Diagonaal stel, 2012, tekening/schets, A4
Vastigheid
Klauterend klampen ze zich vast aan elkaar. De gloed gloeit
in de ogen. Ze zuigen het vocht en het zout uit de lucht. Nu
is het tijd om het heerlijke leven te bezingen. Ze zijn in
priemende bloei. Sterren regenen straks uit hun kelen. De
wriemelende dood kan heel lang wachten.
Ze voelen zich veertien, maar zijn het niet. Tenminste niet
beide. De genegenheid verslikt zich bijna in vastigheid. Hun
hoofden zijn niet van klei of leem, zij kneden kwetter. Er is
sprake van romantiek. Er zal altijd romantiek zijn.
Als je veertien bent slobberen de sokjes in je schoenen, dan
trippel je over het grote mensentoneel of oefen je de eerste
zoen op een spiegel. Narcis is hard. Misschien moet je onver-
hoeds bloeden. Onverhoeds hoort bij veertien.
Je vader kan lief voor je zijn. Hij is een grabbelton vol ver-
kruimelde woorden. Vogels gaan verschrikt in de lucht, zij
hebben hun buik vol van die man.
Dromen gaan rollen tussen de vingers. Het is stuifmeeltijd.
Je wang kan gaan kneuzen als je even niet oplet. Engelen
veranderen in schadelijke stof. Gemaakt om te voelen von-
den ze het vuur. Engelen zijn handig, het gaat kriskras en
ineens is de zomerse ridder koud.
Je staat rustig op en bindt je haar weer vast. Daarna leg
je gezicht omlaag op de kam. Je neuriet de muziek van een
gefloten zon. Je bent niet meer boos en ineens twintig.