Herfst

Hannah/hand/hoofd, 2012, computertekening

Leegte

Alles is hier verheerlijkt tot aan het einde van de wereld.
Mio cara Italia.
De stilte van de vlammende cipressen, de zoet geur van ole-
anders, de volle ademtochten van de taal, de trekkende zee.
Ik kan niet slapen. Mijn koortsige ogen zien te veel, zijn niet
kortzichtig. Er is zoveel, zo dichtbij.
Ik betast mijn eigen stuiptrekking, mijn onwillige linkerbeen.
Alles wijst op onweer. Nog even en de bliksem schiet uit dat
been. Ik zal misschien afbranden.
De nacht komt er aan, in het spoor van de ritselende huivering.
Ik zie, voel naakte armen. Ben gevoelig. Veeg mijn mond af
met de schouder van iemand anders terwijl ik alleen ben. Dat is
het hart van de herfst. Dat is het lot. Dat is niet erg.
Kaarsrecht zit ik, het bed is mijn grond. Jij naast mij, verwar-
mend, ik naast jou, brandend. Mijn handen voelen discreet
vastgenaaid. De beide ikken zijn jonge sparren, voelen zich
niet gehoord.
Ooit in de drukte van eigen zee was ik een lade in een groot
aquarium en bediende de toekomst met slingerende tentakels.
Nu ben ik hol hongerig en eet mezelf op.
De nacht is mooi, de dag stinkt naar onkruid. Zodra ik begin
te spreken ontstaat het mos. Bekrompen mos, aanhangsel
van eigen tijd, naamloze leegte.
En hoe noemen we de alledaagse tikken van de tijd?
Stekeldoornen van de lucht? Geen idee.
Wanneer mogen we eens weten hoe je met een magneet kan
lokken?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *