Mijmering

De rug, 2012, bewerkte foto

De schrik

Binnengeslopen, nog nadruipend van de eerste schrik, ver-
dween het licht tussen berg en schaduw. De dichtgesmeer-
de hoop bleef nieuwsgierig doen en lag flink aan elke erva-
ring te knagen.
Ze wist niet waar ze was, ze wist niet wie ze was.
Vroeger was er zoveel meer inzicht, uitzicht.
Nu had ze een oude mijmerkop gekregen. Haar hoofd leek
wel stil te staan. Zo stil als een doodlopende weg. Dan kan
je maar beter je rug naar de mensen gaan keren. Laat de
feestende hoeden maar wandelen!
Zoals de nacht naar haar methode iets groots presteert, zo
voelde zij zich droomdood. Haar levenslange dagdromen
waren goed opgesloten in een oneindig dik boek.
Misschien konden de wenende bomen nog wat verlichting
brengen. Aan de rand van de afgrond is wel vaker een soort
redding. Tenminste als je je dan eerst wat wazig verplaatst.
Bij algehele stilstand gebeurt er echt niets.
Pas toen zij de woede van het grijs tot op het bot voelde
kwam de verandering. Ze bedekte haar hoofd met grote
geurige bloemen, als late troost en zong zachtjes als een
kind dat vol liefde met zichzelf speelt. Gebrek aan beter is
meer dan een schrale troost.
Al gauw begon alles weer op te groenen en krijsten de
meeuwen schreeuwend blij. De hemelse dag was begonnen.
Uit het hart was gal gevallen in een gele brij. Lamme lende-
nen lagen verloren opgestapeld in een donkere hoek.
Ik zou er bijna zelf van gaan zingen, maar weet me te be-
heersen. Ik gun het haar, die verlossing.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *