Maria, 2012, computertekening
Blauwe droom
Lelijk is dat, zo’n nare droom.
Niemand zag wie ik was, niemand herkende mij. Ik was zoiets als wind geworden.
Wat moet je daarmee?
Toen ik geboren werd, ooit en toen, was de maan daarbij. Daarom ben ik zo graag
een avondmens. En als de avond om is, verheug ik me alvast op mijn dromen.
De zon verbleekt mijn werklust, ze maakt me buitengewoon sloom en alles duurt
dan veel te lang.
Overdag en ondertussen bespeelt mijn familie de gigant-harp van cactussen. Men
kijkt jaloers naar mijn grote hart. Ze lijken zichzelf op te willen blazen, terwijl zij wel
degelijk tussen het zelfde spek zijn verwekt. In diezelfde grote verdoemkamer, waar
de ramen stijf staan door de harde zonnestralen, wrong ik mijn bloem eens vermoeid
in een liefdesgedicht, een soort minnebrief aan Maria…
lieve Maria
wat leren woorden ons?
er zal altijd genegenheid zijn
kronkelend in een open wond
er zal altijd liefde zijn
meer dan duizend lullige luizen
brutaal geef ik je een zoen
jij mag kiezen waar en hoeveel
hoezo en waarom is niet meer
wat leren woorden ons?
er zal romantiek zijn
zolang de sokjes slobberen
er zal altijd liefde zijn
in meer dan duizend meisjesschoenen
lieve Maria
jij bent mijn grabbelton
onze hoofden spraken
Mooi!