Water

De zee, 2015. computertekening

2015_de zee neemt_ct

Donkere tijden

De lucht spiegelt graag in de zee: zeespiegeling.
Vooruit dan maar:
Een wrede zee doet me altijd terugdenken aan een duister voorval
in mijn leven. De zee raakte me hevig, ik verloor bijna mijn zijn, niet
mijn verstand.
De woeste zee was letterlijk aantrekkelijk, trok me diep naar beneden
ergens in de negentiger jaren van de vorige eeuw. Ik zag alle hoeken
en gaten van het zoute water, botste de harde bodem.
Op zich is het goed om dieper te gaan dan je veilig wilt, maar dit was
wel wat overdreven diep. Bovendien:mijn bestemming lag ergens
anders. Niet op de bodem van die ziedende zee.
Als je slecht verdrinkt, verdrink dan niet was mijn idee en dat hielp,
ik kwam aan wal met een doof lichaam, had pijn. Ik voelde me zwaar
besodemieterd: het water hoorde mijn vriend te zijn!

Doorgaans geef ik mezelf de schuld van talloze smakeloze invallen. Dit
was er ook eentje. Ik had beter naar mezelf moeten luisteren en dus
niet avontuurlijk in die wilde zee gaan. Een mens kan het nooit winnen
van het watergeweld weet ik nu.
Dus alle torenkraaien vlogen op dat moment gelukkig ergens anders
heen. Het was een dwaalspoor geweest die hen eerst had gelokt. Ik
ging gewoon door met wat langer te leven.
Af en toe blaffen die herinneringen nog wild. Waarschijnlijk werd
mijn haar sneller witter toen. Mijn weerklank is verdubbeld. De waaier
van de geschiedenis staat wagenwijd open.
En de lucht? Die likt de wonden in de vijver, die andere plas.

Maagd

Pensionado, 2011, tekening, A4

2011_pensionado_A4k

Vrije droom

Vrijheid hoeft niet iets te zijn. Vrijheid is een open vlek.
Dat voelde ik op een feest in Italië; ik heb gezien dat de schedel
bijna van de romp afviel, puur uit genoegen. Ik zag dat er een
constante stroom uit ellebogen kwam. Je kon er met gemak een
heel dorp mee verlichten. Dankzij die uitzinnige mensen voelde ik
mijn vrije vrijheid en botte ik uit uit puur genoegen.
In mijn mooiste Italiaans zei ik inhoudelijk zoiets als:
geef de gebroken stem meer lucht, geef het gebroken oog meer
zicht (Dare la voce rotta più aria, danno occhio fratturato più
vista)
Men was diep onder de indruk, het klonk heel wijs, veel meer als
ikzelf ooit kon zijn. Eigenlijk vond ik het licht overdreven en ook
wat aanstellerig. Toch deed ik het.
Zelf bleef ik meer een half tevreden buitenlander, die half dronken
de vrijheid had hervonden en gekscherende dingen zei. Dus echt
niet veel bijzonders. Ik moest de echte dingen nog meemaken voelde
ik, ik was nog maagd.
Maar goed, zo’n belachelijk onderonsje deed me toch goed.
Een poosje later bleek dit een vrije droom te zijn. Alles ging over
mijn pensioen bleek later.
Ook goed.

Hanger

What in it for me mate?, 2015, boek 113, pagina 54

2015_what is in for me_b113_p54k

Warm leven

Het is de aarde die drijft en rolt door mensenhanden.
De aarde is een volle kermis, een vibrerende kabaalhal.
De meute en de massa loopt graag in het badende licht van de
kleurige schijnwerpers. Het elektronisch kapitaal doet de rest.
Zelfs de mensen van hoger niveau verliezen even hun hoofd en
kopen onverwacht de zachtste kaneelstok.
En dan de conversatie: die kletst, die zwetst!
Je kan het stadse geneuzel dwars door een dikke deur horen.
De nieuwe bezetters rekken zich wellustig uit, maken van ieder
plein een stapelplaats.
De successievelijke kluwen van het reële krijgt een zwaar toeval.
Draag meer vuur aan!
Draag meer water aan!
We zullen branden of verdrinken! Waar ben ik?
Dit schreef mijn onverbiddelijke hand, die zich even dronken aan
de wereldrand verdrong.
De volgende dag was alles heel anders: ik voelde me als een kale
kleerhanger: nutteloos en wachtend op nieuwe ballast.

Kadonk

Bezoeker, 2013, boek 108, pagina 78

2013_b108_p78_bezoeker_k

Plotselinge inkeer

Je leeft hier en ook daar.
Je bent te ellendig om te lachen en je betaalt daardoor te weinig
lucht. Dat zou anders moeten.
Je moet warm worden gewreven door eigen taal. Het geeft niet
hoe je dat flikflooit, als je het maar doet. Dan rijdt die andere idioot
in je vanzelf wel weg op zijn kreupele ezel.
Het moet heerlijk zijn in rijkdom of weelde je mond te spoelen.
Dan zijn de vervelende ogenblikken totaal uitverkocht en spatten de
beelden op als hangende spatlappen voor het gesproken woord.
Je bent in één klap avant-gardistisch.
Je richt je weer tot de wereld zonder op te houden, zonder je in te
houden. Het onophoudelijk opdoffen stopt goddank vanzelf omdat
het volslagen nutteloos is.
Zoiets kan je veilig als kaderpoëet voelen of bedenken.
Het moet je blij maken, omdat je uit je steriele lade bent gekropen.
Nu heb je een winnend paard onder je reet.
Jippie-jee en diddel-ie-doe…
kadonk-kadonk-kadonk…vort en aan de kant!
Je leeft weer verder hier en zeker daar.

Tevreden

De tuin, 2014-2015, computertekening

2014-15_de tuin_ct

Groene ruimte

Hij is binnengeslopen en drupt nog wat na. Bij de eerste aanblik
schrikt hij van al het licht en schaduw. Deze tuin is berg en dal
tegelijk. Heel vreemd. Eigenlijk weet je dan niet waar je bent, er
is iets te veel groen. Je hoofd kan niet meer stil zijn. Je loopt in
het eindeloze op een verdwijnend pad. Je breekt je richtingloze
benen bijna. Alle nieuwsgierigheid verdrijft de weerzin.
Deze tuin is dicht gesmeerd met hoop en verwachting. Hier knaagt
geen enkel gat. Hier speelt de tijd. Je voelt je er thuis. Het geurt
ook nog eens heel aangenaam.
Je kan nu niet anders dan knipogen naar deze schoonheid en spinnen
van tevredenheid.

Zinloos

Vreemde boon, 2015, computertekening

2015_vreemde boon_ct

Ergernis

Als allereerste nemen wij afscheid van de groene boomtoppen.
Als de vleugels het laatste uit de lucht verzamelen en wij varen in
de beschutting van onze jeugd, dan draaien we als de dood aan
het kompas in ons hart.
Waarom bedenk ik dit nu? Wat wilde ik zeggen? Ben ik jaloers?
Ik denk dat ik wat duizelig werd van de vingerafdrukken van het
licht. Zo werd ik een tiran van de herinnerde klok.

Kijk, de hemel likt zijn wonden graag in de vijver.
Sterren reserveren de nacht voor hun theater, de bergpas gaat de
maan tegemoet…..
Maar wat moet ik met die wetenschap?
Als ik weet dat de zon haar oogverblindend scherm kan trekken,
wat moet ik dan nog? Alles is daarna blind, verlies, niks, nada.
Ik ben een bewegende vreemdeling op een kale weg. Meer niet.
Nu is het wel zo dat iedere brug een gat in de lucht springt en dat
bouwterreinen verdampen door het zinderend bouwlicht, maar dat
maakt alles niet echt gemakkelijker. Dan begint het pas!
De taaie taalkwaal van een volwassene wappert jammerlijk op de
blindheid van de jeugd. Op de hoogte van de jaren, bij het eindpunt
van je vader, loop je met grote passen door de velden van je voort-
hobbelend verleden.
Daar kan ik me dus vreselijk aan ergeren.
Waarom doe ik dat? Het is zinloos.

Dromen

Gezakte man, 2015, computertekening

2015_gezakte maan_ct

Overleven

Een koud kind kon mooi dichten.
Hij had het over zijn hoofd als een krakend ei. Dat hoofd werd be-
zocht door hemelse goedheid. Een bovenluchtstem fluisterde hem
veel moois in.
Hoe kon hij dan toch zo kil zijn, vraag je je misschien af?
We hoorden niets van hem. Dat lag aan de ouders, uiteraard. Die
hadden geen idee van liefde en troost lag dus ook op sterven.
Op die eenzelvige manier verveelde hij zich niet. Hij was grotkoning
in eigen heelal. Liet de maan zakken op bevel. Zoals blinden in het
licht aftasten, zo graasde hij alle woorden af en kwam op die manier
heel veel verder dan alleen maar het kabbelende blablabla.
De meeste gedichten gingen over zijn zere hoofd. Heel overdreven
sprak hij van een wind die zijn ogen verfde. Ook gaf hij zijn hoofd
graag over aan de grote verre wolken. In die oneindige wolken zat
al het gemiste moois, plus een aantal zonzieke poezen.
Terwijl zijn ouders kei en kiezel slikten als krenten, proefde hij zijn
zachtste bleke kruisbessen en viel hij ’s avonds in zijn zacht bedje
van terloops.
Dromen vervolgden. Het leven bleef mooi.

Iederdier

The Plain Truth, 1987, solo expositie Voorheen Schoolholm, Groningen (uitgekraste kalk op raam)

 

1987_the plain truth groningen1987_p.t

Rondom de vensterbank

Ziehier een dolfijn. Ziehier een verlaten ziel, een iederdier.
Het zeldzaam goede van dit moment blijft onopgemerkt, ondanks
mijn zicht hierop.
Wat hier gebeurt is duurzaam en raakt nooit uitgedoofd.
Misschien is het vrij staren in de verte wel het mooiste nul-moment
van je leven. Misschien is dat het moment dat je hersens zich gaan
hergroeperen, er was even tijd, alles wat niet meer van toepassing is
wordt verwijderd. Niet definitief, dat zou zonde zijn, maar ergens
diep, ver weggestopt voor nog bangere dagen.
Deze dolfijn heeft even geen wolfshonger, zij strijkt haar gladde
lichaam glibbersoepel. Een miezerig bootje voert al haar gedachten
weg in een wellustige, woeste oceaan. Dolfijnen kunnen fijndenken.
De vlezige kleur van de hemel maakt alvast de nomade van de
liefde wakker.
Ik ben hier een starende man en getuige van het onverholene.
Later zal ik er over vertellen. Niet nu. Mijn stem is nog niet levend.
Nu blijft nog even nu.
Of was het toch al toen geworden?

Herinnering

Familiegeheim, 2005, boek 87, pagina 55

2005_b87_familiegeheim_p55

Egovriend

Ik weet niet waar mijn huis en tafel volgend jaar staat om deze tijd.
En dat is maar goed ook, zo blijft het leven vol verrassing zitten en
kraait de haan niet naar zijn doos vol treurnis.
Liever laat ik de wakkere knuppel waaien in het hoenderhok.
Het dak en de muren stromen vanzelf een keertje weg om ergens
anders weer met veel beringde handen iets nieuws op te bouwen.
Soms word ik in mijn oude ik opgeblazen wakker uit een droom van
de laatste zware loodsen. Ik tril dan nog een kwartiertje na en dan
weet ik niets meer van die dromen, dan doe ik mijn andere ik.
Ik herinner mij de liefde, de getekende gevechten, de eenzaamheid.
Het is verleden, sissende bloemen gingen groeien. Op mijn bevel
rijd ik verder. Ik jaag naar nieuwe letters voor mijn verhaal. Doop
me in vrije muziek. Overal stroomt mijn oog en oor. Laat nu de zomerse
lavendel maar geuren!
Ik zal de kracht van water en aarde zo goed mogelijk doorstaan.
Voor aangeschoten wieken is nu geen plaats.
Luister: ik heb honger!
Hier gaat gaat het tenslotte om: eten om niet gegeten te worden.

Nacht

Der Mahler, 1984, acryl, 40 x 60 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Kleine man

Hij weet het zeker deze keer, hij is zijn eigen reus. Hij kan een rots
als pap met één hand doen splijten.
Met die stemming gaat hij eigenmachtig op stap. De buurvrouw van
boven kijkt hem hoofdschuddend vanuit een raam na.
En als hij dan tot slot zijn vaste kroeg heeft herontdekt klont hij aan
de bar vast, terwijl hij van zijn eigen schaduw geeuwt.
Hoezo oude reus? Hij is een nachtman.
Zo de boter in een warme pan smelt, zo zal men blijven praten tot
de kroegbaas de bel luid voor het rode licht, terwijl de muziek
nog maar net in het brein zit.
Het alarm komt boven de harde muziek hard aan. Ineens wordt de
wereld zo zwart als de pit van een net uitgeblazen kaars. Het volk
loopt op vers gesneden pantoffels weg. De reus valt tijdelijk neer en
lijkt nu meer op een weke, slappe knaap, naakt als proppen natte
watten.
Hij had net iets te veel geoefend in zijn veelvoud.
De verstilde sfeer wordt even niet meer door hem aangeblazen.
Hij is zijn eigen horizontale grondtoon geworden.
Het is lang nacht.