Gespuis

Zwartwerker, 2012, boek 101, pagina 52

Diep zwart

Er zijn misschien wel duizend slangenkoppen in hem geslo-
pen. Diep in zijn eigen paradijs maken ze daar al het gif
aan, goed voor een razende opperman.
Buiten bedekt hij zich met een grote zwarte lap en denkt nu
onzichtbaar te zijn. De enige die niets ziet is hijzelf. Hij is
een zwarte engel in een dun bos en niet zichzelf. In groot
zelfbeklag wil hij de hele dag rusten. Gewoon niks doen.
Dat lukt natuurlijk niet, de gifkoppen steken op, doen hun
beulsmaskers voor. Ze zeggen dat ze anatomische correcte
martelaren zijn. Met hun op kwaadheid beluste spieren wil-
len ze de wereld even een lesje gaan leren.
Dus haal ik mijn brug maar op, hef het hoofd een andere
kant op. Ik wil geen deelgenoot zijn van deze zwartwerker
met zijn guillotine-vingers.
Hoe men ook fluistert dat het misschien wel meevalt, ik ga
die duisternis niet in. Liever luister ik naar het geruis van
de geruchtmakende waterval. Dat eeuwig geluid haalt al
het stof uit mijn oor, zodat al het verlorene weer naar bin-
nen kan sluipen.
Nu nog even mijn tong aanvuren om al dat zwarte gespuis
weg te jagen.
Zo kan ik me vermaken en verbazen als de grootste dwaas
der dwazen. Gratis!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *