Beperkte dwaasheid, 2012, boek 101, pagina 55
Ver verleden
Hij kon goed wederzijds vergeten en zette vaak als een
hond de aanval in. Waar een weg zonder einde ophoudt
daar was hij te vinden. Daar ontvouwde hij het liefst zijn
waaier van geschiedenis, die dan weer snel dichtging als
een eenzaam lied.
Eerst schreeuwde hij ik ben terug tegen de torenkraaien en
die maakten dan de stadskaart zwarter door flink en lang-
durig hun vleugels uit te spreiden.
Neem je wel het hart van de winter mee, vulden de bron-
nen aan met hun vergulde pupillen (woorden worden in het
voorjaar wild geblaft, anders komen de oude herinneringen
niet meer boven en zonder die beelden is er geen levens-
vuur). Oh.
Ik laat mijn grijze haren voor gaan in de harde wind, neem
afslagen om afspraken te halen en zie onderweg de gelief-
den van vroeger en hun brieven in de wind rond wervelen.
Kijk, ik ben terug roep ik nog eens hard en weet dat het
weerzien altijd prettig is.
Ach, in de wereld is niet veel veranderd: vrouwen keren
zich om, gaan op in de nacht en uit de ochtend stappen de
mannen.