen er op af voor een groet en een
vraag. Alles op ooghoogte natuurlijk. Je groeit met je vraag
mee.
We staan stil bij een toekomstig einde en wie weet is er echt
meer tussen hemel en aarde en zijn het de vrije vogels die
ons alvast begroeten.
Is die zekere grauwe grijsheid rondom een zekere restwaarde
van alle onduidelijkheden?
Er heerst een verwaaide mist in een groot vermoeden.
Vroeger was het toegestaan schimmen te zien. Meestal waren
het kleine witte vrouwtjes. Vaak wakend bij bronnen. Men be-
weert dat het oude wezens zijn die dolend terugkeren op de
aarde.
Hier op het platte zand verstuiven alle tekens. Zelfs de horizon
verdwijnt tenslotte totaal, weggelekt als de ondergaande zon.
Ik loop alleen terug naar Veronica en droog na een bad mijn
zilte, natte kop. Voel me klein.
Op de handdoek verschijnt een afdruk van een kinderkop.
Veronica = vera icon = het ware beeld en dat ben ik.
Nou ja ik, de altijd aanwezige ik van mijn kindertijd dan.

Dichter

Nachthand, 2012, bewerkte foto

2012_Nachthand_bf

De dichter leeft de dichter

wat ook maar leeft is helder
de duisternis laat schimmen dolen
een dichter denkt niet
een dichter voelt

pendelend tussen mens en schimmen
één met al zijn scheppingsdrift
verheft de taal hem hoog, hoog, hoog
de sleutel is snel omgedraaid
en beschermd een handvol water
dat moet genoeg zijn

wat je ook maar dicht is helder
het hele jaar wordt niets gesnoeid
een dichter denkt niet
een dichter doet

sterren spatten wit en geel gemengd
de mooiste bloemen ruiken sierlijk schoon
mijn kippenvel verandert in schubben
mijn neus is te koud voor eeuwig leven
zelf in de brander voel ik geen warmte meer
hoe dikwijls ik het vage vuurtje oppor

wat je soms in je vingers voelt
is niets meer dan verbrand houtskool
een dichter is soms iets, is soms alles
het lijkt het leven wel

Tijdelijk mooi

Rustende kop, 2012, bewerkte foto

2012_rustende kop_bf

Over mooi

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant openbarstende bloem.
Vaak lukt het haar dit geluks-punt te vinden en op te rekken tot het volslagen
tijdloze.  Ze weet natuurlijk wel dat het bij uitstek juist tijdelijk is en dat er
ook onbereikbare dagen zijn.
Op onbereikbare dagen wordt het ogenblik snel nagekeken door het rood
van de wangen. Het bloost zich zo een schaamtevolle weg. Het lichaam laat
zich van zijn meest lullige kant zien en speelt eigen rechter.
Het mooie is dan dat de natuur een biggeltraan laat vallen in de tuin, waar
op vooral de merels actief reageren. Ze zingen zich de longen uit hun bek.
Vogels hebben ook hun mooie momenten. Vaak ’s ochtends.
Op dit mooiste ogenblik ziet ze even niets zolang ze wegdenkt.
Ze weet niet of het een vorm van ijdelheid of echtheid is. In elk geval speelt
ze haar eigen hoofdrol. Ze herkent alles driedubbel en helder. De langgerekte
momenten spiegelen het verleden genadeloos terug.
Ze weet niet of het kunst of echt is. Zeker tijdelijk mooi.
Dan zal het wel kunst zijn.

Tijd

Op zoek, 1984, bewerkte foto

1984_op zoek_bfk

Nachtdenken/nadenken

Een lezer schrijft om te mogen klagen.
Hij vindt iets wel of niet en zegt hier heb je één van mijn gedachten.
Die lezer zal je niet bellen, hijzelf belt noch ontvangt. Hij schrijft het
liefst heerlijk klaaglijk van zich af.
De dichter zegt natuurlijk gelijk houdt daar mee op! Onmiddellijk!
Hij kan de nachtegaal niet horen zingen als er zo geklaagd wordt.
De dichter zet alles weer mooi recht, verknoeit geen woorden.
Een klager moet een hart van steen hebben om zo blind en boos
te schrijven. Hij ziet niets uit onvermogen, is thuisloos thuis.
Het nacht-nadenken is niets voor hem. Dat doen alleen de vrijen van
geest. Die hebben aan één nacht nooit genoeg, zij willen doorwan-
delen onder het dekbed van blauw gebloemde bomen.
De zomer schreeuwt een kleine verrassing en de nieuwe wending
die ons liefdesleven heeft genomen verrukt het geheim.
Toch vraag ik mij af: waarom duren zulke ontdekkingen zo lang?

Nu

Zogenaamd wild, 2009, bewerkte foto

2009_zogenaamd wild_bfk

De kamer

Ziehier een man. Ziehier een verlaten ziel, als een ieder.
Het zeldzaam goede van dit moment blijft onopgemerkt, ondanks
iedere opmerkzaamheid.
Wat hier gebeurt is heel duurzaam en raakt nooit uitgedoofd.
Misschien is dat vrij staren in de verte wel het mooiste nul-moment
van je leven. Misschien is dat het moment dat je hersens zich gaan
hergroeperen, dan wordt alles wat niet meer van toepassing is
voor altijd verwijderd. Niet meer bereikbaar, ergens diep en te ver
weggestopt voor bangere dagen, zal het je niet langer meer plagen.
Deze man heeft even geen wolfshonger, hij strijkt zijn geschapen
lichaam glibberig glad. Een miezerig bootje voert al zijn gedachten
weg in een wellustige oceaan en alles komt goed!
De vlezige kleur van de hemel maakt alvast de nomade van de
liefde wakker.
Ziehier een starende man. Hij is getuige van het onverholene.
Later zal hij er over vertellen. Niet nu. Zijn stem is niet levend.
Nu blijft nog even nu. Daarna is alles zogenaamd wild.

Terugkeer

Zitleunend figuur, 2014, bewerkte foto

2014_zitleunend figuur_bf

Half droom, half waak

iemand slaapt zich in een lichaam
en droomt dat het een lust  wordt om te zien

(uit het gedicht: De terugkeer van het lichaam, Van Batelaeres)

Dit klinkt wat sneu of te serieus. Het heeft iets van een vallende
vlinder. Er is iets weggeglipt. De totale macht is tijdelijk verdwenen.
Dat is waarschijnlijk ook het goede eraan.
Hij droomde vast van een vrije vlinder, maar werd al fladderend
voortvluchtig. Sneu als het zo hoopvol begint. En dan weet je bij
het wakker worden even niet of jij nu de mens was die zich als
vlinder had gedroomd, of een vlinder die zich als mens droomde.
Van die dingen, je kent het wel.
Ergens tussenbeide ligt waarschijnlijk de waarheid.
De metamorfose is dat wat de scheidslijn overschrijdt.
En voor wie niet meteen gelooft dat hier vlinders in het spel zijn,
zij gezegd dat zij het hele gedicht maar moeten lezen. Dan zien ze
gelijk al in de opening  de verwijzingen naar een bloemenwei en een
boomgaard. Daar is het goed vertoeven. Volop bloei.
Dus het valt ergens ook best mee met dat sneue gevoel.
’t Is maar net waar je je op richt in je droom of waak.

Lief

Belicht doek, 2014, bewerkte foto

2014_belicht doek_bf

Hoe een donkere kamer licht werd

In de donkere kamer van het Morgenland leek het net alsof je met
je lippen de lucht kon vernielen als je lachte. Dat had ik nog nooit
van je gezien. Het ontroerde me.
Ook dat je daarna met je glanzende lichaam alles weer dansend
opbouwde. Geweldig! Het maakte het huis als een tastbare gelijke-
nis met kathedrale orgels. Iedere stoel bezat fluitende pijpen. Alles
borrelde uit de vette vloer. De melodie ging veel verder dan een
grote, gore wind.
Jij stofte mijn huis af zoals het regelmatig moet, zoals het ook hier
en daar moet blijven tochten voor verse frommel fraaiigheid.
Je nam achteloos mijn benauwende dwanggedachten mee, die ik
eigenlijk zelf had moeten opruimen voor je kwam. Ik hoefde je niet
eens te smeken. Je bent lief.
En nu denk ik dat de boze Beethovenblik van mijn gezicht af is.
Hoe kreeg je dat toch voor elkaar? Heb je een geel doekje voor die
pruillip?
Hoe dan ook, ik ben je dankbaar dat ik nu niet langdurig naar een
sanatorium hoef en dat mijn lijf niet meer in de achteruitstand staat.
Een klein hart heeft veel vrees en hoort in een klein lijf. Jij wist dat
mijn hart van een onmetelijke stad houdt en niet bang is voor het
bibberend gepeupel. Jij maakte mij weer geschikt voor de wereld.
Als een architect zonder planvrees laat ik nu de dromer hardop mee-
denken in een begrijpbare logica. Heimelijke wensen bestaan niet
meer. Alles is toelaatbaar in de bundels van het nieuwe licht.

Gatgeeuwen

Tweelicht, 2000, bewerkte foto

2000_Tweelicht_bf

Interieur

Naar de muren wordt altijd gekeken, daarom moet je er schilderijen
en andere decoraties aan hangen. Alles moet stijlvol van kleur en
goed van structuur zijn.
In een huis zien we nooit de grond, we zien alleen de vloer, bekleed
met tapijt of hout. Als we bij uitzondering de echte grond zien, de
aarde, dan hebben we met een purist te maken en dan moeten we
medelijden hebben met de eigenaar van zo’n huis.
Grond is wel erg belangrijk, zelfs het kleinste lapje grond maakt je
blij. Alles is tenslotte uit de grond voortgekomen. Het enige waar
een mens bang voor moet zijn is als de grond zich gaat vervelen,
dan gaat hij gatgeeuwen of zoiets, met alle gevolgen daarna.
Sommige mensen worden van een schoon huis erg onzeker. Het
geeft hun het gevoel of ze een groot toilet binnen komen, wat dan
ongevraagd een vervelend gevoel geeft.
Een schoon, fris huis geeft in het algemeen ruimte en kracht.
Thuis zijn alle dingen in hokjes verdeeld en als we moe zijn gaan
we op een stoel of bank zitten. Nog net niet naar bed.
We doen de luxaflex, een heleboel oogleden die open en dicht kun-
nen, dicht.
We sluiten ons af voor de donkere buitenwereld en de verhalen
komen binnen:
Zo was er iemand die een nieuw huis had gevonden. Hij ging het
opknappen, zet er netjes een nieuw slot in, alles loopt op rolletjes.
Buiten bekijkt hij in volle tevredenheid het knappe resultaat.
Onverwachts slaat een windvlaag de deur dicht. Nu weet hij pas
zeker dat dit slot het huis uitstekend afsluit, hij kan er niet meer in.