Nadorst

Patatje oorlog, 1998, bewerkte foto1998_patatje oorlog_bf

Theater

Even leek het er op dat hij onverschillig was voor vormen, maar
wij hoorden niets, omdat de wind zijn mond liet wegwaaien, zodat
ieder woord voortvluchtig werd.
Daar zit je dan als valse Pinokkio onder het jammerende geweld.
Uiteindelijk versnipperde de wind ook nog zijn schaduw, dus er
bleef niets over van deze charlatan. Hij hoefde nooit meer te wer-
ken voor de waarheid. Alles was gedaan. De lampen van de waar-
zegsters werden niet meer opgewreven voor een wensbare uitkomst.
Als taal niet meer taal is wat is er dan nog over?
Dan is het komen en gaan misschien ook niet meer van belang.
Dan kun je alle bloemen net zo goed  naar de maan gaan gooien,
dan hoef je niet meer te eten, alles gaat er toch weer uit.
Hij was afwisselend een trage of een driftige, die een mijlpaal zocht,
maar met zijn weke gulzigheid kwam hij nergens. Ooit leek de
toekomst nog lekker te smaken, maar nu is zijn gezicht al slappe pap.
Hinkend liep hij achter zijn vroegere salvo’s aan. Niemand vond het
vreemd dat smart een totaal theater was.
Je kreeg er flinke nadorst van.
Achteraf dan.

Taalkwaal

Zaterdagavond, 1998, bewerkte foto

1998_zaterdagavond_bf

Blije ergernis

Als allereerste nemen wij afscheid van de groene boomtoppen.
Als de vleugels het laatste uit de lucht verzamelen en wij varen in
de beschutting van onze jeugd, dan draaien we als de dood aan
het kompas in ons hart.
Waarom bedenk ik dit nu? Wat wilde ik zeggen? Ben ik jaloers?
Ik denk dat ik wat duizelig werd van de vingerafdrukken van het
licht. Zo werd ik een tiran van de herinnerde klok.

Kijk, de hemel likt zijn wonden graag in de vijver.
Sterren reserveren de nacht voor hun theater, de bergpas gaat de
maan tegemoet…..
Maar wat moet ik met die wetenschap?
Als ik weet dat de zon haar oogverblindend scherm kan trekken,
wat moet ik dan nog? Alles is daarna blind, verlies, niks, nada.
Ik ben een bewegende vreemdeling op een kale weg. Meer niet.
Nu is het wel zo dat iedere brug een gat in de lucht springt en dat
bouwterreinen verdampen door het zinderend bouwlicht, maar dat
maakt alles niet echt gemakkelijker. Dan begint het pas!
De taaie taalkwaal van een volwassene wappert jammerlijk op de
blindheid van de jeugd. Op de hoogte van de jaren, bij het eindpunt
van je vader, loop je met grote passen door de velden van je voort-
hobbelend verleden.
Daar kan ik me dus vreselijk blij aan ergeren. Heel tegenstrijdig.
Waarom doe ik dat? Het is zinloos.

Zwakte

Projectie, 1984, bewerkte foto1986_projectie_bfk

Dwaas licht

Hij zit in periodes dat alles laag en vuig is en periodes van
wanorde kent, waarin alles te hoog verheven is. Best vervelend.
Meestal omschrijft hij het als een kortstondige bloei van tijdelijke,
geestelijke zwakte. Het mag vreemd klinken, maar het is zo.
En als hij dan helemaal in grote verwarring van zijn onzeker lot zit
weet hij nog net dat er tussen goden en mensen geen verschil is.
Dat stelt hem gerust, alle goden en mensen trekken voorbij, één voor
één, in een soort machtige, stille mars.
In een optocht van dwaling naar de illusie slepen ze zich als luie
herfstbladeren in het eenzame duister voort.

Later, als hij weer meer bij zinnen is, begint hij te regeren.
Hij begint bij zichzelf. In alle reële oprechtheid straalt hij een
enorme kracht uit. Jezelf goed kunnen bedriegen is zijn eerste doel
en eigenschap. Men luistert dan met ontzag. Men schiet vol.
Hij is een sterke verlichter, weet hij. Alleen filosofen en dichters
kunnen de wereld praktisch bekijken, omdat ze de enigen zijn die
zonder illusies leven. Helder zien betekent dan niet-handelen.
Kort daarna schudt hij opnieuw heftig met zijn hoofd. Het is alsof
hij constant een luid NEE wil zeggen, maar er komt niets uit zijn
mond. Hij blijft muisstil.
Alles lijkt in hem naamloos gebroken. Niets past meer in zijn leven.
Zijn tederheid is te groot uitgeslagen, waardoor zijn ziel alles
verklapt.
Notitie:
In werkelijkheid heeft hij alleen maar wat last van nadorst na net
iets te veel gouddrank.

Uitslag

Gele kamer, 2011, bewerkte foto

2011_de gele kamer_bf

Rijkelijk geel

Iemand had zijn kamer geel geschilderd. Hij had genoeg moed
en lust. Wel moest hij van zijn vrouw eerst een slikmeter pas-
sen en meten, dat zou haar gemoedsrust ten goede komen.
Nadat het waagstuk was voltooid schroefde hij de meter nog
wat vaster aan, je weet tenslotte maar nooit, vrouwen blijven
vreemde wezens. Op zijn neus plaatste hij een blauwe knijper,
voor de zelfreiniging en het paste ook mooi in de totale compo-
sitie in het grote geel.
Helaas kreeg hij kort daarna, tijdens het uitrusten, een enorme
uitslag. Het was echt ontzaglijk. Geen gezicht, wel gevoel, jezus
wat een jeuk.
Zijn vrouw vond het wel sneu, maar was niet echt onder de
indruk. Zij was ondertussen met heel andere dingen bezig.
Bovendien zou het wel weer over gaan na drie dagen als hij
weer wat rustiger van binnen was geworden. Ze had al zo vaak
met dat bijltje gehakt.
Hij wist dit keer wel beter. Na zeven zilveren snikken knapte
de slikmeter spontaan af en genas hij zienderogen. Zelfs zijn eetlust
kwam voor het grootste deel terug. Hij kreeg een beter aanzien.
Je snapt het al, hij was zo weer zichzelf en kon daarna zijn zuivere
ik gewoon weer volgen.
Ondertussen ging zijn vrouw er met een ander vandoor. Die
had een wit huis en veel geld (en mot met zijn vrouw).

Oude glans

Schemering, 2014, bewerkte foto

2014_schemering_bf

Schimmig

Aan de oppervlakte van mijn herinnering drijft iets van de gouden
glans, die op het water ligt wanneer de laatste zonnestralen erop
schijnen. Ik zie mij als het meer dat ik heb bedacht en wat ik in dat
meer zie ben ik zelf. Ik weet niet hoe ik dat beeld of symbool moet
uitleggen. Wel weet ik dat het ergens met mijn grootvader te maken
heeft. Dat voel ik zo.
Misschien hoort het denken van zoiets wel bij de kwalijke dingen van
het denken. Wie met zijn verstand denkt is verstrooid, wie met zijn
gevoel denkt slaapt, wie met zijn wil denkt is dood, las ik een keer.
Ik denk met alleen mijn verbeelding, dus dat zit vast goed.
Hoewel mijn grootvader in hetzelfde jaar stierf dat ik werd geboren,
heb ik toch een beeld van hem. Hij komt regelmatig rondspoken,
meestal zie ik alleen zijn bleke hoofd. Dat zal ook wel met dat denken
te maken hebben. Heel enkel is hij slechts een schimmige schaduw of
een donkerbruine weerkaatsing in het water waaruit algen opstijgen.
Als ik dan stil sta en kijk, gaat het water als vanzelf rimpelen en omdat
ik dan ga nadenken trekt de zon zich snel terug.
De natuur heeft zo zijn eigen eigenaardigheden.
Van alles wat gezegd of gezien wordt, blijft slechts de donkere nacht
over, vol van de dode glans van de meren in een kale, vloeiende, natte
en sinistere vlakte zonder wilde eenden.
Dit heb ik zo beschreven, maar niet gezegd, op 23 januari 2011.
Ik kwam het weer tegen.

Inzicht

Big hole in the day, 2014, bewerkte foto

2014_Big hole in the day_bf

Het lege midden

Ongekende schoonheid zie je niet.
Soms als je je ogen, je oren en je hart opent ervaar je iets in
die richting. Als een vrije kunstenaar een vluchtige wereld
verwerkt werkt hij zich een slag in de rondte. Hij zoekt naar
de ziel der dingen met een groot oog voor het terloopse toeval.
Dan bereikt hij heel eventjes de korte troost. De drijfveer loopt
met de bestemming mee.
Het is een patroon van wendbaarheid bestaande uit vele
meanders. En dan, als de schets van gedachten zich hecht aan
zijn drager, dan bestaat het vastgelegde moment van de vernie-
tiging.

Bovenstaande schreef ik in een prelude voor het boek Tekentapijt
wat ik in 2005 samenstelde.
Op een vel of doek kan alles gebeuren, zou ik nu schrijven. Als je
voorbij het lege midden bent ben je al een heel eind.
Wat ook mooi is dat altijd na de herinnering de tijd van nu komt.
Nadat je je gedachten hebt gekorfd, doet je losse pols de rest.
Je bent even tijdelijk elders.
Het lege midden blijkt bij nader inzien toch vol te zijn.

Italia

Witte wolf (droom), 2014, bewerkte foto

2014_witte wolf droom_bf

Il lupo (de wolf)

Vooraf:
Vaak droom ik nog van Italië, het land waar ik in de jaren 90 mij
probeerde te vestigen. Het licht(e) heeft mij nooit verlaten.
In die tijd was mijn haar dun en lang, ik droeg het in een staart,
werd daarom vaak aangeduid als Il Lupo, de wolf. Dat voelde als
een erenaam, ik was geen sluwe vos, ik was er trots op. Af en toe
komt de wolf nog voor in mijn nachtelijke dromen:

Uit het niets komt niets voort. Het schiet niet op. Het idee blijkt
de grootste leugenaar, het duikt op als een dartel, dampend veulen,
die tussen zijn hoeven de waarheid bewaakt. De waarheid, de echte
oorsprong, is een blinde duif die hij uiteindelijk vertrappelt, zodat hij
dan sneller kon zien.
Ik vraag mij af of dat echt zo is.
De tijd van liegen is voorbij.
Eerst was er niets.
En dan de waarheid, het vuur, de toorts, de horizon na de horizon.
De tijd van wakker worden lijkt nu aangebroken.
Het is tijd om te schrijven wat nooit gelezen wordt.
Want een doener leest niet, een doener schrijft.
De wolf, het varken en de modderman vertrekken met haast.
Mijn oude ogen krijgen nieuwe rimpels,
Mijn haar groeit weer en mijn schuchtere baard stoppelt.
Mijn hoofd ruikt naar wolf.

Vroeger/later

Zwarte droom, 2014, bewerkte foto

2014_zwarte droom_bf

Geen moeite

Vroeger:

O mevrouw,
doet u geen moeite,
o doet u geen moeite,
ik vraag u,
nee ik smeek u
dat u mij geen aandacht schenkt

Het papiertje met deze tekst werd door de werkster onder het kussen
van Joey gevonden, toen ze zijn bed opmaakte. Even had ze de
nijging om er iets onder te schrijven, maar ze beheerste zich. Zelfs
geen flauw akkoord. Als werkster ben je discreet, of hoor je dat te
zijn. Dus niets doen en wegwezen!

Later:
Waarschijnlijk was Joey toen aan het oefenen, wist hij niet zo goed
wat hij er mee aan moest. Woorden schieten wel vaker te kort als
het speeksel de tong te veel bevochtigd en dan krijg je zomaar een
onsamenhangend betoog. In de lijn van je groot verlangen is het
dus niet onverstandig om je kop er goed bij te houden. Voor je het
weet bemoeit de Heilige Geest zich met je en krijg je een spontane
zweetlip. Dan ben je nog liever verdronken in eigen naaktheid.

In het kleine museum van gevoelens zijn de haren vaak niet los,
maar worden zij bijeengehouden met een keurig strikje. De enige
berg die een mens nog bezit is die van Venus, al is het eigenlijk
slechts een glooiende heuvel.
O mevrouw, ik zou hier vreselijk mooie dingen over kunnen zeggen,
maar ik doe het liever niet. Het zwart blijft verborgen onder het zwart.
Hoogstens in een enkele droom spuit en raast het zwart eruit.
O mevrouw, om u de waarheid te zeggen: ik droom en kus de herin-
nering van uw kussen.
Zoiets zou uit de mond van Joey kunnen komen.
Het waren meer verloren zuchten dan levende bewegingen.
Hij leeft in vergane tijd. Oude vlammen laaien niet.

Verplaatsing

Silent way, 201, bewerkte foto

2014_silent way_bf

Opnieuw

Een oude emotie verplaatst zich van de ene naar de andere kant.
Het heeft een bedoeling. Het onderwerp moet van verleden naar
heden vloeien.
Dat gaat natuurlijk niet zomaar.
Vaak blijft op het lange, stoffige oevers liggen. Je kan de bijbehorende
stompzinnige zuchten horen, als je daar open voor staat.
Maar als het lukt, die verplaatsing, is er groot feest. Alle vensters
gaan weer open. Er is nieuw licht en men heeft geen slapeloze
nachten meer. Boze dromen blijven achter. Ook de akelige fluitwind
is er samen met de krakkraktak snel vandoor gegaan.
De nu ontstane rust is een grote rust. Daar houdt de emotie wel
van. Zij weet hoe het bed warm moet blijven en luistert nooit naar
anderen. Er is geen plaats meer voor de verveelde oogopslag.
Alle stomme woorden glijden langs de oever het water in.
Dit is niet het einde, dit is een begin.

Tijd

Fool on the hill, bewerkte foto, 2014

2014_fool on the hill_bf

Tijd om tijd

In mijn schaduw staat diegene wiens schaduw ik ben. Dat zag ik
als kind al (schaduwen haalden me zelfs in). Het schaduwbeeld
wiebelt zachtjes met zijn hoofd alsof hij bijna een nee wil zeggen.
Het hoofd is niet meer wit, maar kleurt naar rood, ja, hij is ietwat
ontstemd of houdt zich enorm in. Ik kan amper door mijn spleet-
jes zien.
Achter mij staat degene die mijn schaduw is. Ik ondersteun zijn
rug. Dat doe ik graag, ik ben van nature een behulpzaam type.
Zijn lichaam zwelt op tot een grote, zwarte vlek. Hij zucht in de
wind, dreigt te vallen.
En nu zit ik in mijn gedroomde stoel. Ik kan helemaal ronddraaien
als ik dat wil. Een zuchtje wind brengt mijn hoofd aan het wiebelen.
De tijd wil de tijd pakken.
Ik wil de tijd pakken, anders pakt de tijd mij.