Damp

Nachtdief, 2014, bewerkte foto

2014_nachtdief_sbf

Ochtend

In het schaduwtheater van het huis is hij meer dan een schaduw.
Zijn zwarte macht maakt hem bijna onzichtbaar. De bewoners
raken bij het zien gelijk blind door het licht wat hij achter laat.
Vreemd verhaal, zul je zeggen, maar hij kon er niets aan doen.
Door zijn vele reizen en lust laaide het licht achter hem aan. Hij
creëerde zo zijn eigen dampkring. Kon nooit stikken.
Anderen beweerden dat hij de nacht had gestolen en dat hij daar
door half onzichtbaar was. Onzin, dat was natuurlijk pure afgunst,
blinde jaloezie.
Hij had gewoon een bijzondere gave en als je dat hebt ervaar je het
niet als iets bijzonders, integendeel, je bent gewoon jezelf en dat is
per definitie altijd goed. Je maakt je niet druk om niets.
Dus niet zeuren. Ook niet in de ochtend, als alles nog op gang moet
komen. Trouwens, niets is altijd hetzelfde bij de geweldigen.
Zij weten niet van grijze lippen op grijze lippen.
Zij kennen geen onochtend.
Zij zingen steeds een nieuw lied, omdat er altijd een engel in het
raam op het zuiden zit.
Zij leven niet dat leven dat snel verstrijkt tussen de voetzolen en
de parketstroken.
Zij sluiten zich niet op, vergrendelen geen deuren, schrikken niet
van gedachten, hebben geen huiver in de ogen.
Zij slaan gewoon de vleugels uit.
Zij zijn lenig, niet alleen.
Zij zijn.

Koude kant

Grido, 2014, bewerkte foto

2014_grido_bfk

Grijs gebied

De derde ikzelf is ook een zelf zeggen de fotografen. Ze bedoelen
dat ieder gemaakt portret ook weer een soort zelfportret is. In die
zin geldt dat voor iedere kunst. Persoonlijk zou ik dan graag een
verkeerd portret willen maken. Iets wat totaal vervreemd.
Dan kom je uit op de achterkant van jezelf. Die onbekende kant
vertelt iets over het niet geziene, alleen anderen kennen die kant.
Soms ervaar ik die kant als mijn koudste kant, misschien is het ook
mijn vrije zweefkant, die ik soms omarm als ik even niet gelukkig
ben met de realiteit.
Liever bekijk mezelf vanuit een rustige kant. Dan ben ik een heldere
snaar in de ruimte, dan geuren mijn melancholieke haren uit hervon-
den blijdschap. Het licht is dan dichterbij en lichter dan het licht in
de ogen. Het licht de ogen op. Licht schikkend en zingend ga ik ver-
der door het zonnige leven.
Nu nog even een mond op jouw mond: we spreken van niet, niet
spreken doet. Dat is de poëzie van het bloed.
Anderen zeggen over mij dat ik zo mooi kan nagalmen als een
beginnende nachtegaal. Ik weet niet hoe dat bedoeld is, maar
vind het ergens net zo mooi als een slordig masker, die een haar
op het toneel kust.

Geslacht

Broken halves, 2014, bewerkte foto2014)Broken halves_bf

Van alles wat

Als het aan haar gelegen dan was ze niet als vrouw ter wereld ge-
komen. Later kon ze wel haar naam kiezen, maar niet haar geslacht.
Ik ben per abuis geboren in een verkeerde lichaam, dichtte ze ooit.
Als dichter at ze haar verzen op, een mooie manier om de woorden
te onthouden. Haar of beter zijn trektocht door de poëzie was bru-
taal. Ieder masker werd afgerukt. Ieder beschermende hand beet
ze/hij af. Haar/zijn leven werd in eigen bijzijn verstrooid.
Heel vredig. Als het leven een benauwde ketting was, was haar/zijn
dichtkunst volgens eigen zeggen een oneindige ruimte.

Over honderd jaar zal men zeggen: ze wilde een man zijn en heeft
gefaald, ze wilde dichter zijn van wie men kon zeggen dat ze abuis
was geboren met het vrouwelijk geslacht, maar ze heeft alleen ge-
schreven over angst en dood.
Ze heeft gefaald.
Ze was een zuipschuit en een diepe roker. Onder haar wodkalucht
schuilt een verkwister. Ze klaagt iedereen aan die zich niet meer
kan verdedigen. Ze wil met haar bloed het bloed van de familie uit-
spugen. Roerloos en stil staan haar starre ogen, klaar voor de aanval.
De rook van de illusie is flink opgezogen tot in de hals.
Ze heeft gefaald.
Alleen een kop sterke koffie kan haar nog een ander aanzien geven.
Naar mijn idee speelt deze dichter met de wormen uit de zwarte doos.

Warm

De muze slaapt, 2014, bewerkte foto

2014_de muze slaapt_bf

Luchtbel

Hij kon zijn aanwezigheid niet zelf bedenken. Er zat een boom in
zijn hoofd. Het deed hem neerbotsen tegen iets onduidelijks.
Vreemd genoeg gaf hem dat een lekker gevoel. Zoiets als lekker
afrukken en zaad verspillen in je puberteit.
Daarna was het toch wel wat tandenknarsen in de strot, zijn geluid
knerpte. Priegelende snakjes kwamen niet tot het volledige. Zijn
stemming had er onder te lijden. Hij voelde zich gewoon klote, dat
lekkere gevoel van zonet was staartsgewijs verdwenen.
Lekker warm was het. Een vrouw kwam aangevlamd. Het bleek
een lege muze te zijn. Ze was op zoek als een vampier in de nacht.
Kijk, daar staat ze levensgroot. Ze heeft haar hand in de broek,
steekt haar tong tussen haar lippen en kijkt hem zoekend aan.
Hij kijkt niet op, hij slaapt. Zij zucht en gaat naast hem liggen.
Hun hoofden dromen verder. De slaap is machtig. Met hun adem
zouden ze bloemen kunnen breken. Ze zijn alle anekdotes voorbij.
Het hoofd is als een leeg museum. De witte muren kijken je glazig
aan.
Dan ploffen er kastanjes en aardappels in zijn hoofd.
Hij gaat schrijven met een steen. Er vaart een lichte herfst door
zijn lijf. Hij hoort vissen spartelen in de beek en vraagt zich af blijf
ik hier, ga ik verder, ga ik naar huis. Hij legt zijn schrijfsteen neer.
Het wordt naar huis, nadat hij eerst alle abstracties van zich af heeft
geschud. Met flinke passen neemt hij de benen en mompelt voort.
De muzenvrouw weet van niets, die blijft nog slapend achter.
Een luchtbel heeft haar geraakt.
Om de volheid, om de wijsheid, om de pijn.

Magie

Bord voor de kop, 2013, bewerkte foto

2013_bord voor de kop_bf

Oude foto

Fotografie is het breken van tijd. Het is magie, de eeuwige terugkeer
van het eens tijdelijke. Zo zou die illusie kunnen omschrijven.
Spijt over de de niet gemaakte foto is spijt over het ontbreken van
het bewijsmateriaal.
Is dit allemaal wel zo?
Het lijkt mij waarschijnlijker dat foto’s alleen maar voorstellen tot
werkelijkheid zijn. Niemand ziet immers exact 1x hetzelfde. Iets missen
is is nooit te delen door twee. Iets wensen wel. Vandaar dat ik toch
bezorgd ben over de foto die nooit maken zal.
Ik zal je die foto alvast beschrijven:
Ik ben naakt en heb een gigantische rechterhand. Een hand zo groot
als mijn lichaam. Aan deze duizelingwekkend hand zuigen vijf mooie,
vrouwelijke aliens, hun tongen hebben allemaal een eigen kleur. Zo
kan ik ze mooi uit elkaar houden.
Mijn hand is gestut, zo enorm zijn de muis, palm en vingers. De zon
straalt op de toppen. Uit de toppen komen regenbogen, ze bereiken
de aarde. Op de bovenste boog staat: Ik zal je zoeken.

Zeg nou zelf, die foto zal nooit komen. Onmogelijk.
Met behulp van moderne technieken, DNA-onderzoek en wat jeugdige
intelligentie misschien? Ze kunnen veel tegenwoordig, hoor je wel eens
zeggen.
Voorlopig laat ik het hier maar bij en voel me gelukkig, omdat de foto
nog niet is gemaakt.

Gedateerd

Paletvrouw, 2014, bewerkte foto

2014_paletvrouw_bf

Kleine gedachte

Joost vindt dat denken gedateerd is en dat komt omdat we ons
nergens meer voor schamen. Alles is gewoner dan gewoon geworden
oftewel de volledige aanvaarding is compleet. Niets kan vreemd meer
zijn.
Zie de films, de bladen, TV en vooral Internet. Het schaamteloze
is bezig met een lange reis in de bovenwereld. Er is geen verschil
meer tussen man en vrouw. Alles is achterhaald. De moraalridder
hobbelde allang een andere tijd in.
Hoe zit het dan met vertedering, vraag je je misschien af.
Volgens de nieuwe legende is die flink omzwachteld. Consumenten
wilden dat. Het was geen goed product en dan heb je er niets aan.
Iedereen hoeft zich niet meer schuldig te voelen, tenzij je nog in
de traditie van het samenvallen van schuld en schaamte wilt ge-
loven. Dan zijn we weer terug bij Adam en Eva. Dan kan je net zo
goed zeggen dat je schuldig bent aan je eigen dood.

Bovenstaande is louter raaskal en zou daarom gezegd moeten worden.
De troost van de nieuwe tijd heeft lange armen, zij onderschrijft niet.
Zij heeft het goed begrepen, het gaat over een nieuw soort ervaring.
En nu is alles weer normaal.

Van karton

Figuur op linnent, 2014, bewerkte foto

2014_figuur op linnen_bf

Lezer

het raamt kiert
de dag breekt
op de slaapkamer

de kartonnen hij
vensterbankt
beent zijn stuk been
is schuivend vierkant

het nabije licht
pakt het hele lijf
grond kleedt rondom

een armlengte
knikt de elleboog
schuif maar, schuif
het venster is vol

eenmaal thuis
staart het oog
als een blinde blaf

wat van ons is
is van taal

Wazig

Brown Breeze, 2000, bewerkte foto

2000_brown breeze_bf

Werk in de ruimte

Het werk aan de muur verankerd leek even te zweven. Dat was
het werk van mijn naaste. Die weet wat goed voor mij is. Ik laat
hem in die waan. Alhoewel ik het zelf een nogal wazig werk vond,
ondanks de wat losgesprongen achtergrond.
Wazigheid kan zich verplaatsen, terwijl zij het lied van de vrijheid
zingt. Dan weergalmt de weerloosheid even, zegt men, maar het
kan ook zo zijn dat al het verlamde zichzelf buitensloot, toen de
vluchtdeur zich snel sloot.
Hoe dan ook, ik was even mijn eigen echo kwijt en moest iets
nieuws gaan verzinnen. Er was werk in de ruimte.
Het wachten was op een aangename nevel, die dwars over het
bestaande werk wilde kruipen. Ik zou er misschien dan iets bij
gaan prevelen, omdat ik dat wat ik meen beween. Het zou mijn
eigen ode zijn aan de verdwenen echo.
Vast een mooi oud lied!
Laat dan de mensen maar weer komen kijken, laat ze mooi hardop
meedromen. Mijn overvolle hoofdwegen geven genoeg nieuwge-
boren tikken. En als het oog te schichtig is voor al die geneugten
kan ik er ook niets aan doen. Zo is het toch?
Die mensen moeten zich maar laten troosten door een hysterische
robot.
Ik ben weg!

Goud

Puber, 2012, bewerkte foto

2012_puber_bf

Kleur bekennen

De  kunstenaar creëert vrijplaatsen waarin het leven wordt gevierd.
Hij noemt zijn eindeloze fantasie een volle weggeefwinkel. Hij bouwt
de wereld niet uitsluitend voor zichzelf. Het is ook voor de anderen,
de wereld en voor de kunst. Hij is een halve pionier.
Zonder menselijke dingen kan hij niet. Altijd is er wel een soort
portret. Zelfs een interieur noemt hij een portret van een kamer.
Alleen door een titel, plek en een jaartal toe te voegen plaatst hij
het werk in een dwingend verband. Alles is direct geloofwaardig.
Hij haalt er veel plezier uit, de vorm van werken maakt hem groot.
Toch is het bedrog, want uiteindelijk is een werk niets anders dan een
stukje papier met een tekening erop of een stuk linnen waarop de verf
is verdeeld.
Hoewel hij geen waterdichte werken aflevert is de kunstenaar toch
geloofwaardig. Tenminste dat vindt hij zelf. Geloofwaardig van wat?
Hij levert desgewenst achtergrondinformatie aan, heeft een hekel
aan nep, probeert zo echt mogelijk te zijn. Zijn fantasie moet kloppen.
Iedereen weet dat dat onmogelijk is. De mensen ontdekken vanzelf
dat niets is wat het lijkt. De kracht zit altijd in het verborgene of in
de charme van de fictie. Als de onderlaag toch geraden wordt vindt
de maker dat hij nog radicaler had moeten zijn. Het geheim moet
ergens geheim blijven of op zijn minst raadselachtig zijn.
Een criticus schreef over zijn werk eens: een woud vol raadsels.
Dat klopt nog steeds.
Laten we het op beeldspelletjes houden.
Ook goed.
Even later:
En daar ligt alweer een gouden vondst, waarvan hij zelf de regels
niet kent.

Motto

Onopgeloste droom, 1998, bewerkte foto

1998_onopgeloste droom_bf

Andere kant

Er was eens een dwaze humorist, hij gooide glassplinters in zijn bad.
Daar werd hij dan schoner van, vond hij. Hij viste zich al het ware
uit zijn eigen bloed weer op. Daarna tuimelde hij tevreden naar
beneden om daar nog wat verdwaalde zeepbellen door te prikken.
Hij was in het algemeen vrij blij, zeker omdat hij aan beide zijden
van het dwaallicht zijn evenwicht had gevonden. Niemand wist
precies hoe dat zat, maar ze zagen hem dikwijls ruggespraak hou-
den met beide kanten. De rechterkant bleek ietwat gehavend.
Kwade tongen beweerden dat dat de schuld was van de inmiddels
overleden vader. Die zat altijd rechts aan hem te plukken. Je kunt
het nog zien aan een oude, beschadigde stoel uit die tijd.
Deze humorist was bepaald niet roekeloos. Geduld had zijn treurige
beurs gevuld. Wanhopige blikken werden per direct weggeworpen.
Ooit correct gebraden in volmaaktheid, kon hem weinig gebeuren.
Hij moest alleen zorgen dat alles niet nog zachtjes na ging branden.
Dat zou zijn nasleep erg bederven.
Of je nu van de vloer bent of het plafond, je moet nooit vluchten
voor je eigen aanwezigheid was zijn motto. Niemand snapte wat hij
daar mee bedoelde. Het was dan ook alleen maar bedoeld om het
schaamrood stralend te laten schrikken, zodat je niet meer dacht
aan het verwennende nut.
Zijn hartenwens was vreemd: hij wou je zo zeer bedwelmen dat je
wegsmolt en nooit weer keerde. In de verte hoorde je hem al lachen.
Ik zei het al: het was een dwaze humorist.