Ruimte

Het gele huis, 2016, computertekening

x.2016_het gele huis_ct

Nieuwe plek

Dat is het leuke van een nieuwe situatie, je kan er zo heerlijk over
filosoferen. Zo rijmde ik op de wimpers van de dag deze vertelling:

ik zou stevig gezogen zijn
als ik niet stevig vastgehouden werd
nu, zoveel jaren later
ben ik hier en is daar daar gebleven
het is de duizeling die mij verder bracht
naar nieuwe leegte en vervulling

Wat is die leegte dan? Een nog niet opgevuld gat?
Kijk, vroeger kwam de betekenis der dingen natuurlijk van boven.
Nu moeten we in eigen beheer alles uitzoeken.
Waarschijnlijk gaat het nog steeds om hetzelfde: de leegte is een
groot, godvormig gat. Daarom is er ooit bedacht in de taal van ouds
dat de mens geschapen is naar het beeld van god.
Tegenwoordig is dat heel anders. Nu is de mens de maat der dingen.
Is dat erg?
Natuurlijk niet, het is goed voor de schrijvers en dichters. Als
andere goede moeders ruimen ze de wereld op met hun vage
verklaringen. Desnoods door te zeggen dat niet alles verklaar-
baar is. Ze troosten de ontstane pijn, die wordt geleden en ver-
zoenen middels het zorgvuldig formuleren van nieuwe wijsheden.
Elk effect is toegestaan. Er zijn geen dwaalgeesten.
Ik zou verder vrijrijmen:

dan worden de tanden ontbloot
daar waar de lucht massief en heet is
kijk, als telefoonverbindingen worden verbroken
kleedt men zich uit en verkoelt de huid
de geschiedenis moet zich even herhalen
woont in een geel huis

In de nieuwe ruimte voeg ik toe: zelfs een oordeel biedt geen
oplossing.
Het is iets om over na te denken.
Gaan we later doen.

Hond

Als de avond valt, 1994, tekening, 80 x 65 cm

1994_als de avond valt_80x65

Fata Nero

Als iets lang geleden is is het niet meer van nu.
Toch is het niet helemaal uit je lijf.
Zo kan ik soms nog wel de schaduw van mijn hond Tjoepie zien,
terwijl hij toch al in 87 stierf. Mijn hond was diep zwart, mijn ge-
dachten aan hem zijn dat niet. Ik heb gevoeld hoe koud hij werd,
terwijl hij voor mij altijd warm bleef.

Kijk, iets kan beginnen met een zandkorrel of een kleine splinter.
Als het zich in je huid gaat hechten heb je zomaar een ontsteking
door die doorn in je vlees. Die ene spat wordt dan een ziekmakende
rivier, die ’s nachts langs je benen omhoog waait en je totaal gaat
bedekken. Dat heet opstuivend duister. Het is gevaarlijk spul.
Je moet die korrels en splinters opzij schuiven. Je hebt er niks aan.
Verzin liever dat de tafel een tuin is en de kruimels het zonlicht.
Veeg het samen tot een glinsterend hoopje. Bedek al het zware zwart
ermee.
Wanneer ik mijn ogen sluit, verzin ik Tjoepie naast me. Hij is niet
meer een stervende bloem, een verwelkend visioen. Als ik wil voel
ik zijn adem op mijn huid.
Maar nu wil ik niet.
De avond valt.

Weg

Portretten (reeks), 2010, schets

2010_portretten_A4

Overbelicht

genoodzaakt wordt dit
want onvermijdelijk is dit

Dit schreef ik eens in een woordspelige toestand.
Kennelijk was er te veel tijd en ruimte om zo iets te doen.
Misschien was ik ook bang om het te vergeten en schreef ik het
om die reden op.
Toen was er een zekere logica te bekennen in de bewering, nu
weet ik totaal niet meer waar het eigenlijk op sloeg. Het verleden
verbergt veel noodzaak.
Waarschijnlijk was het de taal van een overbelichte jongeman.
In elk geval was ik actief in de poëzie. Ik kende de genezende
kracht ervan. Kunst verlicht altijd, actief en passief. Ik verwachtte
er veel van. Eigenlijk alles.
Toen was ik nog student.
Ergens ben je dus altijd bezig met een soort verlossing, je leegt
je als mens en hoopt zo, op zijn best, geschiedenis te maken.
Anderen, meestal leken, zullen zeggen: Wat? Alweer? Voor de
hoeveelste keer? Daarop volgt steevast: Allemaal niets, het is
allemaal niets!
Dan hoop je maar dat het spottend bedoeld is.
Aan de andere kant, als mijn vliegwiel eenmaal draait is het niet
meer te stoppen. Ik kan mij niet indikken tot vertraging.
Gedichten wijzen mij een weg.
Alles moet aan flarden.
Het leven heeft vele gezichten.

Taal

Waterman, 2010, schets

2012_waterman_schets

De niet-vriend

In de lente roepen en waaien de mensen meer dan kort daarvoor.
De stormstrakke gebaren komen pas veel later terug. Nu verheffen
alle schaduwen zich, jonge spruiten groeien zich lawaaierig wild.
Zet de kluis van je hart maar open, laat de muziek binnendringen
en mompel al het onmogelijke.
Als niets is gekomen, niets is geworden, heb je het ergens niet
goed gedaan. Dan heb je jezelf ontslagen van alle onderhoud en
drijf je weg.
Als taal niet meer dan taal is, stelt komen en gaan niets meer voor.
Met geld is dat niet te koop. Taal is geen hapje eten. Taal is meer
een soort trompet. Dichters wuiven er vriendelijk mee als zij zich
verdiepen in het mondstuk. Zij weten het omdat ze aan vele tafels
hebben gegeten. Dichters zijn mensen met de gloed van de geest.
Zij tekenen een zon in hun schaduw, hun adem is warm en hoffelijk.
Mensen als zwart fruit hebben daar niets mee.
Die kneden liever kettingen aan dichte kasten of varen met giftige
vinnen in wankele bootjes op wilde rivieren. Hun adem is van nature
zwaar, zodat ze zich ellendig voelen. Ze zijn zwart fruit en mensen
zijn per definitie anti maatjes.
Ik heb daar niets mee.
Liever ga ik verdraaglijk mooi tegen alle regels in zoeken naar de
vertedering van de hevigheid. Vaak vind ik maar een schim of een
schuifelende grijns. Ook dat is mooi als je er oog voor hebt.
En dan:
Het lukte in een tijdsprong.
Missie geslaagd.

Geduld

Dromer, 2016, computertekening

x.2016_ dromer_ct

Klein vuurwerk

als jij hier en ik daar
op onze plaatsen staan
om enkel de neergeslagen ogen
weer aan anderen door te geven
dan kunnen we zien wie we zijn
als echte momento maatjes

soms danst de ziel
als een zwierige hommel-bom
soms hinkt de zieke ziel
in verband gepakt door beulen
maar wij zuchten niet meer
nu komt de blije bevrijder

met een brandglas steken we
kaarsen aan, die onvoorzien
in anderen gaan ontbranden

we zijn zo geduldig als de natuur

Verandering

Leeg hoofd, 2016, computertekening

x.2016_leeg hoofd_ct

Tijdsprong

Zonder ervaring is ze dol geworden, terwijl ze juist een kruisje sloeg.
Nu begint het te dagen, dat zij hem nooit heeft gekend.
Niet echt tenminste.

En nu wacht zij geduldig op een aanwijzing van boven om de klok
en de onmogelijke liefde te begrijpen. Het spoor ratelt maar door
richting bijster. Het hoofd raakt leeg.
Het is niet overdreven te veronderstellen dat ze een sprong heeft
gemaakt. In haar eentje, in het duister.
In dit nieuwe land zitten veel spionnen. Dat weet ze zeker en die
willen al haar geld. Het maakt haar onzeker.

En waar is hij nu?
De losse schemer valt. Haar stem breekt bijna, ze doet de lamp
aan, wil meer zicht.
Hij zit op de rand van het bed en glimlacht bijna uitnodigend.
Eén ding wil hij wel kwijt. Zijn lach.
Een man met ingetogen lach zou je hem kunnen noemen. Toch
was hij bang dat die lach hem uiteindelijk vreselijk zou schaden.
Zijn ouders zeiden dat het door het platteland kwam: hij had het
daar te goed gehad. Op die manier was alles in hem net iets te
sappig geworden. Te overdreven valt onmiddellijk op.
Kortom: de schalkse schrijver kreeg net zo veel vrienden als ver-
houdingen. Hij werkte zich uit de naad, voelde zich meer dan wie
dan ook in de wereld en had bovendien bij zijn geboorte een beetje
zicht verloren, waardoor hij veel langer kon leven.
Volgens de overlevering kreeg God hoofdpijn van hem.
Terug naar haar:
Een oude emotie verplaatste zich van de ene naar de andere kant,
met de bedoeling het onderwerp te veranderen van verleden naar
toekomst.

Hapklaar

Maanlandschap, 2016, computertekening

x.2016_maanlandschap_ct

Broer en zus

Voor een kind bestaat de wereld uit een nacht vol sterren,
een straat vol stenen, een huis vol kamers. In eigen levendige
fantasie imiteert het daar het ruimtereizen. Zijn verbeelding
zuigt hem in een vacuüm, het gevoel van evenwicht wankelt snel.
Al het geluid rondom is verdwenen. Het verschil tussen opstijgen,
zweven en vallen is klein. Telkens voelt het bijna fout.
Met een klap schokt het zichzelf weer de wereld in, de voeten
pakken de grond. Wankel is het dagelijks evenwicht: benen en
hoofd worden beurtelings zwaartepunt, het kantelmoment is daar.
Een zusje zei: de maan eet mijn broer op…
De broer wacht nog op de hap; er gebeurt niets.
Soms zijn zussen bang uitgevallen.
Broers gaan er op af, zij houden van verandering.
Kleine veranderingen maken nieuwe werelden.

Ik was in de roes van de herhaling en aanvaardde de omgeving.
Herhaling geeft na de verdoving ook rust. Herhaling maakt oog
en oor net iets groter.
Helaas verstond ik mijzelf niet en maakte van herhaling hapering,
waardoor mijn eigen naald in mijn eigen groef bleef hangen.
Met die herhalende hapering kwam de gewenning al snel en uit
die gewenning ontstond het verlangen en daar ging het tenslotte
om.
Zo kwam ik weer bij mijn gevoel. En groot gevoel is veel belang-
rijker dan een bange beheersing.
Snel deed ik de klep van de piano dicht. Er mocht geen enkele
noot meer ontsnappen.
De maan deed de rest.

Droom

Gedachte, 1985, tekening, A4

1985_gedachte_A4

Geluk

’s Nachts, als ik het licht uit doe en mijn ogen sluit, zie ik nog
steeds onder mijn dichte oogleden. Alles is heel helder met mooie
kleuren, zonder moeilijke verwikkelingen van psychologische aard.
Het is een groot genot. Iets waar je je helemaal…
Wat wil ik eigenlijk weten? Ik zou juist alles willen vergeten.
Als je doorgaat met die beelden, met die metaforen, dan wordt je
snel erg moe en je kunt het slapen wel vergeten.
Gevoelige hersenen zijn even gevoelig als de huid van blinden.
Laat alle gedachten los, zie niet meer!
En dan, pats daar is de droom al:
Wat een mooie morgen!
Het heeft geregend. Door de lage zon lijken alle plassen verguld.
Gouden straatmeren spiegelen de omgeving.
Ik plaats mijn linker hand op een koude tafel, neem met de andere
hand een hamer en sla. Telkens als ik hard sla voel ik me gelukkig
omdat het steeds mis is.
Ik voel me het miljardste kind, niet meer het vierde en wil dat voor
altijd blijven. Niemand hoeft het te weten. Niemand mag het weten,
het is een groot geheim. Niet omkijken. Niet vertellen. Mondje dicht.
En zo drijf ik verder op een witte, zwellende rivier, tot het hek van
een grote zwarte tuin.
Het is nacht.
Ik droom mezelf een einde wat geen einde is, maar een begin.
Een begin van diepe slaap.

Adem

All is said and done (dode Roger Raveel), 2013, schets


.2013_DR_all is said_

Nog steeds

Ik ben hier. Ik zeg het steeds opnieuw. Ik ben nog steeds
niet dood. Mijn hoofd, steeds boven de wolken, is mooi op
gang, nog lang niet kalm of rustig. Mijn benzine raakt niet op.
De rook van mijn hoofd stijgt op met bedrijvigheid. Geesten
scheren zich weg, zij zijn te ouderwets. Ik ben nu hier, dat
alleen telt.
Ik heb so wie so liever het midden van de donkere nacht dan
een heldere ochtend. Alles lijkt zo stil en schoon.
Kom hierheen, zeggen mijn gedachten en een idee is gelijk
geboren. En als er nu een wolk voor de maan schuift is het
nog mooier. De mogelijkheden zwemmen om me heen. Ik kan
ze bij wijze van spreken horen, ze ritselen graag. Met gemak
pak ik eentje bij de lurven en slinger het op het papier. De
witte spanning is voorbij, de eerste haal bepaalt de rest.
Ergens in de verte neemt een stem een vorm aan. Het is zo
dichtbij dat ik bijna met mijn hand langs het onderschrift kan
voelen. Ik moet verder.
De dag breekt alles, echt.
Er zitten allerlei vlekken op de vloer. Een titel komt zomaar
als slotakkoord. All is said and done. Altijd achteraf dan.
Het voelt als een vrouw, die ik de hele nacht bemind heb, haar
naam komt maar niet bovendrijven. Ik en de vrouw hebben oren.
Oren om de ander gerust te stellen.
Dit gaat door tot de laatste adem, maar daar hebben we het
nu niet over.

Ruis

Geparkeerde dood, 2013, schets

2013_geparkeerde dood

Groene kop

Wat de bedoeling is van de directie van Het Museum met uit-
gerekend Blabla te kiezen als kenmerkend voorbeeld van de
jaren zestig zou ik dolgraag willen weten. In mijn jonge jaren
was ik echt een stuk interessanter. Kennelijk heb ik niet de
goede papieren of heb ik te weinig indruk achter gelaten door
mijn ernstig introvert gedrag.
Ik probeer het te begrijpen, maar zie niets in heer Bla. Zijn
verhalende opbouw met een duidelijk gejat karakter is echt
beklagenswaardig. Je zou er een plaatsvervangende groene
kop van kunnen krijgen als je net zo zwak was als hij.

Zijn vaste en nogal domme kring van bewonderaars hebben
hoge verwachtingen van deze blaaskaak. Hij begrijpt dat deze
mensen toch geen tijd hebben om zich echt te verdiepen.
Dus kan hij in alle rust zijn verblindende gang gaan.
Zijn merkwaardig zelfvertrouwen kent geen benoembare grens.
Mijn toon zal hem niet eens opvallen of onrecht doen, daar
moet je meer gevoel voor bezitten. O nee, een ongemakkelijk
gevoel is alleen voor de gevoelige zwakken.
Dat het leven begint bij zelfspot is voor hem niet normaal of
gewoon. Zijn innerlijke wereld is even excentriek als monster-
lijk.
Ik sla mijn mantel om me heen, zie hoe de ochtend gloort en
maak een toekomstige reis.