Rietje

90 Graden familie, 2016, schets

2016_s_90 graden familie_k

Gezin gezien

Midden in de stille nacht lag ze op bed met haar ogen dicht, ze kon
de slaap niet vatten. Ze wou te graag en dat moet helemaal niet.
Het was helemaal onzin te bedenken dat ze zichzelf met grote wil
in slaap kon toveren. Dus daar lag ze dan in halve toestand tussen
waken en slapen.
Ze hoorde van alles.
Het meeste kwam voort uit de rest van die dag. Ze had echt meer
moeten zeggen op talloze momenten. Gewoon de wind van voren
laten blazen. Maar ja, ze mocht zich er niet mee bemoeien, ze moest
haar mening voor zich houden.
Inwendig kookte ze. Vader en dochter zaten de hele dag vreselijk te
bakkeleien. Vooral de dochter ging luidruchtig te keer en dan kon hij
natuurlijk niet achterblijven. Ze waren te veel gelijk, gelijke genen.
Moeder bleef mooi stil en liet de boel lekker vastlopen, waarop zij
prompt alles over zich heen kreeg van beide ruziemakers. Het was
ineens haar schuld. De derde persoon is vaak de pineut.
Uiteindelijk kwam het er op neer dat iedereen apart ging slapen.
Ze viel pas in slaap toen ze bedacht dat haar man meer een bevend
rietje was in plaats van een vlijmscherp mes. Bovendien is er morgen
weer een dag waarop iedereen weer anders weet en doet.
Toch waren deze mensen erg aan elkaar verknocht. Hun ruzie maken
had iets positiefs. Wie voor het huis langsliep hoorde altijd een vrolijk
praten en lachen of anders klonk er wel een mooi dromerig muziekje.
door de muur.
Door de jaren heen werden ze steeds meer één.

Ster

Meubelman, 2016, schets

2016_s_meubelman_schets

Afgeschermd

Hij zei dat hij last van heimwee had, maar hij was natuurlijk
gewoon iets aan het verdringen, zijn wereld was voor altijd
geschonden. Heimwee naar wat?
En dan sta je daar.
Ondanks al zijn scherpe observaties en rake commentaren
bleef hij onderdeel van zijn eigen naar gevoel. Hij was geen
mooie komeet aan de hemel, nee echt niet, eerder een vallende
ster (gauw een wens doen!).
Zijn ster riep een sfeer van dreiging op, een nare aankondiging
of misschien zelfs een naderende dreiging. Catastrofale tijd.
Waarom hij zo vreemd omging met zichzelf is nog altijd een
groot raadsel. Tijdverlies.
Je zou zeggen iemand die zoveel heeft meegemaakt, juist beter
zou kunnen leven. Misschien hield hij te veel van Kafka met zijn
geleerd systeem hoofd en was de vereenzelviging vastgekleefd!
Hoe dan ook, het was toch jammer dat domme heimwee gevoel.
Het knaagt alles op den duur kapot.
En dan sta je daar.
Ik wenste hem dus meer ster, zodat hij weer meer verteller werd
in eigen verhaal. Hij moest zijn ster weer laten schijnen als een
heldere, briljante, lichtbrekende diamant.
Dan zal de nacht er elke nacht uitzien als een feestmaal.
Dan zal hij de priester zijn die in de ruimte rondgaat, terwijl hij
wijwater sprenkelt. De zege is met u! Dan verheerlijkt hij zijn
hemelse heerlijkheid en troost al het sneue sneuvelbloed op zijn
slagveld.
Hoe zo droevig? Hoezo zo bleek? Zijn hart slaat minstens 88.
Tenminste, dat vermoed ik. Ik zag zijn ster.

Harmonica

Het warme huis, 2016, bewerkte foto

2016_het warme huis_bf

De harmonica

Dat wilde ik weten. Nog voor ik ga.
Niet wie ik zal worden, maar wie en wat ik zal ontmoeten.
Hier was het te ingewikkeld geworden. Gewone dingen waren
zomaar vreemd. De ziel zat te diep in het vlees verborgen. Ik
kreeg geen antwoord, ze lieten me verloren staan op een lege
landweg. Dus rende ik met een heftig kloppend hart weg van hier.
Weg!
En toen kwam ik daar waar de zwarte hanen zwijgen. Daar waar
op iedere hoek een lantaarnpaal is. Het stortregende en toch hoorde
je nog her en der de kletsnatte vogels zingen. Opscheppers!
Dit was een plaats, geen gehucht. Hier hadden de geesten geen
kracht, ze werden te veel afgeleid. Af en toe rommelde de lucht in
een soort gezelligheid. Verre flitsen lieten de silhouetten van de
huizen zien, als je er snel bij was.

Toen oom Jan verscheen schitterden de plassen in de straten als licht.
Hij was toen al ruim zeventig jaar op aarde en nog lang niet moe.
Sterker nog: in zijn hoofd was het één en al beweging zonder vorm.
In zijn volle leegte had hij het razend druk.
Oom Jan speelde graag mondharmonica, iets wat hij had geleerd
van zijn inmiddels overleden oudste broer, die zo mooi op de rand
van het bed vakantiedeuntjes kon spelen.
In de houten vakjes van het muziekwonder liep soms wat water,
de toon klonk daardoor nog treuriger. De klaaglijke uithalen waren
zo hartbrekend, dat de regenstralen zich spontaan verstrengelden
en zo werd het ineens toch droog.
Later:
Oom Jan, in wie het proces van aftakeling al licht was begonnen,
werd steeds bleker door kalk en salpeter in de aderen. Hij kleefde
steeds meer aan de weg als hij een ommetje maakte. Traag tempo.
Als je van hem een portret zou maken kon je het doen met de
kleuren van knollen, citroen en witlof.
Uiteindelijk stierf hij, nog net geen honderd, in een open veld, zoals
Van Gogh het had gedroomd.
Op een veld en een akker is alles waar. Windvlagen ontstaan daar.
Soms hoor je in het huilen van de wind nog oom Jans harmonica.

Tijd

Overtrek, 2016, computertekening

2016_overtrek_ct

De zucht

Weg is weg!
Verdwenen in de onachterhaalbare tijd.
Niet treuren.
Geen weemoed.
Alles is een kwestie van tijd. Ja toch?
Weg is weg!
Daar praten we niet meer over.
Voorbij is het wijde landschap van de nostalgie.
Alle oude gedachten kunnen niet meer bestaan, ze zijn opgegeten
door een andere tijd.
Weg is weg!
Niets terughalen.
Zo’n teruggreep kan alleen maar beschamend zijn, is een uiting
van armoede: valse gedachten, valse sensatiezucht. Scherven
en stukjes moeten mooi zichzelf blijven.
Weg is weg!
Drooggelegde hersengrachten moeten niet bewaterd worden, ze
hebben hun eigen karakter gekregen en dat is al mooi genoeg.
Klaar dus! Je krijgt echt geen week hoofd bij uitval.
Wat verdwenen is heeft zijn plaats verloren.
Nodeloosheden hoef je niet te sparen.
Weg is weg!
En tijd is tijd. Tiktijd.
Alleen groot ontwikkelde estheten schieten vol medelijden en
zwemmen in eigen machteloosheid, zitten zwaar op de bedrand.

Onzin

Rookkamer, 2016, computertekening

2016_rookkamer_ct

Niets is wat er staat

Er was eens een dame die zich had voorgenomen een verhaal, nee,
een geschiedenis te schrijven, waarin alle eet- en drinkgewoonten
een rol speelden. Ook moest het over spijsverering en roken gaan.
Eventueel zelfs over seksuele gedragingen. Kortom ze wou er echt
veel tijd in steken. Het moest een groot, open boek worden.
Ze begon een staatje aan te leggen over haar slaapgewoonten. Alle
slaaptijden stonden keurig onder elkaar, met hoe lang, hoe slecht en
natuurlijk ook het belangrijkste: haar dromen werden breed verklaard.
Toen ze uiteindelijk vele schriften vol had geschreven viel het haar
op dat ze het niet meer interessant vond. Ze had alles al beleefd,
alles was overgegaan tot een soort droge kruimelkoek. Bovendien
was alles echt achterhaald. Niets was nog zo als het beschreven was.
Niets kon ze meer navoelen. Ze las eigenlijk heel veel onzin.
Nu zit ze steeds over haar verloren tijd te denken.
Soms wil ze op een onverwacht moment de politiek in.
Ik geloof niet dat er iemand op haar zit te wachten.
Politiek loopt ook altijd zo achter.

Sterf

Dubbele blik, 2016, boek 114, pagina 55

2016_b114_p55_dubbele blik_k

Simpele weg (swami praatje)

Er bestaat een conflict tussen de geroepen mens en de wereld.
Het volstaat niet dat men alleen luistert naar  de Muze, men heeft
ook wat kennis nodig. Om dat te raken zijn andere mensen welkom.
Daarbij komt nog iets extra’s: je moet je nooit afvragen waarom
hij of zij het wel weet en jij niet. Niemand weet alles. Iedereen weet
voorlopig iets, meer niet. Kennis is klein.
Je moet dus dankbaar zijn als je iemand vindt die kennis wil delen.
Het zal niet vaak gebeuren, zeker niet zonder ellendig eigenbelang.
Met dat nieuwe extra komt de wereld. Dat is mooi. Dat is voedsel,
dat geeft ervaring.
En als je dan botst, niet alleen in je eigen stadje, maar met de hele
buitenwereld?
Dan moet je maar bedenken dat het geen competitie is.
Maak het niet vreemd voor de wereld, groei door en wordt wijzer.
En dat monsterlijk lelijke dan?
Voor die opvattingen en verwensingen is nooit plaats genoeg.
Het is het akelige rumoer van de toeristenkoets. Dat gaat ondraaglijk,
ononderbroken door, vervuld van eigen lawaai. Zij laten zich altijd
door anderen trekken, hebben zelf weinig of geen kracht. Het is wrang
om te zien hoe ze zonder besef steeds te kort schieten. Ze zijn levend
failliet en weten niet hoe het kan of moet, omdat ze lomp zijn.
Wees liever onbevangen, oordeel niet en tel je vergissingen of sterf
in plaatsvervangend schaamrood.

Begin

Copia (stel), 2016, boek 114, pagina 1

2016_copia_b114_p1k

Nieuwe liefde

De muziek die we horen weet niet waarover zij zingt.
Onze vlam van liefde stijgt sneller dan welke andere vlam dan ook.
Deze vlam is lekkend traag, gaat lang duren, dat is nu al zeker.
We liggen zomaar naakt en hebben het niet koud. Onze handen
zijn lief en niet gebonden, we spreken in zachte, lieve woordjes.
We willen, nee – we moeten elkaar steeds aanraken. We willen
elkaar plukken en vliegen af en aan met jolige jubeldingen. In
elkaars armen zijn we één. We zijn als de tijd tijdloos, hoewel het
nu toch wel begint te schemeren.
We verlichten elkaar langdurig en laten de oude wonden achter.
We graaien diep in elkaars wereld, bedekken onze hoofden met
schitterjuwelen. Doorzoeken ieder warm spoor en worden nat,
plakkerig. Overladen zoenen komen daar waar ze moeten zijn.
Kortom, we zijn in de wildernis van de nieuwe liefde.
Blootsvoets en met volle, zachte handen verkennen we huid en haar.
We hebben veel geluk en schrikken niet.
Je bent gekomen en gebleven. De deur was open.
(Zo begonnen de honderd dagen)

Puik

Me and my shadow, 2016, schets

2016_s_me and my shadow_schets

Ik en mijn natuur

Tussen plus en min loopt de natuur.
Tenminste dat bedacht ik in bed.
De aarde ging er mooi in mee en vloekte niet. Zij voegde er zelfs
wat aan toe: was de mensheid een dier, dan was het een octopus,
een tentakelend figuur op zoek naar zijn huissleutels.
Ik zie het zo voor me, maar nu moet ik opstaan en de dag laten
beginnen. Deze dag zal van oost naar west, van noord naar zuid,
gaan.
Ik zal van alles gaan beleven. Ik zal als het water zoeken naar het
laagste punt. Ik zal vrij meanderen vandaag.
En wie weet kom ik wel allerlei luchtspiegelingen tegen. Ik zou er
niet bang voor zijn. Ik ken mijn fantastische zelf heel goed.
Al wandelend maak ik de mooiste volzinnen. Deze dag zit vol genot.
Het beste woord vandaag is puik. Ik ben het beste maatje van puik.
Ik ben kolossaal eindeloos, superbe.
In alle bescheidenheid mijn natuur is subliem, het is een gave.
De aarde is mijn speelbal. Dus ik laat haar mooi haar gang gaan.
Ik kan altijd nog ingrijpen als het nodig is. Ik zie de aarde vanaf de
maan: zij is een grote waterbal, net als de mens. Het wassende water
sleept alle bootjes voorwaarts mee. Voorwaarts naar de zee en dan
nog verder.
Zal ik toch maar een keer ingrijpen vandaag?
Ineens voel ik me erg moe en ga weer terug naar bed.

Meid

Gedachten in Italië, 2016, computertekening

x.2016_gedachten aan Italia_ct

Buitenleven

Het was al smoorheet op de akker en zij was bekaf. Het werk was
nog lang niet gedaan, er moesten nog zakken vol graan naar de
zolder. Dat ging langs een glimmende, ijzeren buitentrap. Je kon
met moeite wat steun vinden bij de ruwe buitenmuur, de ijzeren
leuning was allang verdwenen. Haar schouders gingen kapot van
het schuren van de zakken en het vele zweet.
Het graan moest op de vloer van de zolder worden gespreid. Het
was een ongezonde toestand. Door de naden zag je het stof naar
beneden dwarrelen. Vliegen vlogen verschrikt op, massaal dansten
ze zich een weg naar buiten.
Toen alles gedaan was gloeide ze zo erg, dat het bijna leek alsof
ze in brand stond. Ze werd het meisje met de lekkende vlammen.
Viel bijna in onmacht.
De andere knechten wachten op dit moment en gooiden zinken
emmers vol putwater over haar heen. Haar vuur was bijna niet te
blussen, maar de mannen hielden net zolang vol tot ze weer zich
zelf was en bedaard glimlachte.
Daarna kwam het mooiste moment: de meid trok al haar natte
kleren wild uit en de mannen rosten haar vol eerbied droog, met
ruwe neteldoeken.
Tenslotte werd er die dag gezamenlijk kip gegeten.

Liefde

Hartzeer, 2016, bewerkte foto

x.2016_hartzeer_bf

Verveling

Als idee duwt ze een erwt onder haar hoofdhuid:  matrasverveling
van de prinses. Ze weet niet wat ze moet doen, ze verveelt zich.
De uitdijende fantasie drijft in het water weg. Er komt niets uit haar
vingers. Ze probeer je ergernis te negeren, maar het lukt haar niet.
Het kwaad is al geschied: ze verveelt zich als een te lange herfst.
In de herfst staat alles in het teken van verval. Ze laat het wel om
een lied te gaan zingen.
Of misschien heel even dan.
Heel zacht en zeker woordeloos. Hopelijk hoort niemand het.
Een kille tocht ruist door de keuken. Het geluid siddert na in haar
hoofd, in huis klinkt alles luider. Ze zou nooit meer in de keuken
moeten komen. Alles galmt daar na. Dat komt door de betegeling,
die geeft niet mee, die kletst gelijk mee. In dat vertrek kan je je
echt niet verstoppen, een keuken kets lelijk na.
Onbeweeglijk staat ze een lange tijd voor de spiegel.
Ze lijkt niet te ademen.
Ook knippert ze geen enkele keer met haar ogen. Haar loden armen
hangen als donkere regenpijpen langs haar lijf. Waarom zou ze zich
verroeren? Waarom is ze hier?
Zij weet dat ze even dood is als alle stukken op een schaakbord.
Wanneer begint eigenlijk het nieuwe liefdesspel?