Waas

Dark Light, 2003, acryl, 30 x 40 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Slappe poot, slappe noot

Je weet nu wat een schemerlamp doet. Het staat graag stil en rust
op een poot. Je weet nu wat muziek doet. Muziek laat de zon schij-
nen en wil niet dat mensen dood gaan.
Zodoende is het een vreemd gezicht als een lamp muziek probeert
te maken. Dat is niet de bedoeling, daarvoor is hij niet gebouwd.
Ik zag dat het dan fout gaat. De dragende poot werd snel slap, al
deed het zijn uiterste best om een nog nootje uit de teen te persen.
Het werd helemaal niets, alleen maar wat slappe treurigheid.
Een lamp is om te branden. Punt uit. Als een lamp wat anders wil is
een lamp geen lamp meer, dan is het een donkere voddenzee.
Ophouden dus met die ongepaste, geharnaste waan, je kan net zo
goed blijven zoeken waar het waterluik van een wolk is. Onzin. Niet
doen! Het bederft alleen je fantasie, verdooft je voorhoofd, maakt
je juwelen op slag dof.
Stoppen dus met die stoffige gedachten.
Gewoon over wat anders beginnen is de beste remedie, terwijl je je
slechte adem over je laatste zure buurman blaast. Spoedig zal de
overvloed overal roekeloos je hart en hoofd verblijden, omdat jij het
speelgoed gaf.
Mijn gemompelde ogen gaan hierbij stralen als een smidsvuur.
Een mooie, rode waas is prettig warm.

Toneel

Nieuwe ruimte, 2013, boek 108, pagina 65

x.2013_nieuwe ruimte_bk108_p65k

In de wolken

We sleuren hem het toneel op. Hij wil niet, maar schoppen en
tegenspartelen heeft geen enkele zin. Hij heeft geen keus, anders
breken ze hem de broze benen. Zijn gewichtig lichaam is ineens
niets meer dan een smeulend kastje. Het hart lijkt platgeslagen,
de smakeloze nieren zuchten en vrezen verval.
Spreken zul je, we zullen je tong losmaken en je mag ook niet
langer stapvoets denken, daar heeft niemand wat aan. Struikel
eerst nog even over je eigen chaos. Wij vegen die rotzooi straks
wel op. Je weten en beter weten zijn vergeelde foto’s geworden.
Niemand heeft er nog belang bij. Wrok en wraak omarmen elkaar
niet langer. Geef maar toe: je bent in de wolken, al wil je niet.
Je droomt al in kleur terwijl alles zwart-wit is. Geweldig!

Waarom nu nog langer gezwegen, iedereen gunt je een betere ik.
De oude held ligt in scherven, de nieuwe speelt zich een weg, hij
heeft er zin in, is moe van rampen vastklampen.
Kijk, deuren buigen als butlers voor je, openen zich. De eeuwigheid
is nog lang niet uitgeblust. Zelfs in een verloren stukje pauze hoor
je geen enkele snik. Wolken verdwijnen omdat ze tegenspreken.
Dit is toneel! Miljoenen paardenkrachten worden van stal gehaald.
Je lijkt nu het meest op lekkere jus dat uit het verse vlees druipt.
Het voelt allemaal zo gul.
Het lot is op goed geluk positief gevallen.
De vuist is ontspannen, de jaloezie ontgroend.
De hemel heeft zojuist de aarde bereikt.

Pijnlijk

Het vertrek, 2015-1994, bewerkte foto

1994_het vertrek_bf

Iets daarna, daarna iets

Mooie mensen mogen op de heuvels rusten, is een oud gezegde.
Dat kan zo zijn, maar waarom eigenlijk?
Kunnen zij zich niet een beetje schikken of de volle ruimte geven?
En zou ik die uitzondering willen maken?  Mooie mensen hebben
al zo veel extra.
Als je kloppend hart het lichaam af en toe herinnert aan het monster,
wat daar ook woont, zou je zeggen dan heb je vaak geluk. Bovendien,
het lijf moet af en toe grommen, anders wordt het lui.
De deur gaat dicht, de deur gaat open. Zo gaat het leven meestal.
Schaduwen komen ongevraagd binnen. Men zegt dat de schaduwen
van mannen alleen in de winter voorkomen, die van de vrouwen juist
in de zomer. Maar waar is dan de schaduw van een dode?
Overschaduwen die vervolgens alles? Maken die alles lichtloos zwart?

Toen ik een tijd geleden hinkend met beide benen naar mijn geest
liep, kreeg ik het ineens Spaans benauwd. Een pijnlijke borst wilde
bijna niet ademen. Alles deed zeer. Ik hield me krom. Het duurde
heel lang, zo lang dat ik er bang van werd.
Pas toen ik even op de heuvel ging rusten liep het gevaar als een
wonder weg. Ik bleef leven en ik trok snel het kostuum van kleurige
klanken aan. Ik was ontwaakt uit mijn sluipziekte en had even een
schimp van de vervuilde schepping gezien.
Daarna kwam het nieuwe leven aanzetten en bloeide mijn
lichaam weer.

Bron

Hoop, 2015-1994, bewerkte foto

1994_hoop_bf

Oude geest

Bij toeval vond mijn oude geest een blinkend licht uit een ver
verleden. Je moet maar geluk hebben.
Alle verwaarloosde hekken hoefden niet meer te bekvechten
met de roest en het mos, alles was weer fris groen geverfd.
Dwars door de lucht kreeg ik het goede weer terug, mijn adem
werd opnieuw helder.
Niets bijzonders.
Het verleden is immers vrij van alles omdat het al geleefd heeft.

Dus beklom ik de ether van deze geest, ik had honger, was nogal
bezeten. In mijn hand hield ik een wapperende blauwe vlag.
Dat blauwe, het symbool van abstinentie, kende ik goed. Mijn
ouderlijk huis dicteerde ooit iets wat je nooit vergeten moest, al
vond je het zelf iets verplichts, iets bijkomstigs.

Iemand blies mijn gezicht aan. Ik werd warm. Ik werd een bron
van liefde, stond helemaal open. Je kunt er niet vroeg genoeg
mee beginnen, voelde ik. Een oerwoud van nieuwe beelden werd
voortaan mijn eerste huis.
Lang gaf en nam ik, het was een grote ontdekkingstocht. Ik liet
mij heerlijk vollopen en genoot. Bij liefde ben je nooit leeg maar
juist altijd gevuld.
En toen…
Toen brandde ik me aan de blik van de hete sneeuwklok.
Vrijwillig en graag. Ik verwachtte dat het nooit zou stoppen.
Ik wilde dat, maar de wind viel plotseling stil en gaf loze leegte.
Zinloos speelgoed bleef achter.
Het was te laat om daarover te gaan klagen.
Ik sprak alleen over nevel in die tijd. Nevel en toeverlaat.
Net zolang tot ik nieuwe tuinen vond. Daar was ander licht.

Stokje

Oude weg, 2015-1986, bewerkte foto

2015_1986_onderweg_bf

Vreemd voorval

Ik wil je een verhaal vertellen over een heel groot wonder, maar
ik ben helaas vergeten waar het eigenlijk over ging. Heel vaag
weet ik dat ik iets vond bij een bron met schoon en helder water,
maar toen ik ging zitten schrijven was alles weer weg. Sneu.
Wat moet je dan? Opgaan in het gekwinkeleer van vogels?
Misschien ging het verhaal over een adellijke dame, een freule.
Haar brandende wangen, haar koortsige ogen, haar gesprongen lip,
alles stond te strak. Er was geen zachtheid aan haar trekken.
In het uur van haar grootste glorie was ze zo teleurgesteld dat haar
spraak was weggevallen. Vanuit de schaduw belaagden nare ogen-
blikken haar. Pas als de nacht was gevallen had ze eindelijk rust.
In het donker kon je haar beschadigingen nog steeds goed zien,
uit haar diepe wonden straalde een wit licht. Zij was haar eigen
sterrenhemel geworden. Het leek alsof ze zichzelf van binnen en
van buiten kon belichten.
Je zult begrijpen dat ze opviel, de aandacht trok.
Gedreven door een onweerstaanbare emotie viel de menigte vaak
voor haar op de knieën en keek in extase naar de roerloze freule.
Men dacht dat ze een vreemde god, die blij in het leven kon zien, was.
Als de nacht voorbij was kon je op die waterplek niets meer te zien
van die nachtelijke verschijning. Wel was het gemarkeerd met een
kleine, donkere bloedvlek.
In de volksmond noemde men deze plek later de Freulevijver.
De freule verschijnt helaas niet meer, Staatsbosbeheer heeft er een
stokje voor gestoken. Zij houden niet zo van occulte drukte.

Sputters

Verbindingen, 1998, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Fase

’s Middags gaat ze uit wandelen met haar witte haar.
De hond volgt haar stil. In haar hoofd loopt een gedicht, ze draagt
zichzelf voor. De staart van de hond raakt haar arm.
Dan ziet ze ons en wil terug. Ons stadsgezicht is te klein.
Thuis wil ze voelen hoe het linnen trilt. Ze hoort haar moeders stem.
Onveranderbaar slijt deze dag zijn weg.
De hond jankt zacht, zijn poten schudden. Hij droomt hard op.
Vandaag is het vandaag en toch gaan we vooruit. We leven op een
eiland met alle tijd. Ze staat naast de hond en praat met liefde naar
de dingen. Noemt het spreeksel of sputters.
Eén van haar werken heet Alleen. Het laat een gelukkige tijd zien,
het maakt haar vrij. Niet meer hollen. Alle academie flensjes zijn in
de fles gedaan. Grappige elementen nemen nu de overhand.
Dat het niet in goede aarde viel bij de organisatoren stoort haar niet.
Ze voelt zich juist goed en heel sterk. Onafhankelijk.
Ze voelde zich eindelijk positief alleen.

Stilstand

Luisteren, 2013, boek 109, pagina 87

x.2013_b109_p87_luisteren_k

Sprekend

Iemand: Je bent juichend binnengehaald als een groot talent en
toch ben je niet dankbaar.
Jij: Ja, dat is immers de dood in de pot. Bij schrijvers is dat een
bekend verschijnsel: als het debuut heel goed is, wordt onder de
last daarvan vaak nooit meer iets goeds gemaakt.
Ik heb er ook moeite mee, maar ben er nu overheen. Je moet
jezelf nooit onder druk zetten om iets moois te produceren. Zoeken,
zoeken en nog eens zoeken is genoeg. Jezelf opzoeken is al moeilijk
genoeg. Zoeken naar een manier van doorgaan is ruim voldoende.
Vinden komt pas daarna.
Waar sta ik, wat wil ik?
Steeds duidelijker weet ik wat ik niet wil. Ik wil niet op krakkemikkige
wijze mezelf imiteren. Zodra seriewerk zijn intrede doet kan je er de
donder opzeggen dat de commercie zijn intrede doet. Produceren in
economische zin is ook de dood in pot. Je moet dat altijd bestrijden.
Iemand: Strijden tegen wat?
Jij: tegen jezelf. Ik voer oorlog tegen de serie (jij lacht).
Overigens hangt alles samen met de tijd.
Ondanks het feit dat de schijn tegenspreekt, denk ik dat er vaak
sprake is van stilstand. Veel vaker dan je denkt of wenst.

Natuur

Go Back, 2013, boek 109, pagina 90

x.2013_b109_p90_go back_k

Morgenrood

Dit is helder: het rood, de letters, de boodschap in een wegtrekkend
landschap. Dit is het eerste licht, als de vroege vogel het deksel heeft
opgetild.
Dit is slecht gezien: het vers gelogen landschap stinkt, de voeten
branden nog na. Hier woon je dan al ben je hier niet geboren. Zo
word je een onzichtbaar beeld in schroeiende tranen. Zo komt hier
de zon op en verwarmt ons hoofd, ons huis. De zon komt hier op
om zo ook weer onder te gaan en dan is alles ooit geweest. Er is
iemand langs geweest, die zijn hoofd heeft meegenomen. Een rim-
pelloos spiegelglad landschap bleef achter.
De wereld heeft zich voortgestuwd en is uitgelopen in de rug van de
tijd. Je zou graag in een schommelstoel lang blijven kijken naar de
eindeloze, verre horizon.
De zon wil wel meer licht, maar wordt tenslotte silhouet.
Je stoel is omgevallen.
De persoon is gesprongen, het raam stond open.

Gave

Ondergang, 2014, computertekening

2014_ondergang_ct

Werk

Wat een schilderij is is bekend: een plat vlak waarop vormen en
kleuren zijn geordend. Dus hoe eenvoudig is het en hoe raadsel-
achtig het tegelijk is, want zodra  er een kleur of vorm op dat platte
vlak wordt aangebracht is diezelfde platheid al aangetast(idee).
Even lijkt het of het lege doek alles mogelijk maakt. Als de eerste
lijn of stip verschijnt is de betovering weg. Het veld is niet meer vrij.
Er is iets ontstaan (zinsbegoocheling).
Het is een spel waar je veel plezier aan kan beleven.
Op die manier kan je jezelf in slaap schilderen (vermoeidheid).
Een andere keer vang je de wind, die schopte je schoenen uit (last).
Meestal zoek ik de as die me draait.
Dan blijkt er helemaal geen as te zijn.
En onderweg naar een tafeltje blijkt er geen tafeltje te zijn, zelfs geen
zaal die haar begrenst (tijdsbepaling).
Tot slot vind je niet meer dan een koud gedicht.
Het is het einde der dingen. Je verwacht het niet (droom).
Of het nu hier ligt of op een andere plaats, je ziet dat de hoorn van
de haak is (contact).
Je krijgt koppijn (gave).

Geboorte

Bloem, 2015, computertekening

2015_bloem_ct

Zwangerrood

het donker versprak zich
onthulde een geheim
woorden zijn niet altijd vrienden
de bedoeling was goed
het mandje van mijn moeder
werd zo rood als een cyclaam

het donker versprak zich
daarna nog vele malen
het was niet alleen
en onthalsde waaghalzen
onder de klerenvacht
bloeide een drachtige cyclaam

het donker versprak zich
fluisterde adembenemend
het donker in haar gilde
tot in het uiterste oor
ik stilde, schrok
werd zo rood als een cyclaam