De spat, 2012, bewerkte foto
De schreeuw van de pauw is allang verdwenen. Het gillende
kind is gelukkig weg. De straat ligt er stil bij, afgesloten voor
rauwe geluiden. Verdrietige dieren weten dat de klinker van
drift au is.
Daar zit hij nu. De woestijn lijkt dichtbij of lost ook in het
niets op. Hij wrijft verlegen over zijn oasebuik. Twijfelt even
aan zichzelf om daarna zich als een rijpe dadel te voelen:
bruin, gezoet, goudgerand.
Dan is alles weer goed, hij staat op en gooit alle dwaze en
kleine wensen messcherp naar het oude doek. Oud doek,
oude koek, weg ermee! Wat vroeger is omdanst, omspeeld
is nu min of meer stemloos geworden. Het doet er niet meer
toe. Je voorvoelt allang een nieuwe weg. Het nieuwe woord
is omsfinxt, als ik een woord mag zeggen. Omsfinxt in para-
dijslucht. Zoiets. De ijskoude, maar jongensachtige, sneeuw-
witte snijtanden staan gulzig in zijn mond. Het hart van de
hete dadels smacht.
Dit luchtfietsen kan alleen als de maan door de lucht valt
met de kracht van het toeval of terloopse. Alles in een bui
van overmoed.
Nee, hij twijfelt niet meer, het andere beentje zwaait flink
voorwaarts. Alle angst is afgeknabbeld, afgeknaagd. Het
hart is zacht. De aanmoediging spuit uit volle dadelharten,
melkboezems stromen vol.
Hij is zijn eigen zalvende zalver, de woestijn is dood.
Beklijvend schrijven, ik hou het dus voorlopig met mijn bijlezen tot hier 🙂
D.A.: neem je tijd! voorlopig klinkt altijd hoopvol.
ondertussen schrijf ik beschrijvend door en ben
erg benieuwd wat er allemaal gaat ontstaan in
deze vreemde zomer.
J.