Denkbare man, 2005, bewerkte foto
Opgeluchte ademtocht
Het is nu tien jaar geleden dat Kees stierf en de intellectuelen lachten
zich rot. Kees zou ze één voor één in het gezicht hebben gespuugd.
Zo was hij. Misschien zou hij eentje sparen, maar je kan er maar beter
niet van uit gaan dat jij degene was die gespaard bleef. Kees was bij
leven een rare relschopper, eentje nog van het oude stempel. Als
eersteklas klootzak wist hij hoe hij zich schurftig moest gedragen.
Het ging bij hem vanzelf. Aan sullen heb je niets. Zijn leven en niet hij,
daar draaide het om.
Eindelijk hebben ze hem waar ze hem willen hebben: dood. Het beest
is gebonden en gemerkt. Niemand is meer op zijn hoede. De baas is
niet meer baas. Alhoewel je het met Kees natuurlijk nooit helemaal
zeker wist, misschien was alles wel een truc en ging hij straks luid
bulderende weer herrijzen.
Toch kakte Kees een aantal parels, zoals men dat op zijn begrafenis
durfde te zeggen. Dat kwam omdat hij zoveel en zo vaak oesters at.
Een stortvloed werd ingehaald. Goed voor het hart, ventje, zei hij dan.
Nu leek hij meer op een aangespoelde kerel. Een dun laagje vernis,
balsem, hield hem langer in vorm. Zijn grauwe grijns was bij sterven
spontaan veranderd in een mooie milde grijns. Wel zo prettig.
Dit alles voelde goed en echt of Kees liet ons gewoon denken dat het
allemaal waar was. Kees,baas boven alles.