OVER

Geschreven artikelen over/van Jan de Bruin


1997: NvhN / expositie Tabula Rasa: Jan de Bruin tekent en schildert een woud vol raadselen

Het witte doek (1997)Jan de Bruin zou je de Groninger Sigmar Polke kunnen noemen. Of de Groninger Penck, Clemente of Cucchi. Arte chifra, daar doet het aan denken. En ook komen tekeningen van John van ’t Slot in de herinnering. Maar dan zonder effectbejag, veel intenser en persoonlijker dan bij de publiciteitsgerichte Italianen.

De Bruin zelf noemt René Daniëls als bron voor zijn nieuwe serie schilderijen en tekeningen die bij de stad-Groninger Galerie Katuin worden geëxposeerd.

Op de Galery Art Show in de Martinihal is in stand 9 tot en met morgen eveneens werk van hem te zien. Daarop openbaren zich neo-expressionistische visioenen, vergezichten, vol symbolische attributen en betekenisvolle associaties, in en primitieve, directe tekenstijl. Want waarom zou je tijd verloren laten gaan met alles minutieus vorm te geven? Die persoonlijke stijl combineert hij met citaten uit de kunsthistorie waaraan te zien valt dat Jan de Bruin het klassieke vak uitstekend beheerst.

Hoewel De Bruin nogal wars is van verklaringen en uitleg over wat zijn taferelen eigenlijk voorstellen — dat heeft hij met Daniëls gemeen —, wil hij er best iets over kwijt.
“Het is meer zo dat ik bang ben om met teveel uitleg de spontane associaties van de kijker verstoor. Ik ben juist altijd heel nieuwsgierig naar wat anderen ondergaan als ze mijn werk zien”.
Jan de Bruins werk in gemengde techniek is een woud vol raadselen, waarbij je niet altijd zeker weet of de titels wegwijzers zijn of pure ironie, bedoelt om de kijker nog verder het doolhof in te sturen.
“Ik houd wel van een grapje” zegt hij, “van woord- en beeldspelletjes”. Maar hij geeft toe dat de serieuze toon vaak overheerst. Te serieus misschien, vraagt hij zich af, al jaren geconfronteerd met een matige verkoop van zijn werk.
“Ben ik misschien te persoonlijk?”

Het is waar, het is geen oeuvre dat de lachlust wekt. Het gaat over relaties tussen mensen, over trouw en aanhankelijkheid. Meer voelbaar dan zichtbaar is een zweem van melancholie. Onder en achter al die weerkerende attributen zoals cipressen, hondjes en strikjes (“die strikjes heb ik aan Daniëls ontleend”, zegt hij), heersen eenzaamheid en verlies en vormt het thema ‘leven en dood’ opnieuw de rode draad in zijn werk. Dan lijken de cipressen te ruisen en de opzittende hondjes te huilen.

Jan de bruin knikt. “Ja ja, dat kan wel kloppen. De hond ben ik eigenlijk zelf”. Opzittend en pootjes gevend, verlangend kijken naar de maan. Maar ook los van het vermoedbare, ontroering wekkende betekenissen, gaat het om een krachtig, expressief oeuvre, waarbij de kleine tekeningen vaak krachtiger zijn dan de meer monumentale formaten en schilderijen die overigens vooral op afstand gezien prachtig zijn.

Jan de bruin is een kunstenaar die volstrekt trouw is aan zichzelf, met het gevolg dat zijn kunstenaarschap bepaald geen vetpot is. “Maar zonder schilderen zou ik niet kunnen bestaan” zegt hij. Slechte of goede tijden, zijn bronnen raken nooit opgedroogd. Gestaag werkt hij door, gestuurd, gedwongen, door de beelden in zijn hoofd. “Een constante stroom”, legt hij uit.

De onherbergzaamheid van de mensenwereld krijgt daarbij net zo goed vorm als de poëzie van het leven. Die laatste komt aan bod in enkele schitterende kleine tekeningen. Zoals Warm gevoel en Music.

Eric Bos, 1997