Vera

Kunstkus, 2013, bewerkte foto

2013_kunstkus_bf

Horizon

In wezen maken we vaak een portret van ons verlangen.
Het gemiste krijgt zo even zijn vast beeld. Er verschijnt iets wat
we willen zien.
Soms zien we een denkbeeldig einde van de wereld: de horizon.
We lopen er op af voor een groet of een vraag.
We staan stil bij een toekomstig einde en wie weet is er echt meer
tussen hemel en aarde en zijn het de vrije vogels die ons alvast
begroeten. Is die zekere grauwe grijsheid rondom een zekere rest-
waarde van alle onduidelijkheden?
Eh?
Hier heerst een verwaaide mist met veel vermoeden.
Vroeger was het toegestaan schimmen te zien. Meestal waren het
kleine witte vrouwtjes. Vaak wakend bij bronnen. Waarschijnlijk
waren het oude wezens die dolend terugkeerden op aarde.
Hier, op de tentoonstelling verstuiven, de tekens. Een horizon
verdwijnt tenslotte totaal, weggelekt als de ondergaande zon,
door een toeschouwer weggekust.

Ik loop alleen terug naar Veronica en droog na een bad mijn zilte,
natte kop.
Op de handdoek verschijnt een afdruk van mijn gelaat.
Veronica = vera icon = het ware beeld en dat ben ik.

Geen hoogte

Beschaafd, 2014, bewerkte foto

2014_beschaafd_bf

Afdruk

Er was iets met hem. Je zag dat hij iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van zijn kaak.
Zijn kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, hij niet.
Als je het zou zeggen zou hij daar niets mee kunnen. Hij zou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van hem. Hij was te
beschaafd.

Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze tijdelijk droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.

Moment

Dochter van een schilder, 2014, bewerkte foto

2014_dochter van een schilder_bf

De artiest

Tot in de hammen en de spieren rukt de gevoeligheid van de
kunstenaar op en laat het daar flink broeien. De almachtige
eiken van het brein zijn dan allang verdwenen onder je eigen
steelpan. Het circuit is gesloten, niet meer ontvankelijk.
Op zo’n moment is er sprake van een soort leegte. Je leeft in
het land van IT = IT. Doordat de hand de hand van de liefde
begroef is er even niets. Het is zoals het is. Je voelt geen pijn,
alles is dof. Misschien is dit het moment om diep in je trui weg
te kruipen. Truiman, treurman.
De verwarring danst voor de ramen, roept in de straat. Hij die
de weg weet heeft het woord. Gaat ermee vandoor. Om jaloers
van te worden. Hij wel!
En zo groeit het groen van de slaap tot de zon van de kleine
vertedering je wakker maakt. Meestal gevolgd door het licht
strelen van een warme wind.

Als artiest speel je vaak met de elementen. Het maakt dat je
ogen en je stem gaan spelen. Vruchten schieten zomaar uit
de grond. Dat heet kunst. Je bent doorschijnend scheppend.
En blij. Je hebt met gejubel het gejammer verdreven.
Ondertussen springen alle leeglopers weg. Het uitzicht is weer
fraai. Je hebt een hoofd vol denkend licht. De geest heeft zich
overgegeven en pakt alle verborgen bronnen. Slangen sissen
niet meer, ze zingen aria’s. De klimop is van de ogen gevallen
en de kamer zit vol goud.
Iedere kunstenaar is zijn eigen spook.
Dochters van kunstenaars zijn nog erger.

Helder

Roze wolk, 2014, bewerkte foto

2014_roze wolk_bf

De dichter leeft Dichter

wat ook maar leeft is helder
de duisternis laat schimmen dolen
een dichter denkt niet, voelt
pendelend tussen mens en schimmen
één met al zijn scheppingsdrift
verheft de taal hem o zo hoog
de sleutel is snel omgedraaid
en beschermd een handvol water
dat moet genoeg zijn
wat je ook maar dicht is helder
het hele jaar wordt niets gesnoeid
een dichter denkt niet, doet
sterren spatten rood en geel gemengd
de mooiste bloemen ruiken sierlijk schoon
mijn kippenvel verandert in schubben
mijn neus is te koud voor eeuwig leven
zelfs in de brand voel ik geen warmte meer
hoe dikwijls ik ook in het vuurtje por
wat je soms in je vingers voelt
is niets meer dan verbrand houtskool
een dichter is soms iets, is soms alles

(dit alles zegt de muze, de bergvrouw)

Oud verhaal

Oud/Nieuw, 2014, bewerkte foto

2014_oud nieuw_bf

Rot hond

Kwade honden zijn niet lief.
Kwade honden zijn spelbrekers, ze maken misbruik van hun gebit.
Pijn heeft geen getal en leeft lang voort in vage herinnering.
Als de eerste minuten van schrik zijn verdwenen vlamt de witte pijn
voor altijd door. Het zal je nooit verlaten. Je bent gebeten door een
hond.
Je troost-methoden worden bij de jaren steeds beter om tenslotte
alles zogenaamd totaal te vergeten. Iedereen heeft zo zijn eigen
verleden met onbescheiden schimmelranden, maar in de zomer
van 1950 was het bij mij goed raak. Ik was vijf, de hond beet diep
terwijl ik juist iets liefs deed. Zijn lied was niet de mijne en zo on-
derging ik een lichte bijna dood ervaring. Koude opschrik door een
dolle demon.
Hoe mooi het beest daarna ook kwispelde, ik was genezen en gaf
voor altijd geen onvoorwaardelijke liefde meer.
De ondankbare hond droop tenslotte af.
Twintig jaar later nam ik zelf een hond om hond mee te worden.

Emo

Nieuw paars, 2014, bewerkte foto

2014_nieuw paars _bf

Warm leven

Het is de aarde die drijft en rolt door de mensen.
De aarde is een kermis, een vibrerende kabaalhal.
De meute en de massa loopt graag in het badende licht van de
kleurige schijnwerpers. Het elektronisch kapitaal doet de rest.
Zelfs de mensen van hoger niveau verliezen even hun hoofd en
kopen onverwacht een stukje onzin.
En dan de conversatie: die kletst zwetst.
Je kan het stadse geneuzel dwars door een dikke deur horen.
De nieuwe bezetters rekken zich wellustig uit, maken van ieder
plein een stapelplaats. De successievelijke kluwen van het reële
krijgt een  zwaar toeval.
Draag meer vuur aan!
Draag meer water aan!
We zullen branden of verdrinken!
Dit schreef mijn onverbiddelijke hand, die zich even dronken aan
de wereldrand verdrong. Ooit ergens in 2011. Waarschijnlijk ergerde ik
me aan iets, was ik ergens boos over, maar weet allang niet meer
waarover dan precies. Je herinnert je gevoel meestal langer dan de
werkelijke feiten.
Nu zou ik zeggen dat het een milde vorm van woede was, aangeduid
met het woord irritatie. Of: gematigde boosheid tart de toorn.
Ik had kennelijk even last van een emo-eruptie of razernij.

Soort liefde

Many Faces, 2014, bewerkte foto

2014_Many Faces_bf

Vlinderlikken

Zij was zich ineens bewust dat ze aan het handje van de be-
denker liep. Haar lichaam trok steeds andere lichamen aan
die haar niet pasten, terwijl ze fladderend de liefde omschreef.
Het begin kwam steeds te laat. Ook dat nog.
En waarom zou je altijd de waarheid moeten spreken, je hebt
toch het recht om te liegen?
Hij bewonderde haar meer dan grote ogen, de lichtgele huid,
haar zachte stem. Toen de liefde zich vooroverboog had hij
geen weerwoord gehad. Hij kreeg een royaal uitzicht op haar
zachte curve, die zich daarvoor nog verscholen onder haar
kledingstuk.

Spelen met de gedachte was niet meer het halve werk, hij
liet zich gaan ondanks zijn zesde gezicht (hij was al zestig).
Ze begonnen teder te vlinderlikken. Proefden elkaars rood.
Toen hij zijn arm losjes om haar middel deed, als teken van
steun, bescherming of trots, liet zij hem begaan.
Het verlangen, stekelig van buiten, zoet en romig van binnen,
dicteerde. Want als iets goed is dan laten wij het zo. Net als in
de kunst trouwens.
Kortom het verlangen brandde diep in de schoot, de sterkte
van de verbinding wortelde  zich in het geheugen.
Hij wist het nu zeker: laat meisjes niet zwijgen als mannen
oud zijn. Bovendien: na het ogenblik is er nog een zee van tijd.
Tegelspreuken verdorren immers niet.

Afstand

Green wall, 2014, bewerkte foto

2014_green wall_bf

Burig

Ze had iets met haar buur.
Een relatie met een korte afstand. Ze kon de afstand niet
meer bewaren en liet zich gaan. Vreemd hoe dan de muren
en de wanden gaan veranderen. Als afstand domein is dan
deelde ze ineens alles met hem.
Ik deel het met de ik van ik, de wie in mij, sprak ze in jolig
in orakel. Het leek wat op een onthechting zoals je vlak voor
een verhuizing kan voelen.
Onthechting was trouwens wel iets dat ze bewust creëerde,
het was iets wat ze beminde als een belangrijk ding.
Talloze keren had hij haar afgewezen, terwijl zij onverklaar-
baar aardig was/bleef. Hij was toen nog toegewijd aan de
logica en dan doe je dat niet.
Zij bleef geduldig, wist zeker dat hij zo om zou gaan. Haar
dichte nabijheid was genoeg. Mannen zijn niet lang moedig.

Zij voelde zich niet schuldig, maar op het moment dat  buur
haar naam was vergeten toen ze aan het vrijen waren, als het
dat was wat ze deden, kon ze hem ineens bijna niet langer
verdragen.
Ze omhelsde hem nog eenmaal in gedachten, want meer was
het niet. Toen viel haar schutting op zijn hoofd en weg buur!
Het was een ongemakkelijke droom gaf ze later toe.

Taverne

Projectie, 2014, bewerkte foto

2014_projectie_bf

De spiegel

Ondanks de zwart-wit foto stond ze er gekleurd op.
Moet je je er voor schamen? Wie zonder zonde is, werpe de eerste
steen. Bezoeken wij niet allemaal graag het duistere hol?
Heel vroeger heette zo’n hol nog een taverne, daar kon men uit-
spatten. Misschien was de betekenis wel ta verne, naar de verte…
dus naar je diepste verre  innerlijk. Later begreep ik dat het gewoon
taberna was wat houten, planken hut betekent (vergelijk tabula rasa:
onbeschreven, afgekrabd plankje).
Een ander woord in dit verband is bodega. Ook zo vreemd. Daar ga
je bode! Ach nee, bodega blijkt niets anders dan wijnkelder! Er moet
gedronken worden. En veel!
Dit alles doet denken aan een anekdote van een jongen die uit een
bordeel komt en zegt : Goed zo!
Eh…nadat hij de dagen daarvoor een jongen steeds uit hetzelfde
huis, een bordeel,  zag komen. Hij zei: hij prijst je omdat je telkens
weer uit hetzelfde huis komt en er niet woont!
Ach, hoe vreemd zijn mannen!
Vermaak van de kant van de dames is prima, maar niet te veel, niet
iedere dag, zei de spiegel.

Geluk

Denkbare man, 2005, bewerkte foto

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Tocht

Dat is toch ook vreemd: hoe groter de gevoeligheid en hoe subtieler
zijn vermogen om te voelen was, des te harder en absurder siddert
en beeft hij onder de kleinste kleine dingen.
Je moet wel buitengewoon intelligent zijn om niet bang te zijn voor
die sombere dag.

Hij maakt zich niet te druk om het weer, want er is altijd weer en je
voelt pas regen als het op je hoofd valt.
Op zulke matte, broeierige dagen laat je vaak je leven de revue pas-
seren. Tenminste als je alleen bent en niet afgeleid wordt. Tijd zat.
Wat je ziet beknelt je gelijk. Het drukt je neer. Je ziet je als kind,
blij met niets, als jongeman die alles wil, als volwassene zonder
vanzelfsprekendheid.
Vooral dat laatste maakt je loom en troebel.
Wie lukt het, wanneer hij zich omdraait op de weg zonder terugkeer,
te zeggen dat hij hem is gegaan zoals hij hem had moeten gaan?
Kleine dingen kunnen kwalijk kwellen.
Een groot geluk is dat je ook kunt genieten van verbittering met de
zelfde energie. Zeker in je armzalige kamer, tussen de vier muren.
Je gelukkigste momenten beleef je wanneer je niets denkt.
Sommige gelovigen zeggen dat geluk de voorsmaak is van de dood.
Nu verdwijn ik maar.