Bungellucht

Bedacht werk, 2012, boek 102, pagina 48

Het hele maalt

Een jaar lang droom je over het doordringen tot je kern.
Kern wordt nog eens kerm door al je gejammer.
De ronddraaiende as is een kracht die je  wilt ontkennen.
Alsof je hier een wil in hebt, je kunt het niet eens ontkennen
door je eigen trage vuur.
Dus hang je logica maar ergens in de bungellucht, een paar
meter boven de grond is al voldoende. Daar kan de wind er
misschien nog mooi mee spelen.
Holos noemde je jezelf, maar er is geen enkel geheel te be-
kennen. Je hart hangt veel te vaak aan een koude spijker, is
daarom zo geremd. Als je niet oppast zal het snel gaan ver-
rotten of het is zomaar te grabbel voor iedereen.
Kijk, daar komt al een puntige snavel aan. Hij weet waar het
dodelijk is, gaat pikken, morst stukjes hart, jij beeft bang.
Zijn paar ogen hebben vanaf de eerste dag al diep in je vlees
gekeken.
Dit lijkt misschien op een levenloze scene van een lelijk mens,
een eindpunt is dichtbij, maar hoe zou je het vinden als ik je
verzegelde macht kan vinden. Je echte schoonheid, meer dan
een klodder wittigheid, zal er klaar voor zijn.
Dus kom gauw naar me toe. We zullen elkaars lijf strengelen.
Twee polen horen elkaar te wrijven, te groeien tot een plak
kristal.
Jouw te vinden is meer dan een vensterbank in de duisternis.
Onze rozentuinen zullen rood stralen op de zeekaart van de
middagslaap.

Eén gedachte over “Bungellucht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *