Gelaten

Schetsloper, 2012, schets

Winterse bui

Je moet niet vertellen in poëzie heb ik ooit ergens gelezen,
dus moet ik niet vertellen hoe vroeg ik in de morgen wakker
werd, hoe snel ik daarna op het bed ga zitten om te zien hoe
snel mijn ademhaling kalmeert. Het zou de lezer maar rare
gedachten geven. Misschien.
Poëzie moet een innerlijk spreken zijn, zei die dichter, geen
voorstelling. Voorstellingen zijn voor het volk. Hij zou dus ei-
genlijk alles moeten vertellen en alle verstikkende, mijn naar
adem snakkende gezicht laten zien.
Hij moest bekennen dat hij bang was voor zijn eigen afkeren-
de gezicht. Het verlamde hem. Als een dief in dag en nacht
liep hij met vertraagde bewegingen weg, dwars door de lagen
van troebele schuldgevoelens (die overigens nergens op sloe-
gen, zoals bekend).
Zou hij alleen maar gelaat zijn?
Een beeld over het ware zelf misschien?

Later sprak hij er nooit meer over. Hij was gewoon afwezig of
op zijn best in gedachten verzonken. Zijn eenzaamheid zette
zich tot aan de overkant voort. Dat had hij willen opschrijven.
Hij had een prachtig gedicht over de liefde kunnen kopiëren,
maar hij was te onverschillig, dus er gebeurde niets.
En toen viel het ijzige licht van de morgen.
De sneeuw deed de rest, alles vervaagde.
Rust.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *