Gemis

Sinking Inside, 2015, bewerkte foto

2015_sinking inside_bf

Op de uitkijk

De cirkel is rond maar laat een vierkant zien. In het afgebeelde
wordt de diagnose gesteld van de uitholling van andere werken en
andere weerspiegelingen.
Deze weerspiegelingen zijn geen utopische denkbeelden zoals bij
bijvoorbeeld Lissintzky of Mondriaan, die aan het begin van de eeuw
meenden dat hun werk gedaan zou zijn wanneer de principes van de
schilderkunst in de maatschappij verwezenlijkt zouden zijn.
Mijn werk is momenteel geplaatst in een wat dove afwezigheid. Ik
zie dat als iets tijdelijks en ga nog niet spreken over mijn utopische
toekomstbeelden.
Sterker nog: ik zie werk als plaatsen waarin tijd ontbreekt.
Waarschijnlijk is het (hopelijk) zo  dat mijn werk een uitzondering
is op het gangbare. Je kunt hier beter geen conclusies uit trekken.
Even meer uitstellend, is beter op zijn plaats.
Vaak ervaar ik zoiets als het sublieme gemis. Het geheugen van
de verbeelding reikt niet zo ver.
Ik moet het voorlopig doen met een zelf wijzende manier van
verbeelden, wat plaatsbepalend O.K. is.
We staan op de uitkijk, zien veel.

Vet oog

Zwijgman, 2012-2015, bewerkte foto

2009-2015_zwijgman_bfk

Voor niets

Wat woorden werden onder elkaar gezet en verdraaid. Ze leken
te dichten in een zeepfabriek. Goed getimed ongemak rijmt snel.
Ook lyriek en liefde slaat gemakkelijk aan. Zijn puffende penis
deed de rest. Plof poëzie en klaar.
Later bleek alles geland op drijfijs wat nog niet goed was ontdooid.
Echt eng. Wie  niet gevoelig is voor dit doodfluitend gevaar merkt
niets. Alles gaat gewoon door en dan is het te laat.
En zo ging het.
Alles was lekker, verwarmend, overtollig misschien.
Daarna sliepen de tien tenen samen een gat in de dag. Alleen de
regen deed verward, sloeg groen uit omdat het verhaal verteld
werd in een verkeerde taal.
Toen kwam een zogenaamde wijsneus, die beet de vrouw op een
gevoelige plaats. Dat werd verschrikkelijk verkeerd begrepen, hij
moest weg, werd vieze vlek.
Nu is het zo dat een vieze vlek zomaar een gezicht kan krijgen,
mits het vette oog goed verzorgd wordt. Dat spreekt voor zich.
Zo ontstond een slaperige, vijandige man, vlak voor een hongerige
afgrond. Hij was zijn eigen hersenvlek geworden.
Tegenwoordig wonen in die hersenvlek stille mensen, volledig stofvrij,
met hun ooit gesmaakte herinneringen. Het leek wel herfststamppot
van eigen kracht.
Deze droom ben ik dus niet.
Zodoende hoef ik niets uit te leggen.

Stilte

Slaper, 2012-2015, bewerkte foto

2012_2015_geel blauw_slaper_bf

Leegte

De woorden in zijn hoofd zijn verdwenen. Er was te veel gezegd.
Iets bracht hem in slaap. Het lege beest kroop onder zijn huid.
Soms doezelt hij licht weg om daarna weer met een schok
wakker te schrikken. Hij weet niet waarvan. Slaapkamerkleed-
jes spreken niet. Eenmaal wakker wordt hij onrustig.
Niet zoveel later kruipt hij stijf uit bed.
Beneden ligt Wolf, zijn hond,  rustig te slapen. Hij wel.
Toch voelt het beestje dat zijn baas wakker is. Hij strekt zijn
voorpoten, geeuwt zijn bek open, schudt krachtig zijn stijve kop
met een klapperend geluid, alsof zijn botten rammelen.
Het baasje hoort niets, hij is doof. Al heel lang. Wolf weet dat
en waakt daarom alert.
Heel lang kijken ze elkaar aan. Wie doet de eerste actie?
Beide de tong licht uit de mond/bek. Nu geen tanden laten
zien, nee, het is nog niet de bange nacht.
De dove man zit in de stoel. Handen op de gladde, stalen buizen
van de leuningen. Hij verdeelt zijn aandacht tussen die handen
en zijn hond. Die lijkt weer te slapen, de grote hondenrug rijst
en daalt regelmatig bij iedere ademhaling.
Soms doet Wolf kort één oog open. Er is niets, dus blijft hij onder
het bureau liggen, aan de voeten van de wakkere baas.
Zo blijft deze dag leeg verder gaan. Onze man hoort het niet.
Het geluid van de dag is niet aan hem besteed.
Stilte is een mooi geluid.

Bril

Puber, 2015, bewerkte foto

2015_puber_bf

Vroeger

Alles was toen nog grijs van geluk, onder de bewalde ogen werden
de schaduwen diep ingedeeld. Overzichtelijk zwart wit is niet snel
uitgespeeld. Ik was zonneklaar in galerie Van H. in de Friese hoofdstad,
waarin ik als kind mijn toekomst dromen speelde. De bergen en dalen begonnen hier.
Later begon het gevaar pas in mijn woeste baard.
Het nest waaruit ik kwam kon soms wreed zijn, dan was het een spel
met een bedorven ei (wat voortdurend verloren in de lucht hing). Ik
schopte al het geel van de dooier weg, hield het wit over. Het antwoord
daarop was: schone wolk.
In die wolk kwam vanzelf de wedergeboorte, omdat ik het vuur niet
vreesde. Wolken van genot omringden mij!
Alles wat ik daarna deed was opsommend mooi, ik proefde elk woord
al was het mijn eigen bloed. Ik kreunde van zoveel mezelf.
Later kwamen de dichte wegennetten uit het niets aanzetten en
bezetten het andere land.
Als gevolg hiervan ging mijn gehoor achteruit. Niet snel, maar beetje
bij beetje.
In de chronische maalstroom is de korte duur heel kort en bijzonder
gedenkwaardig bij zonsondergang.
Ik maak mijn bril nog maar eens schoon.

Bougie

De wereld in huis, 1998, bewerkte foto

1998_de wereld in huis_bf

Schoonmaken

Ooit, ja oooooooiiiitt, had ik een relatie met haar.
We waren schroomvallig tot elkaar veroordeeld in de lichtste luchten.
Lieten onze waaiers openen en weer sluiten. Toen hadden we nog
ranke voeten en holle slapen en de zon, ja de zon, die hing altijd als
een zak warm zand achter het weiland en de bezoomde horizon.
De wereld was klein. Vorige zomers bleken lang, warm en gevoelig.
We praten ons los en zongen fris uit de lever, wijn vloeide ruim.
In die hemelse weelde steeg de blinde wet flinterdun als vlinders
in onze buiken, drijvend in hun eigen vet. Door de bloedstollende
scherpe kruisbessenstruiken rollebolden we zachtsluipend in onze
blinde heerlijkheid. Niks aan de hand.

Op zo’n moment is klare wijn en tintelende paardenpis hetzelfde.
Je zal het verschil niet merken door die leegzingende liefde.
Je hoofd is pas opgeruimd als de schoonmaakster arriveert en
goedemorgen, meneer mijn baasje roept.
Zij is het die de zeven emmers zweet aan het voeteneind weghaalt
en alle fladdervlinders weg zuigt. Zij is een proper realist.
En als dan ook mijn schedel helemaal geboend en geschrobd is, kan
ik weer rustig gaan zitten op het eveneens schoon gezogen bankstel.
Nu nog even wat boenwas op mijn kale hoofd, mijn geest voorzien
van verse teer, dan ben ik zo weer het heersend heertje.
Vandaag staat symbolische soep op het menu.
Ik hang al op één oor. De wereld is in huis.
De bougie, die de droommachine bedient, is in uitstekende staat.

Reis

Onder de brug (Basel), 1998, bewerkte foto

1998_onder de brug_basel_bf

Hé, jij daar!

Als ik reis, begeef ik mij het liefst op straat. Meestal slenter ik maar
een beetje rond. Geef mijn ogen goed de kost, maar het blijft het
liefst doelloos. Wel noteer ik alles wat mij invalt, opvalt of ontroert.
Nog liever zit ik ergens buiten onder een brug dan ergens binnen.
Pas als het echt te heet is, zoek ik het koele rumoercafé.
Sommige cafeetjes hebben iets wat aantrekt: de voorgevel ontbreekt.
De houten schotten zijn opzij gezet, zodat je een goed overzicht hebt
op het straatbeeld of nog mooier: op een rustig plein.
Rustig vanuit je houten kont stoel, nippend aan een glaasje, zie je
de wereld in een notendop voorbij schuiven. Op dat moment is het
nergens mooier, je geniet.

Ik denk niet dat mijn observaties neutraal zijn. Er is vaak sprake van
een zekere interactie, ik zoek dat vaak op. Het is mijn tweede natuur.
Overal ter wereld waar ik me vertoon, bescheiden opgesteld of niet,
verbaas ik bewoners en passanten met mijn oplettendheid en wijzende
vinger.
Altijd wil men weten waar ik vandaan kom, waarom eigenlijk? Ze kunnen
het nooit spontaan raden. Meestal denken ze dat ik uit een buurland kom.
Die conclusie is kennelijk gebaseerd op de gedachte: kijk, hij lijkt op ons,
hij spreekt onze taal, maar toch is hij anders…
Soms denk ik wel eens dat mensen daarom van mij houden: ik lijk
te veel op iets wat ze al kennen van zichzelf.
Het wordt tijd daar iets aan te doen.

Onwaar

Rode waas, 2015, bewerkte foto

2013_rode waas_bf

Toen en toen

Hij kon geweldig goed klagen. Vooral over de oude windstoten in
hun ritme van de zee. Hij kon zich geweldig opwinden, waarin wij
als toevallige medemensen opnieuw wilde windstoten kregen.
Om uiting te geven aan ons gevoel begonnen we dan ook flink te
weeklagen, liepen snel rood aan.
We zeiden dan de gebruikelijke, hatelijke woorden, slaakten daarbij
enkele diepe zuchten en luisterden ondertussen steeds naar de wind.
De gierende wind, vooral ’s nachts in het donker, vond met groot
gemak alle hoeken in het huis. Je moest je luid schreeuwend ver-
staanbaar maken.
Pas als de ochtend de wind liet liggen zag je de opwinding van de
vorige nacht overal op straat liggen. Grote aantallen vette woorden
lagen her en der in een rode waas verspreid. Je kon er geen touw
aan vastknopen.
Niet dat dat zin had, maar bij wijze van.

Ineens bedenk ik me dat dit toch helemaal niet waar was, want ik
zag met mijn eigen fantastische ogen een vrouw net nog een diepe
kreet wegslepen. Ze had geen oog voor andere objecten, laat staan
voor de ruzie van anderen.
De hele geschiedenis bracht me in een terloopse vrolijke bui.
Ik was blij met het mooie van de verandering en smolt helemaal
samen met wat dan ook.

Pesterij

Algenman, 2015, bewerkte foto

2006_2015_algenman_bf

De groene pestkop

Iemand gedroeg zich als een spotlijster achter een paniekkat aan.
Niet heel lang, maar lang genoeg om erg hanig en pesterig het
leven van een ander flink zuur te maken. Wat de ander ook deed
om er onderuit te komen, niets hielp. De woorden werden niet
verstaan.
Maar op een dag, een zwarte dag voor de groene spotter, kwam
iemand anders op het idee hem eens een lesje te leren.
Hij had een grote mond en scherpe tanden, dus beet hij hem diep
in het nekvel. De spotter had het niet zien aankomen en was ineens
klein en willoos. Hij probeerde zich nog wat los te rukken, maar dat
deed alleen maar nog meer pijn.
Beschreven levens zijn vele malen interessanter dan levende lijven,
siste de aanvaller en beet de spotter tenslotte dood.

Heel de buurt was blij met deze daad en men vertelde het wrede
verhaal nog jaren lang door. Minutieus werd beschreven hoe die
nare algenman met een doodbeet aan zijn einde was gekomen.
Vertel me van het begin tot het eind, langzaam en met alle details,
zei men dan. Men genoot, het was heel opwindend.
Voortaan heerste er een vredige rust in de wijk.
Men hunkerde af en toe stil en stiekem naar de verdwenen pestkop.
Soms denkt men in een wolk het gezicht van de plaaggeest nog te
zien. Dat is zijn wraak.
Daarna gaat het heel vaak zo hard regenen, dat het lijkt alsof de
hemel leegloopt.
Hij kan nog steeds geluk is onmogelijk doen.

Licht

Studie, 2015. bewerkte foto

2015_studie_bf

De ruimte

Hij is binnengeslopen en drupt nog wat na. Bij de eerste aanblik
schrikt hij van al het licht en schaduw. Dit huis is berg en dal
tegelijk. Heel vreemd.
Eigenlijk weet je dan niet waar je bent, er is iets te veel uitzicht.
Je hoofd kan niet meer stil zijn. Je loopt in het eindeloze op een
verdwijnende weg. Je breekt bijna je richtingloze benen. Alle
nieuwsgierigheid verdrijft de weerzin. Je zweeft.
Dit huis is dicht gesmeerd met hoop en verwachting. Hier knaagt
geen enkel gat. Alles is vervlakt. Je voelt je er thuis.
Je kan niet anders dan knipogen naar deze schoonheid.

En later:
Een uitgelaten bank danst door een verlaten kamer.
Eindelijk alleen.
Een klok tikt gedwee door, zij kent de tijd en heeft geen last van
oude roestprikkels.
Het lijkt helemaal een vrolijke boel in de kamer. Zelfs de drempel is
gezegend en verheugd zich op het zien van de schoorsteen als het
weer licht is. De tafel spartelt ergens anders met de stoelen. Muren
vervellen licht, laten schilderijen branden.
Tenminste dat vermoed ik allemaal, er is nog nergens iets te zien.
Ik denk dat ik straks ga zingen, ik wil de kale ruimte vullen.
Ik ga zingen vanuit mijn diepe grond. Alle lucht zal ik uit mijn longen
blazen. Men zal mij bewonderen. De schubben en veren zullen van
ieder lijf vallen, ogen zullen gevaarlijk, feestelijk gaan fonkelen.
Voorlopig blijft het donker, de schemerlamp geeft een boosaardig
zwart licht. Het lichte licht is kennelijk verdwaald of doet een studie.

Deelbaar

Dubbelbeeld, 2015, bewerkte foto

2015_dubbelbeeld_bf

Blikken van ooit en nu

Zo zag ik, met de geur van groentesoep nog in de neusgaten,
een man met veel gezichten. Al zijn ogen keken langs mij. Iedere
verschijning bleek in zich zelf gekeerd te zijn. Het waren nacht-
beelden en die doen alleen maar iets als er een vrouw in de buurt
is en ik was een man. Vandaar mijn leeg beeld.
Ergens bekroop mij het nare gevoel dat ik deze man al kende uit
een ander tijd. Hoewel hij mij dus onbekend bleef zou ik van hem
kunnen houden. Ik voelde me dan ook wat beschaamd omdat ik
niets deed. Zelfs niet een koele begroeting, alleen maar wat kijken.
Hoe laf kan je zijn?
Ik troostte me met de gedachte dat hij ook niets deed en als we
misschien en ooit eens terug zouden komen kenden we elkaar al.
We zouden elkaar herkennen aan de stille, twijfelachtige hoop. Er
zou een zekere overeenkomst zijn.
We zouden stil staan in een onbekende baai en niet doelloos zijn.
Dan was de avond Indianred. Ieder moment zou deelbaar zijn en
ontdaan van elke wegtikkende seconde.
Zo zou dat dan zijn.
Hij zou daar zijn. Ik zou daar zijn. Jij zou er van horen.
We zouden zwijgend verder lopen in de brand van jouw afwezigheid.