Blue work, 2012, bewerkte foto
Je ruimte is nooit groot genoeg
Omdat ik helemaal wit ben zet de meester vijf vlekken op
mijn huid. Hij verft mijn handen blauw. Dan valt het minder
op dat ik me niet thuis voel, zei hij er bij. Nou ja!
Zonder kleuren kan niemand kukeleku kraaien, maar met vijf
kleuren komen we een heel hihaho eind. En totaal ingekleurd
is het helemaal lachen en zijn we goedgoedgoed geraakt.
Het allerliefst ben ik een groot vlak. Groter dan een mens is
alles echt goed.
Laat de kunstenaar zijn hoofd maar lekker breken, ik ben er
klaar voor. Tot zijn dienst. Mijn maker mag mij gepaste pen-
seelpootjes geven.
De schilder, hopelijk genadeloos, schildert met vastberaden,
ferme toets. Niet van dat voorzichtige, dat kriebelt.
Toch moet hij wel degelijk oppassen. Hoeveel giftig cadmium
kan ik verdragen?
Hoe dan ook, de schilder moet een scheel beest zijn, die
dwars door het doek kan zien. Voor dat het werk geschilderd
is heeft hij het al gezien. De rode schellen moeten daarbij
spontaan uit zijn mond vallen. Dat is zijn reclame.
Zijn uithangbord zal de stad troosten.
En later liggen op de werktafel de uitgeknepen tubes als
achtergebleven, stijf opgerolde murmelmummies.
Tip van de kunstenaar:
Als je hoofd niet van goud is laat het gelijk door de mand
vallen.
Houdt je bron schoon voor later, iedere verzwegen schade
blijkt immers een moordkuil van het onbewaakte.
Schudt dus de kleuren van het radeloze als een wiewaworm
van je af.
Zo maakt men een schoon schilderij.
In het kiekeboemuseum zie je later vanzelf je fraaie resultaat.