Klank

Verlicht hoofd, 2014, bewerkte foto

2014_verlicht hoofd_k

Woordsluier of bleekscheet

Het woord is onwezig, en kiest zijn eigen lettervlucht.
Dichters dragen donkere kappen, zo worden ze niet afgeleid.
In hun eigen labyrint voelen zij zich koning, maar als je beter ziet
blijkt al gauw dat het meer over woorddropping en citatenkunst
gaat.
De meeste gedichten zijn dan ook gemakkelijk te plaatsen. Het
beschrijft altijd iets uit het hoofd van de schrijver. Zijn verdorven
geest weet het echt mooi te brengen en is nog lang niet uitgepraat.
Is dat dan jammer?
Welnee. Het gaat al generaties zo en iedereen vindt het prachtig.
Ze lezen zich groen en geel, hebben vele notitieboekjes paraat.
Gaandeweg leren ze hun eigen stijl, maken indruk. De veel eigen
gemaakte woorden en samenstellingen, uitnodigende neo-dingen.
Rare afgebroken versregels en andere klankeffecten maken het
geheel vaak onbedoeld diepzinnig. Het is alsof er steeds een soort
nachtkap over ligt.
Weerbarstige poëzie is niet voor snelle lezers. Je moet de woorden
proeven, kauwen, doorslikken en verteren. Het is bedoelt als trage
consumptie.
Steengedicht is saai, maar Ongezongen Steen klinkt al veel beter.
Er moet gelijk iets stemmigs, gevoeligs in zitten, dat werkt. Je hoeft
alleen maar met het raadsel bezig te zijn. Los het liever niet op, dat
bederft het alles. Zie het zo dat achter iedere horizon weer een nieuwe
horizon zit. Maak meer lagen.
Dichters zijn cryptische beeldvoerleggers. Wat te denken van de zin:
Ga liever naar huis, blijf waar ook…?
Dat lijkt eerst warrig, maar het is gewoon gevoelige koekoekstaal voor
dat je je overal thuis moet voelen of dat je altijd jezelf moet zijn…

Ratelkous

Gevallen engel, 2014, bewerkte foto

2014_gevallen engel_bf

Jeugdsentiment

Oude emoties verplaatsen zich gemakkelijk van het ene naar het
andere. Ooit, toen en in de toekomst. Gedachten schieten heen
en weer. Kinderjaren schreeuwen meestal het luidst.
Haar nadenkkop is vaak complex: de diepe kreet uit de eerste vijf
jaar en de lofrede van het talent later. Het samensmelten van die
twee is onmogelijk en moet ook niet.
Het levert wel mooie beelden op.
Gelijke emotie brengt meestal niets, dan is er geen stroom.
Over oude windstoten wordt vaak geklaagd, maar ze kiest voor de
opwinding waarin je dan wordt gebracht. De gebruikelijke woorden
mogen dan diep zuchten. Iedere storm brengt zijn eigen vruchten.
Aardse golven gooien van alles op het strand voor de paradijsjutter.
Laat gerust de lamp uit als het donker wordt. Heimelijke sterren
zullen je verlichten waar woorden je hebben afgemat.
Deze vrouw met de vele gezichten wordt door niemand miskend en
is niet bang voor vallende gaten.
Zij is een sympathieke ratelkous, een toevalstreffer.

Blauwe schijn

Blauwe kamer, 2014, bewerkte foto

2014_blauwe kamer_bf

In de nacht

Aan de oppervlakte van mijn herinnering drijft iets van de gouden
glans, die op het water ligt wanneer de laatste zonnestralen erop
schijnen. Ik zie mij als het meer dat ik heb bedacht en wat ik in dat
meer zie ben ik zelf. Ik weet niet hoe ik dat beeld of symbool moet
uitleggen. Wel weet ik dat het ergens met mijn grootvader te maken
heeft. Dat voel ik zo.
Misschien hoort het denken van zoiets wel bij de kwalijke dingen van
het denken. Wie met zijn verstand denkt is verstrooid, wie met zijn
gevoel denkt slaapt, wie met zijn wil denkt is dood, las ik een keer.
Ik denk met alleen mijn verbeelding, dus dat zit vast goed.

Hoewel mijn grootvader in hetzelfde jaar stierf dat ik werd geboren,
heb ik toch een beeld van hem. Hij komt regelmatig rondspoken,
meestal zie ik alleen zijn bleke hoofd. Dat zal ook wel met dat denken
te maken hebben. Heel enkel is hij slechts een schimmige schaduw of
een donkerblauwe weerkaatsing in het water waaruit algen opstijgen.
Als ik dan stil sta en kijk, gaat het water als vanzelf rimpelen en omdat
ik dan ga nadenken trekt de zon zich snel terug.
De natuur heeft zo zijn eigen eigenaardigheden.
Van alles wat gezegd of gezien wordt, blijft slechts de donkere nacht
over. Een nacht vol dode glans van de meren, in een kale, vloeiende,
natte en sinistere vlakte zonder wilde eenden.
Dit heb ik zo beschreven, maar niet gezegd, op 23 januari 2011.

Gekwakkel

Kunstenaarsperspectief, 2014, bewerkte foto

2014_kunstenaarsperspectief_bf

Aan het voeteneinde gebeurd veel

Ik ben er altijd van overtuigd gebleven dat er soms een vrouwen-
hand nodig is om iets zichtbaar te maken, zoals ik ook altijd ben
blijven geloven dat de draad van Ariadne alleen maar vuil-geel kan
zijn – schreef Cornel Bierens ergens eens.
Ik ben dat om de één of andere reden blijven onthouden, kon het
nooit vergeten. Soms zie ik iemand op staat lopen die daar aan
doet denken. Dezelfde gele broosheid. Beschadigd, kwetsbaar.

Laatst passeerde een bleke blonde vrouw mij en ik voelde dat zij die
ochtend humeurig naar het voeteneinde van haar bed had gekeken.
Zij volgde daar haar eigen verveelde blik, werd er niet vrolijker van.
Waarom doet zo’n vrouw dat ook? Waarom zwelgt zij in haar eigen
blik?
Zij had pijn. Was net geopereerd.
De chirurg had te laat gezien dat er iets mis was. Hij had de operatie
verprutst. Haastig werd een noodverband aangelegd. Kort daarop
kwamen een aantal specialisten fronsend aan haar voeteneinde staan
om de schade op te nemen.
Terwijl ze zo zorgelijk aan haar lichaam porden noemden ze haar be-
leefd mevrouw, was haar opgevallen. Het deed haar zichtbaar goed,
het was gelijk al de helft van de genezing.
Verder werd er veel gezwegen, alleen de instrumenten praatten.
Nu, na wekenlang gekwakkel, was zij weer thuis en deed voorzichtig
haar eerste stappen buiten. Frisse lucht doet goed. Verse zuurstof.

Dit denk ik dan als ik zo’n bleekneus voorbij zie schuifelen.
Zij is echt geen uitzondering, bij ieder mens op straat heb ik direct
een verhaal. Het gaat gewoon vanzelf.
Om moe van te worden.
Om blij van te worden.

Verlichte kunst

Afwezig, 2014, bewerkte foto

2014_afwezig_bf

Iets overbelicht

genoodzaakt wordt dit
want onvermijdelijk is dit

Dit schreef ze eens in een woordspelige toestand. Kennelijk was
er veel tijd en ruimte om zo iets te doen. Misschien was ze ook
bang om het te vergeten en schreef ze het daarom op, een afwezig
woord is een vergeten woord.
Toen was er een zekere logica te bekennen in de bewering, nu
weet ze totaal niet meer waar het eigenlijk op sloeg. De nood-
zaak en het verband ligt voor altijd verborgen in het verleden.
Waarschijnlijk was het de taal van een overbelichte jongedame.
In elk geval was ze actief in de poëzie. Ze kende de genezende
kracht ervan. Gedichten schrijven was net zoiets als een heilzame,
genezende handeling. Kunst verlicht altijd, actief en passief.

Ze verwacht veel van haarzelf. Eigenlijk alles.
Toen ze nog student was kon ik veel onder de noemer van
Romantische Droom plaatsen. Wendingen vielen op hun plaats
door brokstukken van samenhang, wist ze. Dat is iets van een
andere dementie, een andere gedachte.
Ergens ben je dus altijd bezig met een soort verlossing, je leegt
je als mens en hoopt zo, op zijn best, geschiedenis te maken.
Anderen, meestal leken, zullen zeggen: Wat? Alweer? Voor de
hoeveelste keer?
Dan hoop je maar dat het spottend bedoeld is.
Aan de andere kant, als haar vliegwiel eenmaal draait is het niet
meer te stoppen. Ze kan zich niet indikken tot vertraging.
Gedichten wijzen haar een weg. Alles moet aan flarden. Weg met
de dwaze dwaalwegen.
Zo verlost ze zichzelf en dat is ook een fijne hobby.

Kronkel

Verdieping, 2014, bewerkte foto

2014_verdieping_bf

Gekaapt

In het verbleekte bos stond geen boom meer overeind. De schui-
mende heren hadden het verboden. Ze stonden boven op de tafel
luid te schreeuwen: weg met dat bos! Kappen die handel!
De slapende stad werd wakker, nam lallend en lachend van plezier
het land. Alleen uit de hemel viel een ontzaglijke bui, zodat alle grond
onder de voeten werd weggespoeld.
Men vond het zonde en jammer want op een klonterige brei valt
het niet mee om iets te bouwen. Men mekkerde hevig.
Later:
hier en daar kwam een vliering weer op , zodat de plaatselijke
dienstmeisjes thee konden gaan zetten voor de dorstige  heren.
Even leek het gezellig te worden, maar het was meer gecellig, dus
onvrij ondanks de kleurige uitnodiging in het avondblad.
Uitnodiging?
De burgemeester, dat vet varken, had zijn burgers uitgenodigd om
de verlepte tong met engelen geduld te beschrijven. Wie het beste
verhaal had kreeg het stuk bedorven land en mocht er weer bos
van maken.
Het was een rare, bestuurlijke kronkel, zoals je er zo vele hebt in
deze tijd. De mensen roken hun kans en deden hun uiterste best
om iets moois te verzinnen. Hebzucht maakt mensen meer creatief.
Wellustige wetten werden snel overtreden, wat eens ontbindend
was gestorven stond weer op, tussen de glazen vielen de scherven,
helse stenen pijnigden het hoofd. Het leven was één groot o-la-la.

Uiteindelijk vond de burgervader geen enkel verhaal goed genoeg
om te prijzen en bleef het land tot aan de horizon een kale heuvel.
Het wachten is nu op frisse lentekleuren.
Op een dag is het grauw ontgroend en omarmt ons het sappig groen.
De gestaalde natuurwet hoeft geen dromende vuilnisman in dienst te
nemen, zij gebruikt alles.

De natuur schrijft geen mooie verhalen, wacht niet, leeft niet van
vrees. Daarom is de mens van vlees en bloed, niet van natuur.

Bezeten

AS DEB, 2014, bewerkte foto

2014_AS DEB_bfk

Proces

Soms is hij alleen maar rusteloos. Ondanks die nieuwe stemmen
en stromen blijft hij doorschrijven aan zijn boek. Dat wil zeggen
in symbolische stijl, met een overdaad aan beelden. Veel speelt
zich af in parken, maanlicht, vijvers, paleizen. Ook het landschap
is altijd vol leven en de droom droomt alleen zichzelf.
Zijn boek maken met vele, losse, niet met elkaar verbonden stukken,
met veel aandacht voor de geest. Het verhaal moet langzaam als
zand tussen de vingers wegglijden.
Hij is totaal bezeten. Alles moet kunnen. Alles moet lukken. Mist
en rook zijn niet haar vrienden of kunnen dat althans niet zijn.
In een bijna religieuze stijl met de daarbij horende litanieën tot
Onze-Lieve-Vrouw van de Stilte komt hij waar hij wil zijn: in haar
kathedraal der fantasieën. Dromen worden daden, daden worden
dromen.
Hij kan haar lichaam zo fantasievol verbeelden dat men bij de
eerste aanblik gelijk aan iets anders moet denken. Alles doet
vooral denken aan iets anders, het gewone is vreemd.
Als je hem zo ziet schrijven lijkt ze op te gaan in muziek.
Slaapdronken landschappen worden zomaar vage stille bossen.
’s Avonds als hij gaat slapen, als onzichtbare andere paren zich
versmelten, komt het hoofd pas tot rust, nadat hijzegt:
Ik wil je alleen maar om je niet te hebben. Ik zou willen dat als je
verschijnt dat ik zou kunnen denken dat ik nog steeds aan het
dromen ben. Het beeld van jou zou het bed van mijn ziel zijn.
Hij schrijft vrij, niemand kijkt mee over zijn schouder.
Deze vrouw is een mystiek wezen, liefde is niet aards.
Zijn verlangen is groot, maar volkomen cerebraal.
Hij kan haar onvermogen omzetten in kracht.

Reis

Soort idee, 2013. bewerkte foto

2013_soort idee_bf.jpg

Hé, jij daar!

Als ik reis, begeef ik mij het liefst op straat. Meestal slenter ik maar
een beetje rond. Geef mijn ogen goed de kost, maar het blijft doel-
loos. Wel noteer ik alles wat mij invalt, opvalt of ontroert.
Liever zit ik ergens buiten op een stoeprand dan ergens binnen. Pas
als het echt te heet is, zoek ik het koele café.
Sommige cafeetjes hebben iets wat aantrekt: de voorgevel ontbreekt.
De houten schotten zij opzij gezet, zodat je een goed overzicht hebt
op het straatbeeld of nog mooier: op een rustig plein.
Rustig vanuit je comfortabele stoel, nippend aan een glaasje, zie je
de wereld in een notendop voorbij schuiven. Op dat moment is het
nergens mooier.
Ik denk niet dat mijn observaties neutraal zijn. Er is vaak sprake van
interactie, ik zoek dat vaak op. Het is mijn tweede natuur.
Overal ter wereld waar ik me vertoon, bescheiden opgesteld of niet,
verbaas ik bewoners en passanten met mijn wijzende vinger.
Altijd wil men weten waar ik vandaan kom, ze kunnen het niet spon-
taan raden. Meestal denken ze dat ik uit een buurland kom. Die con-
clusie is gebaseerd op de gedachte: kijk, hij lijkt op ons, maar toch
is hij anders…
Soms denk ik wel eens dat mensen daarom van mij houden: ik lijk
te veel op iets wat ze al kennen van zichzelf.
Het wordt tijd daar iets aan te doen.

Droom

Zondeval, 1978, bewerkte foto

1978_zondeval_bfk

Dan weer wachten, dan weer kijken

Ze kijkt naar enkele van de grotere werken aan de witte wand.
Het zijn foto’s van ateliers van beroemde kunstenaars. Koele, droge
opnames. Geen dromerigheid hier. Het heeft de sfeer van: kijk hier
eens wat ik hier heb. De kunststatus ten top.
Ze verdenkt de kunstenaar ervan dat het hier en daar enigszins is
geënsceneerd, wat heel goed mogelijk is, tenslotte is zijn hoofd
altijd een werk-broed-plaats. Hij wil goed herinnerd worden.
Elke variant lijkt niet alleen uniek, maar is het ook.
In ieder atelier is veel te zien voor de kijker, veel te maken voor
de kunstenaar.Behoedzame foto’s hebben meestal iets vervelends,
de ziel is er uit.
De meeste schilders zijn ongedurig van aard. Dat vastleggen
is eenandere kunst. Ateliers zijn laboratoria van de geest.
Wat je op de foto ziet is een atelier op het moment van korte on-
derbreking. Er hangt een ruimte in een ruimte.
En zij kijkt. Het oog meet.
Kijken helpt het handwerk – zei Domenico Bianchi in Italië. Ooit.
Zonder het kijken zou je snel de weg kwijtraken