Fietsvrouw

Vuile zomer, 2012, computertekening

Droomweek

Aan het eind van zijn werk is er de vermoeide werker.
Hij houdt zijn ogen gesloten en droomt dat hij zijn ogen ge-
sloten houdt en droomt. Om hem heen strekt zich een dor
grasveld uit. Hij ligt op het koude grasveld en hij droomt.
Voor hem passeert een vrouw die zingt. Haar haren zijn zo
zwart dat je het niet gelooft. En dan die ogen, ook al zo
zwart. Haar gezicht lijkt daardoor bleek. Hij vraagt zich af
of ze overal zo bleek zal zijn. Zij passeert en zingt.
Dromen is werken.
En hij houdt zijn ogen gesloten, droomt verder. Zijn mond
hangt half open. Het grasveld wordt nat.
De menigte applaudisseert. Zijn lichaam kromt zich. Hij
droomt aandachtig, begrijpt het niet. Hij moet aandachtig
blijven, want elke fout wordt hem aangerekend. Hij kan ter
verantwoording worden geroepen.
Op dat moment wordt de man wakker.
Hij ligt in de schaduw van degene wiens schaduw hij is en
kijkt zichzelf diep in de ogen. Begint te wiebelen met zijn
hoofd. De gene die achter hem staat, wiens schaduw hij kent,
ondersteunt zijn rug. Het voelt stevig, aangenaam.
Hij rookt een sigaret. Om hem heen ligt de lege weide.
Een zuchtje wind brengt zijn hoofd opnieuw aan het wiebelen.
Tenslotte neemt de droom het weer over.
Er fietst een vrouw voorbij, zij zingt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *