Unravelled, 2012, boek 101, pagina 89
Party Alone
Alleen de rand van de tafel is versierd, dat moet genoeg zijn.
Het is beter niet terug te keren naar het oude jaar, naar
waar het puin van het verleden ligt. Als je teveel met ruwe
roestige sleutels in een oud slot knarsend draait zullen de dra-
gende muren het misschien begeven. Dat wil je niet op je ver-
jaardag beleven.
Dan maar aan de versierde rand gaan zitten in je eentje en
je door de drank bedwelmde ogen even oplichten om te zeg-
gen: ‘Wat is me dat?’
Niemand die antwoord geeft.
Zelfs geen schoorvoetende nieuwkomer. Hij laat zich niet
door jou bekeren. Jij jaagt iedereen je huis uit als ze de moed
hebben om binnen te komen.
Dus speel je vanavond vele spelletjes patience zonder morren
of jammerende zang. Je bent je eigen uitslovende mier, die al
te graag in chronische baden droomt. Je bent al blij met een
sterke zon en als de lokroep van de duif nog tussen de spin-
nenwebben na blijft ronken, dan is je dorst nog lang niet weg.
Nog even en je denkt aan meisjes als boerenkolen, die de ware
Jacob door het hek met de hand bedienen.
Onder het licht van dramatische lantaarnpalen denk je dat één
of andere jongedame een aria zingt uit vroeger tijden, terwijl
je juist niet aan vroeger wil denken.
Op dat moment verloopt het leven warmhartig als een mooi
lied en ben je pas de volgende ochtend ouder. Veel ouder.
Is dit nu een pantoffelvertelling?