Keuzekop, 2012, bewerkte foto
Halve gare
Doorgaans geef ik mezelf de schuld voor mijn smakeloze
vruchten. Anderen mogen wel zeggen dat ze iets mooi of
fraai vinden, zelf doe ik dat niet graag. Maar toen iemand
mij vals beschuldigde van een houten kop, sloegen alle
stoppen door.
Ik voelde het lot in mijn handpalm gutsen. Onder de een-
zame mannenlamp krijgen dingen vaak een dubbele scha-
duw. Een schaduw die je bovendien ook nog steeds in wil
halen. Als student schreef ik daar al een gedicht over en
noemde het Paranoya.
Ik zal je de puberale heethoofdigheid van die tijd maar
besparen, maar het ging over een zeer nerveuze fietser
die zichzelf steeds maar inhaalt. Later blijkt hij gewoon
in de nacht onder de lantaarnpalen door te fietsen, die
hem die schaduwbeelden gaven (iets wat ik zelf als stu-
dent in het holst van de nacht, na mijn nachtwerk, vaak
beleefde).
Hoe dan ook, vanaf mijn kinderjaren zag ik iedereen op
hun rug. De logica daarvan ontging me totaal. Nu nog.
Mijn vader zei dat dat over vaderschap ging. Hij riep mij
op tot zoonschap. Ik moest hem volgen, maar deed het
niet. Liever keek ik naar een oude eik. Die bewaart ten
slotte alle winden en stiltes als een goed bewaard geheim.
Kijk, de meeste mensen vergeten boom tot boom. Een
weg zonder einde houdt dan niet op. Dan moet ik weer
komen met mijn gouden sleuteltje, anders gaat er geen
enkele deur open. Ik ontvouw nu eenmaal de geschiedenis,
tot voorkort nog een dicht, eenzaam lied.
Als leidsman loop ik recht naar voren en sla de vonken uit
de sneeuw. Mijn dubbele weerklank antwoordt in jouw
plaats, terwijl de donkere nacht tegen de wind in vaart.
Boomwortels krijgen mijn stroom, in je boomgaard wordt
het licht.
Aldus een halve gare.