Genot

Vlinderlikken, 2012, boek 103, pagina 7

Tijdgeest

De weelde van de koele razernij dreef bedachtzame mensen
dichter bij elkaar. Zij toosten op de harde macht. Eigenlijk
was hier sprake van gespeelde emotie. Het rondvliegend
spektakel van dialoog en spetters deed heel wat stof op-
waaien.
Tot ver in de portiek vochten ze hun schaduwgevechten uit.
Het publiek keek toe, genotzuchtigen tellen voor twee.
Het grote vlinderlikken was begonnen.
Men gunde elkaar het licht niet in de ogen. Op zijn hoogst
misschien wat weinig licht, als het moest. Als dobbelstenen
in de duisternis werden plannen steeds herschikt of omge-
gooid. Je zou er uitslag van kunnen krijgen als zenuwlijder.
Sommigen vergeleken een bepaald persoon met een van
insecten bezeten sneeuwvlokje, die op alle wanden van de
wereld nieuwe Eskimo’s weigerde en vervloekte.
Dat was niet erg fraai, maar wel vermakelijk. De persoon had
het er dan ook naar gemaakt, hij had zijn grenzen moeten
weten.
Nu is het zo dat alles er binnen anders uitziet dan buiten. Het
doornen doolhof van de regering is daar een voorbeeld van.
Zij lopen tegen beter weten in nog met gemak op drijfijs. Waar
een ander kruipend op uitglijdt verdraaien zij Gods hand met
kinderlijk gemak.
De licht bevonden schapen laten heel het land branden.
Zij kunnen en willen niet anders.
Zij leggen uit dat ze vuurvaste handen hebben.
Zij kunnen mist in wijn veranderen.

De herder denkt:
Een ondoordringbaar woud bestaat uit veel schaduw en veel
hout dat vlug ontvlamt. Het verdrijft de zwijnen naar alle
kanten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *