Meditatie H, 2012, boek 102, pagina 40
Het vuur, de as
blinkende herfstbladeren
beschijnen oude bomen
koude rechte regen
plenst in de stuitersloot
deze rauwe regennacht
zal prachtpoëzie worden
vandaar
Zich het dichten tot een manier van leven maken is iets wat
haast ongemerkt gebeurd, zou je kunnen zeggen. Het bezorgt
de dichter een warm en goed gevoel. Hij hoeft zich niet te
schamen, woorden zijn geen onbetaalde rekeningen.
Alles wat hij ziet propt hij in zijn hersens, giet er misschien
een klein sausje over heen om het beter te kunnen onthouden.
In feite gaat hij zichzelf steeds wat hervormen. Het cultiveren
van karakter en emoties maken later de fraaiste momentopna-
mes, waar je je vrienden een groot plezier mee kunt doen.
In oudere culturen was het trouwens vrij vanzelfsprekend
dat iemand het dichten tot zijn manier van leven maakte.
Je sloot er hechte vriendschappen mee.
Als je voor een tijdje vertrok gaf je je vrienden gedichten ca-
deau en ontving later ook weer gedichten in dank. Zo was de
poëzie een prettige vorm van communicatie. Bovendien wist
je dan ook waar iemand mee bezig was door beschreven be-
schrijvingen. Het geschreven woord was wat waard. Het was
gemeend en geen tijdverdrijf.
Je deed je best om het gedicht onderweg in je hoofd te stam-
pen. Bij aankomst in de volgende stad moest je het dichten-
de werk verbranden. Het vuur en de as moest je iets nieuws
brengen. Zodoende wist men veel, men leefde niet vluchtig.
Als iemand uit het blote hoofd vijfentwintig gedichten kon
citeren steeg hij/zij enorm in aanzien.