Nieuwe richting, 2012, boek 102, pagina 49
Zacht van binnen
Je bent wat je achterlaat, maar wat heb je er aan?
Dan kan je net zo goed zeggen dat het geheugen iets is dat
afwacht of dat een gebouw een straat is die zich omhoog
slingert.
Is dat mooi? Iets is op zijn mooist als het op weg naar af is.
Ieder einde heeft iets definitiefs. Het mooist van de stilte
daarna is dat alles weer als nieuw klinkt, dat heeft ook weer
wat.
Nog meer onzin:
Ik ken een vrouw die heel mooi witte rozen kan blozen. Dat
is op zich een hele kunst.
Ik ben erg op haar gesteld en fantaseer soms zelf zo ver dat
ik denk dat ik later, veel later, op haar sterfbed haar versteende
blik zal kussen, maar dit ter zijde al is het een goed idee.
Zij is een wonder der natuur (wat op zich alle vrouwen zijn) en
draagt jurkjes die elke vrouw nodig heeft. Ooit als kind zag ze
er heel anders uit, toen was ze meer een verkruimeld koekje,
niemand zag haar staan. Men was te veel bezig met de klinken-
de ikken. Maar in de stilte tussen de dagen werd ze een prach-
tige vrouw, mooi tot ver in de mond. Bij haar dacht ik vaak:
alles kan, maar niet tegelijk. Later hoorde ik dat dat eigenlijk
niets bijzonders was, het was alom bekend.
Maar goed, wat zij wel kon en een ander niet was de angst
door midden snijden. Het bloedde nooit, wat behalve prettig
ook heel handig was. Daarna kon je het gevoel ontbloten.
Dan moet je uitkijken! Sommige mensen eten dan hun hart op
van heimwee.
Ik ben meer een man van de gemompelde onzin, zacht van
binnen of iemand die een slotzin van vier bladzijden schrijft, als
een uitgesteld orgasme.